Deze exegese gaat over 2 Samuël 18 tot 19:8 en hoort bij les A2.56 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: 2 Samuël 17 | 2 Samuël 18 tot 19:8
Vers 25-26
Als Absalom het leger uit heel Israël verzameld heeft (2 Samuel 17:11), jaagt hij zijn vader achterna. Evenals zijn vader een dag of wat eerder, trekt hij over de Jordaan. Ergens in Gilead, het stamgebied van Gad en Manasse, aan de oostzijde van de Jordaan, slaat het leger het kamp op.
2 Samuël 18:1-18
Vers 1-2b
David zit met zijn soldaten in de stad Mahanaïm in Gilead. Daar (re)organiseert hij snel zijn leger. Vele duizenden mannen zijn David trouw gebleven. Zij hebben hem vanuit Jeruzalem gevolgd, of hebben zich tijdens Davids vlucht bij hem aangesloten. De broers Joab en Abisaï krijgen, samen met Ithai, elk het bevel over een derde deel van het leger.
Vers 2c-5
David wil mee optrekken met het leger, maar dit wordt hem afgeraden door zijn soldaten. Absalom is er immers op uit om David te doden, daarom kan hij het beste zich schuil houden in de stad. David stemt toe, maar geeft wel uitdrukkelijk het bevel dat Absalom niet mag worden gedood. Dit bevel is wel begrijpelijk, maar niet goed. De strijd gaat immers om meer dan de vader-zoon relatie. Het gaat om het voortbestaan van Israël als natie met het theocratische koningschap. Dat wil zeggen: het gaat om de vraag wie door de HEERE is aangesteld als Zijn gezalfde. Die gezalfde is David. Absalom komt immers tegen hem in opstand. Bovendien heeft de HEERE zelf ook al gezegd dat hij kwaad zou gaan brengen over Absalom (2 Samuël 14:14).
Vers 6-8
De legerafdelingen van David trekken ten strijde. Het komt tot een treffen bij Efraïms woud. De oorsprong van deze naam is onbekend. Hij wijst er in ieder geval niet op dat de strijd in het stamgebied van Efraïm plaatsvond, want dat lag juist aan de westzijde van de Jordaan. Over het verloop van de strijd wordt niet veel verteld. Als strateeg is David in ieder geval de meerdere van Absalom. Ook is Absalom niet met de natuurlijke omgeving bekend. Zo raakt het leger van Absalom al gauw in verwarring en slaat op de vlucht.
Vers 9
Ook Absalom vlucht. Tijdens zijn vlucht raakt hij echter met zijn haren verstrikt in een boom. (Absalom was ook bekend vanwege zijn prachtige haardos. 2 Samuël 14:26) Zijn muildier loopt door en zo komt Absalom hulpeloos tussen hemel en aarde te hangen.
Vers 10-16
Absalom wordt door en soldaat aangetroffen. Die gaat het vervolgens aan Joab vertellen. Terwijl deze soldaat het bevel van de koning in acht nam, doet Joab dat opzettelijk niet. Hij is er van overtuigd dat hij op dit punt de dingen scherper ziet dan David. Die wil zijn zoon alleen maar sparen, maar dat brengt alleen maar meer ellende. Daarom gaat Joab naar Absalom toe en steekt drie pijlen in zijn hart. Absalom is nu stervende en Joabs wapendragers handelen de zaak verder af. Zij maken Absalom los uit de takken, verminken en doden hem. Dan blaast Joab op de bazuin ten teken dat de strijd voorbij is.
Vers 17-18
Het lichaam van Absalom wordt in een kuil geworpen en afgedekt met een grote hoop stenen. Deze steenhoop dient als een gedenkteken aan de dwaasheid van Absaloms opstand tegen het wettige gezag. Absalom had tijdens zijn leven ook al een gedenkteken opgericht. Een pilaar om niet vergeten te worden. Dit monument ter ere van hem kan echter niet voorkomen dat Absalom zal worden herinnerd als de weerspannige zoon (Deuteronomium 21:19-21), die een vervloekte (Deuteronomium 21:22-23) dood stierf.
Vers 19-32
David zit in de poort van de stad Mahanaïm en wacht in spanning op berichten over het verloop van de strijd. Ahimaäz, de zoon van de priester Zadok, komt als eerste aan. Hij heeft niet de kortste, maar wel de makkelijkste weg gekozen. Daardoor heeft hij de andere boodschapper, een verder niet bij name genoemde Cusjiet, ingehaald. Eerst had Joab Ahimaäz niet willen laten gaan, omdat hij bekend staat als een boodschapper van goede tijding. Joab schat terecht in dat de koning vooral op nieuws over zijn zoon zit te wachten en dat is geen goed bericht. Ahimaäz beperkt zijn boodschap echter tot het goede nieuws: de overwinning is behaald! Over het lot van Absalom wil of weet hij niets te vertellen. Dan komt de Cusjiet binnen. Hij vertelt hetzelfde als Ahimaäz, maar vult het op verzoek van David aan. Hoewel hij zijn woorden heel tactisch kiest, is de boodschap toch helder: Absalom is dood.
Vers 33
Een siddering trekt door de koning heen als hij het bericht hoort. Hij vlucht naar een bovenvertrek van de stadspoort. Daar stort hij zijn bittere klacht uit. Bitter, want David weet dat Absalom in zijn zonde gestorven is.
2 Samuël 19
Vers 2-4
Het volk durft vanwege het verdriet van David niet meer blij te zijn met de overwinning en stilletjes gaan ze naar huis.
Vers 1, 5-7
Davids liefde voor zijn zoon Absalom verblindt hem om de dingen die gebeurd zijn in een ander perspectief te zien. Namelijk dat Absalom Israël naar de rand van de afgrond heeft geleid. Een burgeroorlog ontketend heeft. Ook het geestelijke perspectief ontbreekt bij David, namelijk dat de opstand van Absalom niets minder was dan verzet tegen de HEERE en Zijn plannen met de gezalfde koning. Joab ergert zich aan Davids houding. Hij moet wakker worden geschud uit de wereld van rouw waarin David zich laat gaan. Kortaf en direct vertelt Joab hoe hij erover denkt. Dat het volk een dankbare koning mag verwachten in plaats van een rouwende. Zo verspilt David al zijn gezag! De toon van Joab is te hard en invoelingsvermogen lijkt geheel te ontbreken, toch zijn de verwijten die hij maakt wel terecht.
Vers 8
Met een schok wordt koning David weer bewust van de werkelijkheid. Hij beseft dat het volk inderdaad zijn dank heeft verdiend. Hij zet zich daarom in de poort en daar spreekt hij zijn trouwe manschappen toe.