Deze exegese gaat over 1 Koningen 5:1 tot 8:13 en hoort bij les C3.44 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: 1 Koningen 5:1 tot 8:13
Toelichting
Deze exegese geeft, uitgezonderd het binnenste heiligdom, geen aandacht aan de beschrijving van het tempelgebouw en alle voorwerpen. Afbeeldingen, o.a. in de ‘Bijbel met uitleg’ spreken meer dan vele woorden. De focus ligt op de beschrijving van de manier waarop de tempel wordt gebouwd.
1 Koningen 5:1-18: Voorbereidingen voor de tempelbouw
Vers 1-12
Tyrus is een bekende handelsstad aan de kust van de Middellandse Zee. Noordelijk van Israël. Hiram, de koning was bevriend met David. Nu Salomo op de troon zit wil hij de goede betrekkingen voortzetten. Daarom laat hij zijn felicitaties overbrengen. Vervolgens wordt er een handelsverdrag gesloten. Hiram levert hout en steen, Salomo tarwe en olie. Het gaat om kwaliteitsproducten. Salomo heeft het beste van het beste nodig voor de bouw van de tempel. Het gaat immers om de eer van de HEERE (2 Kronieken 2:4-5). Hij levert in ruil daarvoor ook de beste (gestoten) olie. De goede betrekkingen worden bezegeld met een verbond.
Vers 13-16
Deze verzen gaan over de herendiensten en het slavenwerk. Israëlieten worden opgeroepen om bij toerbeurt de Sidoniërs (Tyrus en Sidon hoorden bij elkaar) met de houtkap te helpen. De lastdragers (70.000 man) en steenhouwers (80.000 man) met hun opzichters waren geen Israëlieten, maar vreemdelingen (2 Kronieken 2:17). Het zijn de nakomelingen van de inwoners van Kanaän die bij de inname niet verdreven zijn. Deze grote aantallen waren ook wel nodig om de grote zware stenen te verslepen.
Vers 17-18
Voor het uithouwen en vervolgens bewerken van de stenen was vakkennis vereist. Hetzelfde gold voor de houtbewerking. Het waren dan ook erg kostbare producten. 1 Koningen 6:7 vermeldt nog dat elke steen op maat werd aangevoerd. Zo bleef het op de plaats waar de tempel verrees relatief rustig. De bouw van de tempel vond op waardige wijze plaats.
1 Koningen 6:1-14: De bouw van de tempel
Vers 1
De bouw van de tempel wordt in zeven jaar voltooid. Nadrukkelijk wordt ook de tijdsbepaling na de uittocht uit Egypte gegeven. De ark zal na 480 jaar rondzwerven eindelijk een plaats van rust krijgen. Zoals God aan Mozes heeft laten zien hoe de tabernakel er uit moest komen te zien, zo heeft God aan David het ontwerp voor de tempel getoond. David heeft dit op zijn beurt weer aan Salomo doorgegeven (1 Kronieken 28:19).
Vers 2-10: Een beschrijving van het tempelgebouw.
Vers 11-13
Op het moment dat het ‘grove’ werk klaar is en aan de aftimmering en verfraaiing kan worden begonnen, komt er een Godswoord tot Salomo. De HEERE acht dit het juiste moment om te onderstrepen dat voor Hem niet de binnenkant van de tempel het belangrijkste is, maar de binnenkant van de mens. Het hart van een mens moet oprecht zijn voor God. Hier spreekt de HEERE specifiek tot Salomo, maar het is een eis voor iedereen.
1 Koningen 6:15-38: De afwerking van de tempel
Vers 15-18
Een beschrijving van de aftimmering met houtsnijwerk.
Vers 19-30
Het binnenste heiligdom, het ‘heilige der heiligen’, wordt volledig met bladgoud afgewerkt. Het is een kubusvormig vertrek. De kubus werd als volmaakte vorm beschouwd. Twee reusachtige cherubs, gevleugelde wezens, bewaken de plaats waar straks de ark van God wordt neergezet. Naast elkaar, met de vleugels uitgespreid, wachten ze als het ware iedereen op die het binnenste heiligdom betreedt. Niets onheiligs kan voor God naderen.
1 Koningen 7:1-12: De bouw van Salomo’s paleis
Vers 1-12
Midden in de beschrijving van de bouw van de tempel volgt opeens de beschrijving van de bouw van Salomo’s paleis. Uit 1 Koningen 9:10 blijkt echter dat Salomo zijn eigen paleis na het gereedkomen van de tempel is gaan bouwen. De auteur wil duidelijk maken dat voor Salomo, gelet op zijn hele regeringsperiode, zijn eigen huis belangrijker werd dan de dienst aan de HEERE. In zijn latere leven week Salomo immers steeds verder af van Gods geboden. Dat Salomo over de bouw van zijn huis bijna twee keer zo lang deed als over de bouw van de tempel, is wat dat betreft ook veelzeggend.
1 Koningen 7:13-51: De inrichting van de tempel
Vers 13-14
Het vervaardigen van de spullen voor de inrichting van de tempel is niet na, maar gelijktijdig met de bouw van de tempel uitgevoerd. Uit 2 Kronieken 2:7 blijkt dat Salomo al bij de eerste contacten met koning Hiram om een vakkundige man heeft gevraagd voor allerlei kunstig werk. Hiram stuurt dan Huram Abi (in 1 Koningen Hiram genoemd), een Jood met een Tyrische vader. Hij is (edel)metaalbewerker, houtsnijder en wever (2 Kronieken 2:13-14). Wat hij maakt wordt in het vervolg beschreven. In vers 15-45 worden de koperen voorwerpen beschreven en in vers 48-50 de gouden voorwerpen.
Vers 46-47
Het kopergietwerk wordt in mallen van klei gedaan. Zoals bij ons nog kerkklokken gegoten worden. Ook dit werk wordt niet op de bouwplaats zelf, maar in de Jordaanvallei uitgevoerd.
1 Koningen 8:1-13: De inwijding van de tempel
Vers 1-9
Hoofdstuk 6 vermeldt dat de bouwwerkzaamheden in de achtste maand afgerond zijn. Elf maanden later wordt de tempel in gebruik genomen. In de tussenliggende tijd zijn o.a. de schatkamers ingericht (1 Koningen 7:51). Het tijdstip voor de inwijding is zo gekozen dat het samenvalt met het Loofhuttenfeest. Op dat feest werd aan de uittocht en woestijnreis teruggedacht. Aan de ‘woestijnreis’ van de ark is een einde gekomen, nu de ark in het binnenste heiligdom wordt geplaatst. (Zie bij 1 Koningen 6:36-37).
Vers 10-13
Net zoals na het gereedkomen van de tabernakel God in de wolkkolom neerdaalde, daalt God nu naar de tempel af in een wolk. Het wijst erop dat God in het midden van Zijn volk tot in eeuwigheid wil wonen in het huis dat voor Hem gebouwd is. Tegelijk wijst de wolk ook op Gods verborgenheid. Een mens kan niet zonder verzoening tot God naderen. De wolk wijst zo tegelijkertijd op Gods nabijheid en op de afstand die er is tussen God en de mens.