Deze exegese gaat over Exodus 2:11-15 en Exodus 3 en hoort bij les A2.2 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Exodus 2:11-15 en Exodus 3
Intro
Om deze geschiedenis goed te begrijpen, zijn een paar Bijbelgedeelten uit het Nieuwe Testament onmisbaar. Daar wordt ons helder geopenbaard waarom en met welke instelling Mozes hier doet wat hij doet. Lees daarom bij dit gedeelte Handelingen 7:23–34 en Hebreeën 11:24–26. Lees deze vooral bij dit gedeelte.
Exodus 2
Vers 11a – 12
‘Groot worden’ betekent meer dan volwassen worden. Het gaat om ontwikkeling in wijsheid en aanzien. Mozes was een man van aanzien en invloed geworden. En toch had hij geen vrede met zijn leven in de luxe van het paleisleven. Hij kiest er toch voor om liever bij het volk Israël gerekend te worden. Dat merk je doordat hij zijn broeders opzoekt om ‘hun lasten te bezien’ (de Israëlieten werkten als slaven voor de Farao). Ten diepste gaat het hier om de keus om bij Christus en Zijn volk te horen.
Tijdens het bezoek wordt Mozes heel concreet geconfronteerd met het lijden van zijn broeders doordat hij meemaakt dat een Egyptenaar (waarschijnlijk een opzichter) een Israëliet (waarschijnlijk een slaaf) aftuigt. Mozes ziet dat er geen mogelijke getuigen in de buurt zijn, grijpt zijn kans en slaat de Egyptenaar dood en begraaft hem. Volgens Handelingen 7 wilde hij met deze daad het volk Israël laten weten dat hij hen verlossen wilde.
Vers 13 – 15
De volgende dag is Mozes getuige van een conflict tussen twee Israëlieten. Deze keer stelt hij zich op als rechter. Meteen komt echter aan het licht dat het volk Israël helemaal niet zit te wachten op deze man die zichzelf als ‘overste en rechter’ opstelt. Mozes wordt afgewezen, zijn ‘reputatie’ wordt bekend bij de Farao en Mozes moet vluchten naar Midian.
Mozes én wij moeten leren wachten op Gods tijd. Om God te dienen, moeten we leren naar Hem te luisteren, Zijn weg ontdekken en dan voorbereid, toegerust én geroepen worden. Zonder die dingen hoeven we niet te rekenen op de zegen van de HEERE.
Exodus 3
Vers 1 – 6
Veertig jaar later komen we Mozes weer tegen. Inmiddels is hij getrouwd, vader van twee zonen en van beroep schaapherder.
Met zijn kudde is hij terecht gekomen bij de Sinaï. Daar gebeurt iets wonderlijks. De ‘Engel des HEEREN’ verschijnt hier aan Mozes. Deze Engel is de meest persoonlijke manier waarop God zich in de tijd van het Oude Testament bekend maakt. Deze Engel verschijnt als een vlam in een ‘braambos’. Daarbij moet je denken aan een droge doornstruik uit de woestijn. Als daar normaal gesproken een vlammetje in brandt, is zo’n struik binnen een paar seconden verteerd. Deze struik niet!
De HEERE beeldt hier uit dat Hij, de Heilige (vlam) in het midden van Zijn onheilige volk (struik) wil wonen (vergelijk Maleachi 3:6). (Zie hierbij het logo van de christelijke gereformeerde kerken met daarin de woorden ‘nec tamen consumebatur’ = Latijn voor ‘en toch niet verteerd’)
Het uittrekken van sandalen was een gebruikelijke handeling voor priesters wanneer ze een tempel binnengingen. Daarmee werd voorkomen dat stof en vuil binnenkwamen. Ook Mozes’ ‘vrees’ is kenmerkend bij de ontmoeting van een zondig mens met de heilige God. De heiligheid zit niet in de dingen of voorwerpen op zich, maar alles wordt geheiligd door de aanwezigheid van de Heilige!
God openbaart zich als ‘de God van uw vaders’. Het is een en dezelfde die Abraham riep uit Ur en tegen Jakob zei dat hij naar Egypte mocht gaan én dat Hij zijn nakomelingen er vandaan zou halen (Genesis 46).
Vers 7 – 10
Het ‘zien’ van God in deze verzen zou je misschien nog wel het beste kunnen vertalen met ‘het is doorgedrongen’. De HEERE neemt het lot van Zijn volk ter harte en gaat ze bevrijden. Mozes mag horen dat God Zijn beloften aan Abraham niet vergeten is. Van de ellende en het lijden in Egypte zal Hij ze brengen in een land waar overvloed en voorspoed hun deel zullen zijn. De HEERE gaat Mozes inzetten om die beloften tot vervulling te brengen.
Vers 11 – 15
Mozes reageert afwerend. Die houding is wel begrijpelijk, maar niet goed. Begrijpelijk: God dienen vraagt je hele leven. Het vraagt gehoorzaamheid. Dát vraagt kennis over wie God is. Want alleen wie God werkelijk vertrouwt, is ook bereid Hem te volgen waar Hij roept. Een afwerende houding is daarom niet goed omdat het gebrek aan vertrouwen toont. Omdat je òf God nog niet genoeg kent òf liever zelf de baas blijft. Of misschien wel allebei.
Mozes’ eerste reactie is: ‘wie ben ik om dit te gaan doen’? Daar tegenover zegt de HEERE: ‘Ik zal voorzeker met U zijn’. Met andere woorden: Het gaat niet om jouw kracht of inzicht; Ik zal het doen!
Vervolgens vraagt Mozes naar de naam van God. Een naam zei in het Oude Oosten iets over wie je bent. Maar Mozes kende de HEERE wel als de God van Abraham, Izak en Jakob? Ja, maar zoals later in Exodus gezegd wordt, was Hij aan deze aartsvaders niet bekend met Zijn Naam ‘HEERE’ (Exodus 6:2). Die Naam maakt Hij hier aan Mozes bekend. Deze naam wordt in de Statenvertaling aangegeven met HEERE (Jahweh, in het Hebreeuws: hoewel gelovige Joden deze Naam niet uitspreken). Dat betekent: ‘Ik zal zijn die Ik zijn zal’ of ‘Ik ben die Ik ben’ of ‘Ik zal zijn die Ik was’. Dat wil zeggen: Hij is degene die ‘…eeuwig in wezen is, getrouw in Zijn beloften, en alvermogend in derzelver uitvoering’ (Kanttekeningen). Gods Naam maakt dus bekend wie Hij is en is daarmee tegelijk een belofte wie Hij voor Zijn volk is!
Vers 16 – 22
Mozes krijgt opdracht om in Egypte eerst naar de Israëlieten te gaan en hun duidelijk maken dat hij door de HEERE gezonden is. Vervolgens moet hij met de oudsten – dat zijn de leiders van de families – naar de Farao. Deze leiders vormen een soort schakel. Als zij Mozes vertrouwen, zal het volk dat ook doen. Maar daar boven uit is het God die werkt. Hij belooft Mozes dat de oudsten naar hem zullen luisteren.
De vraag aan de Farao is om Israël drie dagen ‘vrij’ te geven voor een feest. Denk daarbij aan een dag reizen, een dag om te offeren, en een dag terug. Waarschijnlijk was deze reis naar de Sinaï en terug.
Meest wonderlijke is misschien nog wel dat Mozes als het ware alles al vooruit te zien krijgt. Het doel van dit hele overzicht vooraf is ten diepste om nu aan Mozes en straks aan heel Israël duidelijk te maken dat de bevrijding van Israël van het begin tot het eind enkel en alleen te danken is aan het ingrijpen van de HEERE.