Deze bijbelleesles gaat over Genesis 2:8-10 en 2:15-17 en 3 en hoort bij les B1.2 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Genesis 2:8-10 en 2:15-17 en 3
Context
De wereld bestaat nog maar net. Prachtig mooi heeft de Schepper de aarde geschapen. Er was niets en nu is het een ware lusthof geworden. Zie het was zeer goed! Als kroon op de schepping is tot slot ook de mens geschapen. Hij mag wonen en werken in de hof van Eden, het paradijs. Ten volle mogen Adam en zijn vrouw genieten van de schepping, uitgezonderd de boom der kennis des goeds en des kwaads. Ze kennen geen verdriet, geen moeiten, geen pijn, geen ziekte. Alles volmaakt. Totdat…
Kerntekst
Genesis 3:15 - En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.
Doelstellingen
- De kinderen leren hoe de zonde in deze wereld gekomen is, maar ook hoe God in Zijn zondaarsliefde de mens niet voorgoed verstoten heeft.
- Ze beseffen dat ieder mens, tot de kleinste baby toe, deelt in de zonde van Adam en Eva.
Zingen
- Psalm 13:5; 51:3; 103:2,5,6,7; GdH:7
- UAM - Heer’ Gij hebt dit aardse leven
- UMK - De eerste mensen
Geloofsleer
- HC zondag 3 - De schepping van de mens en de zondeval.
- NGB art. 14 - De schepping en de val van de mens
- NGB art. 15 - De erfzonde.
- NGB art. 17 - De belofte van de komst van de Zoon.
Introductie
Je moeder heeft gezegd dat je niet het tuinhekje open mag maken. Maar ineens hoor je de bel van de ijscoman. Even aarzel je, mama heeft immers gezegd dat het hekje niet open mag. Doen? Niet doen? Dan doe je de poort open en loopt weg. Als je een poosje later thuiskomt, is mama boos. Jouw zusje was weg en je moeder moest haar gaan zoeken. Wat zeg je als mama vraagt of je het tuinhekje open hebt laten staan? Wat vind je ervan als je straf krijgt?
Bijbelleesles
We willen dit gedeelte behandelen met een Bijbelleesles, korte vragen die over de Bijbeltekst gaan. Steeds wordt gezocht naar een combinatie van vragen over de tekst én vragen die de toepassing naar het eigen leven maken. Aan het eind zijn dan geen gespreksvragen opgenomen. Kopieer van tevoren dit Bijbelgedeelte (bijvoorbeeld via www.statenvertaling.info), de vragen en eventueel de in de exegese genoemde teksten. Voor het leesgemak van de kinderen is het aan te bevelen de tekst uit te vergroten op een A-4.
Genesis 2: 8-10, 15-17
Vers 8-10
- Wat heeft de Heere gemaakt?
- Hoe zou de Hof eruit gezien hebben?
Vers 15
- Welke taak krijgt Adam van de Heere?
- Is dat een zware taak? Wat zou Adam voor werk moeten doen?
- Wat zou jij ervan vinden om in die hof te mogen wonen en werken?
Vers 16-17
- Wat krijgt Adam van de Heere?
- Van welke boom mag Adam niet eten? Wat zal er gebeuren als hij dit wel doet?
- Zou jij het moeilijk vinden om niet van die boom te eten?
Genesis 3
Vers 1
- Weet de slang niet dat Eva wel van alle bomen mag eten? Waarom vraagt de slang het dan?
Vers 2-3
- Hoe voelt Eva zich? Waarom wil ze de slang geruststellen?
- Hoe vind je het dat ze van één boom niet mogen eten?
Vers 4-5
- Wat zegt de slang?
- Wat betekent het dat Adam en Eva het goed en het kwaad kennen?
Vers 6
- Wat ziet Eva? Welke dingen zijn er mooi aan de boom?
- Wat doet ze als ze gegeten heeft? Waarom zou ze Adam ook laten zondigen?
- Hoe begint de zonde?
- Wat kun je doen om niet te zondigen?
Vers 7
- Hoe voelen Adam en Eva zich? Wat gaan ze dan doen?
Vers 8
- Wat horen Adam en Eva? Wat doen ze dan?
- Wat doe jij: verberg je je voor de Heere of zoek je Hem op? Hoe dan?
Vers 9-13
- De Heere roept Adam. Wat zou Adam het beste kunnen doen?
- Wat zou jij doen als de Heere jou roept?
- Wat doet Adam? En wat zegt Eva tegen de Heere? Zijn ze eerlijk?
Vers 14-15
- Welke straf krijgt de slang?
- Geeft de Heere alleen maar straf aan de mensen? Wat belooft Hij?
- Wie is de kop van de slang? Wie zal de kop van de slang vermorzelen?
- Wat betekent het dat het zaad van de slang de hiel zal vermorzelen van het zaad van de mens?
- Wat is pleiten op een belofte? Op welke belofte mag jij pleiten?
Vers 16-21
- Welke straffen krijgen Adam en Eva?
- De mensen zouden sterven. Gebeurde dit nu wel of niet? Leg eens uit?
Vers 22-24
- Mogen de mensen in de Hof blijven wonen?
- Wat doet de Heere om ervoor te zorgen dat ze niet terug kunnen?
- Wanneer zullen de mensen weer in het Paradijs kunnen wonen?