Deze exegese gaat over 1 Samuël 1 en hoort bij les C3.11 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: 1 Samuël 1
Vers 1-3
Ramathaïm Zofim wordt ook Rama (vers 19) of Arimathea (Mattheüs 27:57) genoemd. Waar het precies lag, weten we niet zeker, omdat er meer Rama’s zijn geweest. ‘Efrathiet’ betekent hier: geboren in het stamgebied van Efraïm. Dat Hanna geen kinderen had, betekende een groot verdriet. Kinderen worden in de Bijbel als een zegen en gave van de HEERE beschouwd (zie ook Psalm 127:3). In de tijd van de Bijbel waren kinderen belangrijk omdat ze ervoor zorgden dat de familie niet uitstierf. Daarnaast zorgden ze voor hun ouders wanneer die op hoge leeftijd gekomen waren. Bovendien betekende een kind ook de mogelijkheid dat uit jouw geslacht de Messias geboren zou worden! Waarschijnlijk nam Elkana Peninna als bijvrouw, toen bleek dat Hanna geen kinderen kreeg. Het huwelijk met meer dan één vrouw wordt hier niet expliciet afgekeurd, maar het komt de verhouding in het gezin in ieder geval niet ten goede. Uit de Hebreeuwse tekst van vers 3 wordt niet helemaal duidelijk, of Elkana één keer per jaar naar Silo ging of drie keer (ter gelegenheid van de drie grote feesten: Pascha, wekenfeest, loofhuttenfeest). In ‘Silo’ stond de tabernakel, die waarschijnlijk omringd was door een stenen muur.
Vers 4-8
Elkana brengt een dankoffer, ook wel slachtoffer genoemd. Dit offer was een teken van dankbaarheid aan en het loven van God én van vrede en gemeenschap. Bij dit offer hoort een offermaaltijd, waaraan de offeraar en zijn familie deelnemen. Hanna krijgt een aanzienlijk deel, dat betekent: een extra goed of een extra groot stuk vlees. Peninna (tegenpartijdige = vijandin), tergt of sart Hanna met het feit dat zij geen kinderen heeft. Ze doet dit tijdens een offermaaltijd die het teken is van vrede en gemeenschap! Daarin ligt een ernstige waarschuwing voor ons: we kunnen blijkbaar druk bezig zijn met het dienen van God en intussen onze naaste tergen. Dat is een gruwel voor de HEERE. De Heere Jezus leert ons later: ‘Ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dán en offer uw gave.’ (Mattheüs 5:24). Elkana begrijpt dat Hanna’s verdriet verband houdt met haar kinderloosheid. Anderzijds is zijn troost gebrekkig: hij geeft Hanna niet echt ruimte voor haar verdriet. De oorzaak van haar verdriet kan hij al helemaal niet wegnemen. Het is goed als we anderen troosten, maar vooral is het belangrijk om te wijzen op de troost die bij de HEERE te vinden is.
Vers 9-11
Let op het moment waarop Hanna opstaat: ze wacht tot de offermaaltijd voorbij is. In tegenstelling tot Peninna die de offermaaltijd ontheiligt (vers 7), toont Hanna eerbied voor de instellingen van God. Hanna brengt haar verdriet in het gebed bij de HEERE. Dat is een les voor ons. Waar anderen in onze omgeving ons niet kunnen troosten (Elkana) of het ons juist extra moeilijk maken (Peninna), mogen we ons verdriet bij de HEERE brengen.
Hanna belooft een gelofte. Dat betekent: je vraagt iets aan de HEERE en belooft van tevoren, dat als Hij het zal geven, jij iets teruggeeft. Ook vandaag mogen we geloften doen aan de HEERE, maar nooit onbedachtzaam. We moeten altijd van tevoren bedenken of we de gelofte wel kunnen betalen, en als we iets beloofd hebben, moeten we het ook doen.
Zijn haren zullen niet geknipt of geschoren worden, als teken van zijn toewijding aan God (Numeri 6:5). Hanna spreekt God aan als ‘HEERE der heirscharen’. Deze uitdrukking wordt in vers 3 voor het eerst in het Oude Testament gebruikt. Het betekent: HEERE van de legers. Met die legers kunnen (a) Israëls legers; (b) de sterren of (c) de engelen bedoeld zijn. In elk geval wordt met deze woorden gezegd dat de HEERE de machtige God is. Zó roept Hanna – die zichzelf drie keer ‘Uw dienstmaagd’ noemt – Hem aan en zo mogen wij Hem ook aanroepen.
Vers 12-19a
Eli denkt dat Hanna dronken is; het gebeurde wel dat mensen in Silo teveel wijn dronken tijdens offermaaltijden. ‘Dochter Belials’ betekent: nietswaardige of goddeloze vrouw. Waarschijnlijk hebben Elkana en Hanna de volgende morgen óók Hanna’s nood en Eli’s woorden voor het aangezicht van de HEERE gebracht (vers 19).
Vers 19b-20
De HEERE gedacht aan haar: dit is letterlijk verhoring van Hanna’s gebed (zie vers 11). De HEERE hoort het gebed en Hij houdt Zijn Woord. De naam Samuël is vanuit het Hebreeuws niet makkelijk te vertalen, maar duidelijk blijkt dat Hanna erin gehoord heeft: ‘van de HEERE gebeden.’
Vers 21-28
Als Elkana de eerste keer na Samuëls geboorte weer naar de tempel gaat, brengt hij niet alleen zijn jaarlijks offer, maar ook zijn gelofte, dat is het gelofteoffer, dat hij in verband met Samuëls geboorte brengt. Hanna gaat niet mee; vrouwen waren niet verplicht om op de grote feesten naar de tabernakel te gaan (Exodus 23:17). Zij zal weer meegaan als het kind helemaal van de borstvoeding af is. Dat gebeurde in de Bijbelse tijd tussen het derde en vijfde levensjaar.
Na deze periode van drie tot vijf jaar brengt Hanna haar zoontje naar Silo. Ook brengt ze een offer en een gave voor de priester mee. Met een efa wordt 36,5 liter bedoeld.
In Hanna’s woorden valt op dat de naam van de HEERE vier keer genoemd wordt. Niet zijzelf of Samuël, maar de HEERE staat centraal. Wie met ‘hij’ in ‘hij bad aldaar den HEERE aan’ bedoeld wordt, is niet duidelijk. Eli of Samuël (of Elkana)? In elk geval wordt na het getuigenis van Hanna de HEERE aangebeden.
De HEERE zegende Hanna later met meer kinderen (1 Samuël 2:21).