Deze exegese gaat over Handelingen 18:23 tot 19:20 en hoort bij les A2.43 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 18:23 tot 19:20
Vers 23
Nadat Paulus enige tijd in Antiochië, de thuisbasis voor zijn zendings¬activiteiten, heeft doorgebracht, vertrekt hij weer en gaat over land richting Efeze. Hiermee vangt Paulus’ derde zendingsreis aan. Onderweg bezoekt hij gemeenten in Galatië en Frygië (midden-Turkije), die hij geestelijk ondersteunt.
Vers 24-25
De aandacht verplaatst zich in dit vers naar Efeze, waar de Jood Apollos arriveert. Hij is afkomstig uit de wereldstad Alexandrië. Apollos is een welsprekende Jood en kundig op het gebied van de Schriften. Hierdoor heeft hij de potentie een invloedrijk leraar in het geloof te zijn. Omdat hij vervuld is met de Heilige Geest (vgl. Romeinen 12:11) begint hij te onderwijzen. Ondanks zijn nauwkeurige onderwijs blijkt dat hij vanuit het onderwijs van Johannes de Doper Jezus wel erkent als de beloofde Messias, maar vervolgens slechts de doop van Johannes leert. De doop van Johannes is de doop van bekering en is te onderscheiden van de nieuwtestamentische doop ‘in de naam van Jezus’ (Handelingen 2:38). Als voorbereiding op het Messiaanse tijdperk hoort deze doop nog bij de Oudtestamentische bedeling.
Vers 26
Wanneer Apollos met vrijmoedigheid in de synagoge begint te spreken horen Aquila en Priscilla zijn onderwijs. Deze twee helpers van Paulus (Handelingen 18:18) horen dat hij is blijven steken bij de doop van Johannes en nemen hem apart. Hiermee laten ze zien dat ze discreet met hun medegelovige omgaan. Ze geven Apollos onderwijs in de weg die God in het ‘laatste der tijden’ is gegaan in de dood en opstanding van Jezus Christus en in de uitstorting van de Heilige Geest.
Vers 27-28
Na deze bijscholing zet Apollos zijn bediening voort in het gebied Achaje. De gelovigen uit Efeze erkennen zijn bediening en schrijven een aanbevelingsbrief. Daar aangekomen blijkt hij veel hulp te kunnen bieden. Volgens Paulus heeft Apollos de gemeente met zijn onderwijs ‘natgemaakt’ (1 Korinthe 3:6). Daarnaast treedt hij ook op als krachtige apologeet. Met zijn nauwkeurige Schriftkennis bewijst hij de joden dat Jezus de beloofde Messias is.
Vers 1-4
Wanneer Paulus in Efeze aankomt, ontmoet hij daar enkele gelovigen. Op de vraag of ze de Heilige Geest hebben ontvangen toen ze tot geloof waren gekomen en gedoopt werden, antwoorden ze Paulus dat ze niet weten waar hij het over heeft. Het blijkt dat ze gedoopt zijn met de doop van Johannes. Uit de samenvatting die Paulus vervolgens geeft van Johannes’ boodschap blijkt dat we te doen hebben met discipelen van Johannes uit de vroegste periode van Johannes’ bediening. Jezus heeft Zichzelf nog niet bekendgemaakt als de Messias (Lukas 3:1-20). Wanneer de gelovigen Jezus erkennen als de beloofde Messias, zullen ook zij de gave van de Heilige Geest ontvangen.
Vers 5-7
Als de ongeveer twaalf personen horen dat Johannes’ onderwijs over Jezus gaat, laten ze zich in Jezus’ Naam dopen. Na handoplegging ontvangen ze vervolgens de Heilige Geest. Dit blijkt onder meer uit het feit dat ze spreken in vreemde talen en profeteren.
Vers 8-10
Drie maanden lang verkondigt Paulus vrijmoedig het evangelie van Jezus Christus in de synagoge. Sommigen verharden zich echter onder zijn prediking en spreken kwaad van het Evangelie. Paulus besluit daarop de synagoge de rug toe te keren en uit te wijken naar de gehoorzaal van een zekere Tyrannus. Twee jaar lang verkondigt hij daar aan jood en heiden het evangelie.
Vers 11-12
God doet door middel van Paulus wonderen. Zweetdoeken en schorten die Paulus heeft gebruikt, worden op zieken en bezetenen gelegd. De zieken worden vervolgens beter en de boze geesten wijken. Het gaat bij deze wonderen niet om magie of volksgeloof, maar om een manifestatie van Gods kracht, waarmee de waarheid van het Woord wordt bevestigd (vgl. Handelingen 5:12-16).
Vers 13-14
Zeven rondreizende Joodse duivelbezweerders willen Paulus imiteren en wagen het om ook in de Naam van de Heere Jezus boze geesten uit te drijven. Als zonen van Sceva, een belangrijke leidinggevende priester, zijn ze exorcisten van aanzien.
Vers 15-16
Hoewel ze in de Naam van Jezus bezweringen uitspreken, blijken ze niet succesvol. De boze geest is niet onder de indruk en vraagt wie ze zijn. Als huichelaars hebben ze niet de geestelijke autoriteit ontvangen boze geesten uit te drijven. De mens met de boze geest valt de zeven duivelbezweerders aan en overmeestert hen. De zonen van Sceva worden publiek vernederd als ze naakt en gewond op de vlucht slaan. Zonder daadwerkelijke gehoorzaamheid aan Jezus heeft het gebruik van Zijn Naam geen zin. De Sceva’s gebruikten de Naam van Jezus slechts als middel om hun eigen macht te vergroten.
Vers 17
Joden en heidenen horen wat met de zonen van Sceva is gebeurd. De inwoners van Efeze beseffen dat de Naam van Jezus niet misbruikt kan worden. Ze zijn vervuld met diep ontzag voor de heiligheid en macht van Jezus en steeds meer maken Zijn Naam groot.
Vers 18-19
De gebeurtenis brengt veel gelovigen tot openbare schuldbelijdenis. Ze raken ervan overtuigt dat Jezus volkomen gehoorzaamheid eist. Magie is geen onschuldige praktijk en degenen die zich daarmee bezighielden verbranden dan ook hun magische boeken. De boeken die verbrand worden, hebben bij elkaar een enorme waarde. Er wordt geen munteenheid genoemd, maar waarschijnlijk gaat het om zilveren penningen/drachmen. De waarde hiervan is een dagloon. In dat geval gaat het om een bedrag dat gelijkstaat aan het salaris dat wordt ontvangen na vijftigduizend dagen werken.
Vers 20
Het Woord bewijst zijn kracht en vele mensen komen tot geloof.