Deze bijbelleesles gaat over Handelingen 14 en hoort bij les A1.49 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 14
Context
De eerste zendingsreis van Paulus. Er is veel tegenwerking en verzet. De tegenstand weerhoudt Paulus en Barnabas er niet van om vrijmoedig het Evangelie te verkondigen. De Heere bewijst de waarheid van het Evangelie. De kerk groeit.
Kerntekst
Handelingen 14:22: “Dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk van God.”
Doelstellingen
- De kinderen horen dat Paulus Gods Woord verkondigt en daar zijn leven voor over heeft.
- Ze worden gewezen op de herhaalde tegenstand tegen het Evangelie en gewezen op het maken van de goede keuze.
- Ze horen van het einde van de eerst zendingsreis.
Zingen
- Psalm 81:10; 146:3; 147:10
- ZB - De kerk van alle tijden
- ZB - Samen in de Naam van Jezus
- ZB - U bent mijn schuilplaats Heer’
Geloofsleer
- HC vraag 26 - Geloven in de levende God
- HC vraag 84 - Het geloof
- HC vraag 94 - Het eerste gebod
- NGB art. 2 - De openbaring van God in de natuur
- DL 5, 14 - Vermaning
Bijbelleesles
We willen dit gedeelte behandelen met een Bijbelleesles, korte vragen die over de Bijbeltekst gaan. Steeds wordt gezocht naar een combinatie van vragen over de tekst én vragen die de toepassing naar het eigen leven maken. Aan het eind zijn dan geen gespreksvragen opgenomen. Kopieer van tevoren dit Bijbelgedeelte, de vragen en eventueel de in de exegese genoemde teksten. Voor het leesgemak van de kinderen is het aan te bevelen de tekst uit te vergroten op een A-4.
We volgen in deze Bijbelleesles Paulus op zijn zendingsreis. Zorg voor een kaart zodat je kunt zien waar de plaatsen liggen die Paulus bezoekt.
Vers 1
- Paulus probeert in een nieuwe stad altijd eerst de synagoge te bezoeken. Waarom zou hij dat doen?
- Wat voor moois lees je in dit vers?
Vers 2
- Er zijn ook Joden die niet willen geloven. Wat doen zij?
- Eigenlijk is hier iemand anders aan het werk. Iemand die altijd het werk van de Heere kapot wil maken. Wie is dat?
Vers 3
- Het werk van de Heere gaat door. Wat lees je daarvan in dit vers?
Vers 4-7
- Vertel wat er in deze verzen gebeurt.
- Hoe zouden Paulus en Barnabas zich voelen toen ze moesten vluchten?
Je kunt er ook voor kiezen om ter afwisseling de geschiedenis in Lystre (vers 8-19) te vertellen. Sla dan de vragen die over deze verzen gaan over.
Vers 8-10
- Welk wonder gebeurt er?
- Hoe kan het dat Paulus dit kan doen?
Vers 11-13
- Hoe reageert het volk?
- Jupiter en Mercurius zijn Romeinse afgoden. Wat is een afgod? Waarom denken de mensen dat Paulus en Barnabas deze afgoden zijn? Hebben wij ook nog afgoden?
Vers 14-17
- Als Paulus en Barnabas merken dat de mensen aan hén willen offeren, reageren ze fel. Wat doen ze? En wat zeggen ze?
- Wat vertelt Paulus over de Heere God?
- Stel je eens voor: jij wordt net zo geëerd als Paulus en Barnabas. Wat zou je ervan vinden?
Vers 18-19
- Het lukt: de offers worden niet gebracht. Er gebeurt wel iets anders…. Wat?
- Paulus krijgt te maken met tegenstand, en dat terwijl hij het Evangelie brengt! Begrijp jij dat? Is er in jouw leven ook weleens tegenstand omdat je gelooft in het Woord van God?
Vers 20-23
- Gelukkig mag Paulus weer verder gaan met zijn werk. Waar gaan ze naar toe?
- Wat doen ze in die steden?
- Wat leren ze de christenen? Is dat ook een les voor jou en mij? Vertel eens wat we ervan kunnen leren.
- Er worden ouderlingen aangesteld. Wat is in onze gemeente de taak van de ouderlingen? Hoe zie jij de ouderlingen (en diakenen)?
Vers 24-28
- Stel je voor dat je erbij was toen Paulus vertelde wat er allemaal gebeurd was. Wat zou je gedacht, gevoeld hebben? Waar zou je de Heere voor willen danken?