Deze exegese gaat over Handelingen 4:1-31 en hoort bij les B2.41 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 4:1-31
Intro
Na de genezing van een kreupele en een daarop volgende vlammende preek van Petrus komen de leiders van het Joodse volk in actie tegen de discipelen. Hier gaat de profetie van de Heere Jezus in vervulling: ’Gedenkt het woord dat Ik u gezegd heb: ‘Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen. Indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren (Johannes 15:20)’.
I. De arrestatie (vers 1 – 12)
Vers 1-4
De apostelen worden gearresteerd door de priesters, met een hoofdman-door de Romeinen aangesteld om met behulp van een aantal Levieten de algemene orde rondom de tempel te bewaken-en Sadduceeën. Sadduceeën loochenden onder andere de opstanding; daarom ergeren zij zich aan de prediking van Jezus’ opstanding.
Vanwege die prediking worden Petrus en Johannes gevangen gezet. De rechtszaak zal de volgende dag plaatsvinden. Daarmee lijkt de zaak stil te liggen. Toch is dat niet waar. Er blijken al veel mensen tot het geloof gekomen te zijn dat Jezus de Messias, de door God gezonden Zaligmaker is. De vijfduizend betekent: óf het totaal aantal leden van de gemeente óf het is het aantal uit Handelingen 2:41 met een aanvulling. In ieder geval een flinke groep.
Vers 5-7
Gelet op de deelnemers aan het proces is duidelijk dat deze kwestie hoog wordt opgevat. Sommigen zijn naar Jeruzalem geroepen en vanuit allerlei groepen en geledingen zijn er mensen bij. Dé vraag aan Petrus en Johannes is hoe ze in staat zijn geweest de kreupele te genezen.
Vers 8-12 Het eerste dat over Petrus gezegd wordt, is dat hij vervuld is met de Heilige Geest. De man, die kortgeleden zijn Meester verloochende, getuigt nu in alle vrijmoedigheid (vergelijk zondag 12 van de Heidelbergse Catechismus).
Allereerst spreekt Petrus zijn verbazing uit over de aanleiding tot deze rechtszaak: De aanklacht is de weldaad van de genezing van een kreupele man.
Daarop houdt Petrus een preek waarin hij ingaat op die genezing. Samengevat: De kreupele is genezen door de kracht en autoriteit van Jezus. Die is door de Joodse leiders gekruisigd maar door God opgewekt. Daarmee werd in Hem Psalm 118 vervuld. Jezus is de Messias, de enige Zaligmaker. Redding is er alleen door Hem. Omdat Hij door God is aangesteld als Zaligmaker (zie Lukas 20:17).
II. God meer gehoorzaam zijn dan mensen (vers 13-22)
Vers 13-16
Met zijn vrijmoedigheid, welsprekendheid en wijsheid brengt Petrus de leiders in verwarring (‘slecht’ betekent hier: zonder opleiding). De enige van wie ze het geleerd kunnen hebben, moet dan wel Jezus zijn, met Wie ze omgingen. Daar komt nog bij dat de genezen man als levend bewijs van Gods kracht naast deze mannen staat.
Maar terwijl de hoorders de waarheid niet ontkennen kunnen, weigeren ze te geloven in de naam van Jezus. Ze sturen de apostelen naar buiten en overleggen hoe ze hier vanaf kunnen komen.
Vers 17-19
De grootste angst blijkt te zijn dat het geloof in de Heere Jezus zich nog meer zal uitbreiden. Besloten wordt om Petrus en Johannes vrij te laten op voorwaarde dat ze niet meer zullen spreken over de Heere Jezus. Doen ze dat wel, dan zullen er harde maatregelen volgen.
Vers 20-22
Petrus en Johannes preken meteen door. Heel persoonlijk stellen ze hun beschuldigers ‘voor Gods aangezicht’. Deze mensen die blijk geven inzicht in de waarheid te hebben, moeten zelf maar zeggen wie je meer moet gehoorzamen: God of mensen? Er volgt geen antwoord, alleen een bedreiging. Het antwoord van de apostelen is wel helder: ‘We kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben.’
De verharding bij de leiders is vérgaand. Ze maakten het mee: de preken van de apostelen, de genezing van de kreupele man en ze zien en horen dat het volk God looft. Maar ze vrezen de mensen en niet God.
III. God loven temidden van vervolging (vers 23-31)
Vers 23-24
Als Petrus en Johannes terugkomen bij de andere apostelen en verslag doen, rest hen maar een ding: bidden tot God. De God die ze allereerst erkennen als de Schepper van alle dingen. Daarmee spreken ze uit dat Hij alle macht heeft. Dat is een geweldige troost en bemoediging voor hen in deze omstandigheden.
Vers 25-28
Ze herkennen in de gebeurtenissen wat God lang geleden door Zijn knecht David profeteerde over de Messias. De haat en verachting en het verzet tegen Gods heilig kind Jezus. Dat is een verwijzing naar de zalving met de Heilige Geest die Jezus had ondergaan. Een zalving tot Priester, Koning en Profeet van de gemeente. Psalm 2 profeteerde dat dit verzet vanuit de volken zou komen. Het schokkende is nu dat het volk Israël zelf blijkt mee te doen. Het bijzondere is echter dat de apostelen tegelijk belijden dat deze dingen niet als noodlot over de Heere Jezus en Zijn discipelen komen. Het gebeurt zoals God het bepaald heeft. Hij werkt dwars door de haat en het verzet van mensen heen aan de volvoering van Zijn raad.
Vers 29-31
De erkenning van God en het inzicht dat Hij de geschiedenis stuurt en leidt, brengt hen dan ook tot een vurig gebed om de blijvende aanwezigheid van de Heere. Opvallend is dat ze niet eerst bidden om eigen veiligheid maar om vrijmoedigheid om Gods woord te spreken. Daar gaat het hen om: Dat Gods Naam zal worden groot gemaakt en meer mensen zullen worden gered. Ze vragen daarbij ook om meer tekenen.
Na de gebeden beweegt het huis waar ze zijn, als teken van Gods tegenwoordigheid met Zijn Geest. Hun gebed wordt verhoord: Ze krijgen opnieuw vrijmoedigheid om het Woord van God te spreken.
Bijzondere tekenen volgen dus op het geloof, zoals Jezus het voorspeld had (Markus 16:17). Het eerste kenmerk van vervulling met de Heilige Geest is vrijmoedigheid om het woord van God te spreken.