Deze bijbelleesles gaat over Lukas 18:1-14 en hoort bij les T-A1 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Lukas 18:1-14
Context
De Heere Jezus is op weg naar Jeruzalem, op weg naar Golgotha. De gelijkenissen in Lukas 18 behoren tot het laatste onderwijs dat de Heere Jezus aan Zijn discipelen en aan de mensen die Hem volgden gegeven heeft. Dit onderwijs wijst niet alleen op het lijden en sterven van de Heere Jezus, maar staat ook in het kader van de wederkomst (zie Lukas 17:20-37).
Kerntekst
Lukas 18:7- Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen?
Doelstellingen
- De kinderen weten wat in deze gelijkenissen geleerd wordt over bidden
- Ze beseffen dat de Heere weet hóe ze bidden, of ze bidden met hun hart
- Ze geloven dat de Heere het gebed van Zijn kinderen hoort, en dat Hij genadig wil zijn op het gebed
Zingen
- Psalm 65:1,2; 70:3; 141:1,2; 143:1,11; 145:6
- Gezang 5:1,6,10; 9:1,4,7
- ZB - Bidt zonder ophouden / Zoals ik ben, kom ‘k onbereid / Heer’, ik kom tot U
Geloofsleer
- HC zondag 23 - Rechtvaardiging
- HC zondag 24 - Goede werken
- HC zondag 45 - Het gebed
- NBG art. 22 - Rechtvaardiging door het geloof
Introductie
Zorg voor een leeg bord of een groot leeg vel papier. Schrijf in het midden ‘Bidden is...’ en laat de kinderen deze zin aanvullen. Schrijf alles op het blad (of laat het opschrijven) zodat iedereen het kan lezen.
Beginzin
‘Bidden is...’ We hebben veel antwoorden gehoord net, maar wat staat er nu in de Bijbel? Wat zegt de Heere God nu over bidden? We gaan twee gelijkenissen lezen die over bidden gaan om samen dit antwoord te ontdekken.
Bijbelleesles
We willen dit gedeelte behandelen met een Bijbelleesles. Aan het eind zijn dan geen gespreksvragen opgenomen. Er is steeds een korte uitleg van de tekst, waaraan vragen zjin toegevoegd. Kopieer van tevoren dit Bijbelgedeelte (bijvoorbeeld via www.statenvertaling.info) en eventueel de in de exegese genoemde teksten en de Kanttekeningen. Voor het leesgemak van de kinderen is het aan te bevelen de tekst uit te vergroten op een A-4.
Vers 1
- Vooraf vertelt de Bijbel al wat deze gelijkenis betekent. Geef het eens in je eigen woorden weer.
- Wat zou ‘altijd bidden’ betekenen? Dat je altijd bezig moet zijn met bidden, of wat anders? Wat denk je?
- Hoe kunnen wij ‘vertragen’ in ons gebed? Vind jij het moeilijk om steeds weer te bidden? Leg eens uit?
Vers 2-4a
- Vertel eens aan elkaar wat er precies gebeurde met die vrouw bij de rechter.
- Wat wordt er gezegd over de rechter? Wat is dat, God vrezen? Doe jij dat?
Vers 4b-5
- Waarom luistert de rechter nu toch naar de weduwe?
- Is het een eerlijke reden van de rechter? Denkt hij aan de weduwe, of misschien meer aan zichzelf?
- Kun je een voorbeeld geven dat jij moest kiezen tussen jezelf en een ander? Is het moeilijk om niet aan jezelf te denken? Vraagt de Heere dat van ons? Denk eens aan de samenvatting van de wet die de Heere Jezus ons gegeven heeft.
Vers 6-8
- De Heere wordt vergeleken met deze rechter. Wat is de overeenkomst, en wat het verschil?
- De Heere zal recht doen, wat betekent dat? De Heere hoort en verhoort het gebed van Zijn kinderen. Geloof je dat? Merk je dat ook? Geef eens een voorbeeld.
- Wat kunnen we voor ons bidden leren van die weduwe?
- Jezus komt terug! Zal Hij ook geloof vinden op de aarde? Wat denk je? En, zal Hij ook bij ons geloof vinden? Wat heeft het ontvangen van geloof te maken met ons bidden? Lees ook Mattheüs 7:7.
Vers 9
- Aan wie vertelt de Heere Jezus deze gelijkenis? We kunnen hierbij aan de Farizeeën denken, maar zou deze gelijkenis ook ons iets te zeggen hebben? Waarom?
Vers 10-12
- Wat vertelt de Farizeeër allemaal in zijn gebed? Lijkt dit meer op bidden of op danken?
- Wat vergeet de Farizeeër in zijn gebed? Denk eens aan het Onze Vader, waar bid je dan allemaal voor?
- Zijn al die goede werken van de Farizeeër dan niet belangrijk? Wat hebben al deze goede daden te maken met het geloof? Lees vraag en antwoord 62 en 63 van de Heidelbergse Catechismus maar eens met elkaar.
Vers 13
- Wat weet je van het werk van een Farizeeër, en wat van een tollenaar?
- Geef de verschillen tussen het gebed van de Farizeeër en de tollenaar eens aan. Wat vraagt de tollenaar aan de Heere?
- Waarom is dit gebed ook belangrijk voor ons?
Vers 14
- Met welk gebed was de Heere blij? Hoe weet je dat de Heere het gebed van de tollenaar verhoord heeft? Kon het gebed van de Farizeeër wel verhoord worden?
- Rechtvaardig, wat betekent dat? Lees het hele vers nog eens door; wat heeft rechtvaardig met verhoogd en
vernederd te maken? - Als je door de Heere verhoogd wordt, heb je dat dan zelf verdiend? Hoe wil de Heere dat geven? Wat heeft het kruis op Golgotha hiermee te maken?
Vragen
Kijk met elkaar nog eens naar de antwoorden die opgeschreven zijn bij ‘Bidden is...’. Zouden we nu nog andere
antwoorden kunnen geven op deze vraag? Zijn we het nog eens met alles wat opgeschreven is?
Klopt dit: In de eerste gelijkenis hoor je wanneer je moet bidden en in de tweede hoe je moet bidden. Leg maar uit.