Deze exegese gaat over Handelingen 9:19b-30 en 22:17-22 en hoort bij les A1.47 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 9:19b-30 en 22:17-22
Vers 19b-22
Saulus blijft maar een paar dagen in Damascus. In die enkele dagen bezoekt hij de synagogen en neemt daar het woord. Hij, die kwam om de gemeente te verstoren, preekt direct dat Christus de Zoon van God is. De mensen wisten dat Saulus naar Damascus zou komen, maar dit hadden ze niet verwacht. Hij is het toch die in Jeruzalem de gemeente vervolgde? Hij zou toch komen om de volgelingen van Jezus op te pakken? En deze man is een volgeling van de Heere geworden? Sterker nog, hij preekt in zijn Naam? Saulus laat zich hierdoor niet afleiden, maar wordt meer en meer gesterkt door de Heilige Geest en preekt door. Zijn manier van preken leidt er toe dat de Joden in Damascus in verwarring raken. Wat hij doet als goed opgeleide Schriftgeleerde is vanuit het Oude Testament aan tonen dat Jezus de Messias is.
Vers 23-25
Na verloop van tijd komt er een tegenreactie. Het blijft niet alleen bij verwarring, maar er ontstaat verzet tegen de prediking van Saulus. De conclusie in de Joodse gemeenschap wordt getrokken: deze Saulus moet dood. Hier in Damascus begint het lijden van Saulus omwille van de naam van Christus al (Hand. 19:16). De samenzwering lekt uit en komt Saulus ter ore. De stad verlaten kan niet meer, die wordt dag en nacht bewaakt om hem te kunnen doden. Niet alleen de vijanden van de gemeente van de Heere maken plannen. Ook de gelovigen doen dat en zorgen ervoor dat Saulus toch de stad kan verlaten. Op een heel klassieke manier (Joz. 2:15) laten ze Saulus via een opening in de stadsmuur ontsnappen.
Vers 26-28
Saulus kiest er niet voor om in de luwte te blijven; hij keert terug naar Jeruzalem. Daar zoekt hij aansluiting bij de discipelen. De angst voor het onheil dat hij door de vervolgingen heeft aangericht zit er echter nog diep. De gemeente is bang dat hij niet echt een christen is geworden. Ze zijn bang dat dit een nieuwe manier van het uiteenwerpen van de gemeente is. Dan treedt Barnabas naar voren en neemt hem onder zijn hoede en introduceert hem bij de apostelen. In de kring van apostelen verhaalt Saulus alles wat hem overkomen is onderweg naar Damascus en hoe hij in die stad het evangelie heeft verkondigd. Deze ontmoeting is een keerpunt, vanaf nu kan Saulus in Jeruzalem in de gemeente onbekommerd het werk doen wat Christus in zijn hart heeft gelegd. Het werk dat hij daar doet, mag hij doen als één van de apostelen. Hij doet het met hen.
Vers 29-30
In Jeruzalem ontloopt Saulus de risico’s niet. Hij spreekt vrijmoedig over de Naam van de Heere Jezus. Zelfs zoekt hij de synagoge van Griekssprekende Joden op om daar met hen in debat te gaan. Hetzelfde had Stefanus ook gedaan (Hand. 6:9). Hij had dit met de dood moeten bekopen. Ook hier komt weerstand tegen de prediking van Saulus. Ook hier zijn ze van plan om Saulus te doden. Als de broeders van de christelijke gemeente dat ter ore komt, brengen ze Saulus naar de havenstad Caesarea. Ze zetten hem op een schip naar zijn geboorteplaats Tarsus.
Hand. 22
Vers 17
Aan het einde van een toespraak komt Paulus terug op zijn eerste verblijf in Jeruzalem na zijn bekering. Paulus vertelt in deze toespraak dat hij in Jeruzalem in de tempel was en daar bad en in een geestvervoering Christus ontmoette. Christus gaf aan Paulus toen al de opdracht om met haast Jeruzalem te verlaten; de Joden zouden zijn prediking niet aannemen.
Vers 18-20
Paulus vertelt zijn Joodse volksgenoten hoe hij tegengesputterd heeft. Hij voelde zich verplicht om het Evangelie aan het Joodse volk te verkondingen. Had hij immers niet eerst de gelovigen uit hun huizen gesleept, ze afgeranseld? Had hij ook niet ingestemd met de slachtpartij van één van de eerste getuigen van het geloof door op te passen bij de bij die gebeurtenis afgelegde overkleding?
Vers 21
Christus heeft Zijn opdracht herhaald en uitgebreid. Paulus moet vertrekken uit Jeruzalem en naar de heidenen gaan om daar het Evangelie te verkondingen. Paulus moet naar de heidenen toe; het is het bevel van Christus zelf.
Vers 22
Terwijl Paulus verhaalt van die tijd in Jeruzalem direct na zijn bekering, luisteren z’n volksgenoten aandachtig. Maar nu hij gaat spreken over zijn opdracht van God om naar de heidenen te gaan, worden ze boos. Ze schreeuwen het uit en eisen de dood van hem. Hij moet weg van deze aarde; een Jood die gaat preken onder de heidenen heeft geen bestaansrecht meer. Hier speelt de angst mee dat als de Joden zich teveel vermengen met heidenen het bestaansrecht van Israël als het uitverkoren volk van de HEERE verloren zou gaan.