Deze exegese gaat over Handelingen 12:1-19 en hoort bij les B2.44 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 12:1-19
Vers 1
‘Omtrent dezelfde tijd’, dus ongeveer tegelijk met de profetie van A’gabus en de uitbreiding van het evangelie naar Antiochië. Terwijl de handen van Bárnabas en Saulus in het voorgaande vers tot zegen worden gebruikt, doet Herodes heel andere dingen met zijn handen. Deze Herodes is Herodes Agrippa I, de kleinzoon van de kindermoordenaar van Bethlehem, en de neef van de Herodes onder wie Jezus geleden heeft. Deze Herodes regeerde over een groot gebied dat onder andere Judea en Samaria omvatte. In tegenstelling tot zijn voorgangers was hij geïnteresseerd in goede relaties met de Joden. Tegenover de Joodse leiders stelde hij zich dan ook buitengewoon vriendelijk op. Zijn aanval op de christelijke gemeente moet dan ook verklaard worden uit de drang om de gunst van de Joden te winnen. We lezen niet precies wat Herodes met de vervolgde christenen uit vers 1 doet, maar het verdere verloop van de geschiedenis geeft wel een richting aan: gevangenschap en dood.
Vers 2
Een belangrijk leider wordt met name genoemd: Jakobus, de zoon van Zebedeüs en broer van Johannes. Deze Jakobus was één van de drie vertrouwelingen van Jezus, die samen met Petrus en Johannes vaak door Jezus apart werd genomen. Hij is de eerste apostel die sterft. Onthoofding kwam onder de Joden weinig voor. Het was een onterende straf.
Vers 3-4
De Joden bevalt deze gang van zaken wel. Voor Herodes is dit een belangrijke reden om door te gaan. Nu hij Jakobus heeft gedood, heeft de christelijke gemeente van Jeruzalem slechts één leider die nog meer op de voorgrond treedt: Petrus. Vanwege het Joodse Paasfeest zijn er veel Joden in Jeruzalem. Voor Herodes een uitgelezen moment om te laten zien hoe gunstig hij de Joden gezind is. Dit feest heeft voor Herodes ook een nadeel: wanneer hij Petrus meteen doodt, ontwijdt hij het feest. Daarmee jaagt hij de Joodse leiders tegen zichzelf in het harnas en daar is hij niet bij gebaat. Daarom zet hij Petrus eerst gevangen. Na het feest wil hij hem voorbrengen voor het volk, zodat iedereen kan zien: Herodes is de vriend van de Joden. De wacht bestaat uit viermaal vier man. We moeten denken aan een roulatiesysteem, waarbij elke drie uur vier anderen de wacht overnemen. Van deze vier mannen worden er twee aan Petrus vastgeketend. De andere twee nemen de eerste en tweede wacht waar (vers 10). Zestien soldaten worden ingezet om deze ene man te bewaken. Misschien heeft Herodes geweten van de eerdere ontsnapping van de apostelen (Handelingen 5:19). Maar de koning zal ontdekken dat ook met zestien soldaten het werk van God niet te stuiten is.
Vers 5
De christelijke gemeente zit niet stil. Jakobus, een belangrijk leider, is al weggevallen. Als Petrus nu ook sterft, is dat een zware aanslag voor deze jonge gemeente. Ze bidden daarom voortdurend tot God. Deze geschiedenis wordt een bewijs voor de krachtige werking van God op het gebed.
Vers 6-11
Pas in de laatste nacht voordat Petrus zal worden berecht, vindt de uitredding plaats. Ondanks het komende gericht slaapt hij rustig. Hij moet door de engel gewekt worden. Petrus moet zich haasten, maar krijgt wel de tijd zijn mantel en zijn schoenen aan te trekken. De onwerkelijke gebeurtenissen volgen elkaar op: zijn boeien vallen af; de soldaten merken niets, waarschijnlijk omdat ze slapen; de deuren zwaaien vanzelf open en ze staan zomaar in de nachtelijke straten van Jeruzalem. Petrus denkt dat hij droomt, zo onwerkelijk is het allemaal. De engel verdwijnt, maar Petrus staat nog steeds buiten. En dan pas beseft hij dat God hem opnieuw wonderlijk heeft uitgeleid.
Vers 12-15
Na een moment van bezinning gaat Petrus naar het huis van Maria, de moeder van Markus, de schrijver van het gelijknamige evangelie. De biddende gemeente was daar bijeen, dus deze Maria had een groot huis en was blijkbaar welgesteld. Rhodé (Roosje), het dienstmeisje, was zelf ook christin. In haar enthousiasme vergeet ze de deur open te doen. De gemeente, die zoveel voor Petrus heeft gebeden, kan het vreemd genoeg niet geloven als dat gebed plotseling verhoord blijkt te zijn. Ze menen dat Rhodé gek geworden is. Anderen hebben meer vertrouwen in Rhodé, maar menen met een engel van doen te hebben. Die engel zou dan een soort persoonlijke beschermengel moeten zijn, of een verschijning van Petrus’ geest terwijl hij zelf gestorven is.
Vers 16-17
De discussie wordt beëindigd doordat Petrus opnieuw klopt. Nu komen ze met meerderen naar de deur om open te doen. Tot hun verbijstering blijkt het inderdaad Petrus zelf te zijn. Hij laat de gemeente zwijgen en vertelt het gebeurde. Jakobus, de broer van Jezus moet op de hoogte worden gesteld. Deze Jakobus had een leidende rol in de gemeente van Jeruzalem gekregen. Petrus zelf zal het werk buiten Jeruzalem voortzetten.
Vers 18-19
Ondertussen zorgt Petrus’ verdwijning voor de nodige consternatie in de gevangenis. Niemand weet wat er eigenlijk gebeurd is. Een poging Petrus opnieuw te pakken te nemen, loopt op niets uit. Herodes zal zich voor gek gezet voelen. De soldaten worden weggeleid. Zij worden verantwoordelijk gehouden en zijn waarschijnlijk gedood (vergelijk Handelingen 27:42). Herodes zelf vertrekt naar Cesaréa. Daar zullen zijn misdaden niet onbestraft blijven. Petrus blijft leven maar deze Herodes zal een verschrikkelijke dood sterven.
Tot slot
Deze geschiedenis leert ons de kracht van het gebed. Het houdt ons ook een spiegel voor: geloven we daadwerkelijk dat de Heere onze gebeden verhoort? God zelf biedt deze jonge gemeente uitkomst en zorgt zo voor de uitbreiding van Zijn evangelie.