Bijbeluitleg over 1 Samuël 28

Deze exegese gaat over 1 Samuël 28 en hoort bij les A1.7 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.

Bijbelgedeelte: 1 Samuël 28

Vers 1-2
Achis, de koning van Gath heeft David toestemming gegeven om in Ziklag te wonen. David weet tegenover de koning de schijn te wekken dat hij roofovervallen in Israël uitvoert. Dit doet hij zo overtuigend dat Achis hem oproept voor een openlijke oorlog tegen Israël. David kan niet weigeren. Zijn antwoord betekent ‘zo u wilt’. David reageert niet enthousiast, maar hij weigert ook niet. Achis geeft hem een plek in zijn persoonlijke lijfwacht. ‘Te allen dage’ betekent hier ‘voor de duur van deze oorlog’.

Vers 3
Met het sterven van Samuël komt de leiding van het volk Israël volledig in de handen van Saul te liggen. Nu de oorlog op handen is zijn dus alle ogen op Saul gevestigd. De Bijbel herinnert ons er met het oog op de rest van de geschiedenis aan dat Saul alle waarzeggers naar het bevel van de HEERE uit het land heeft weggedaan (Deuteronomium 18:9-14).

Vers 4
De Filistijnen rukken op naar het noorden van Israël. Sunem ligt bij de vlakte van Jizreël. Het gebergte Gilboa ligt aan de zuidkant van deze vlakte. Er tussenin ligt een lager dal.

Vers 5-6
Dat Saul bang wordt bij het zien van de Filistijnen, komt misschien door de grootte van dat leger, maar heeft ook alles te maken met Sauls geestelijke toestand. Vroeger durfde hij de vijanden zo tegemoet te gaan (I Samuël 11), maar nu hij door de HEERE is verlaten en bovendien door een boze geest wordt gekweld is hij bang geworden. Zijn vragen naar de HEERE is geen teken van inkeer. Saul heeft geen berouw. Hij wil alleen weten wat hij moet doen en hoe de strijd afloopt. Het zwijgen van de HEERE in alle toonaarden brengt hem niet tot inkeer.

Vers 7
Nu komt er iets van Sauls verharding openbaar. Hij verootmoedigt zich niet voor de HEERE, maar hij wendt zich tot een middel dat hij eerder zo fel heeft bestreden: een waarzegster. Endor ligt ten noordoosten van Sunem, dus Saul moet langs de Filistijnen sluipen. Uit de geschiedenis blijkt dat men nota bene aan Sauls hof bekend was met het feit dat er nog steeds waarzeggers in Israël waren.

Vers 8-11
Saul moet zich zowel voor de Filistijnen als voor de waarzeggende vrouw zelf vermommen. ‘Des nachts’ geeft aan de hele reis een duister tintje. Maar de waarzegster is voorzichtig. Op waarzeggerij staat officieel nog steeds de doodstraf. Met haar vraag herinnert ze Saul onbewust aan zijn eigen gebod en daarmee waarschuwt ze hem voor zijn heilloze weg. Saul durft zelfs als hij op bezoek is bij een waarzegster nog bij de HEERE te zweren. Al vaker heeft hij de Naam van de HEERE lichtvaardig gebruikt (I Samuël 19:6). Door Samuël op te laten roepen, vraagt Saul indirect toch de HEERE om advies. Eigenlijk wil hij God via deze weg dwingen een antwoord te geven.

Vers 12-14
De verschijning van ‘Samuël’ is moeilijk te duiden. Is het echt Samuël, of is het een boze geest die zich als Samuël voordoet? Met Calvijn en de kanttekeningen meen ik dat hier een boze geest aan het werk is. Hoe het kan is onduidelijk, maar de vrouw weet bij het zien van ‘Samuël’ dat koning Saul haar opdrachtgever is. Tot haar verbazing blijkt dit geen valstrik te zijn. Ze krijgt zo wel een ‘fraai’ beeld van de door God gezalfde koning van Israël. Met ‘goden’ worden hier geesten bedoeld. Uit het vervolg blijkt het om één geest te gaan. We lezen niet dat Saul zelf Samuël ziet. Alleen de waarzegster ziet hem.

Vers 15
Wat in dit duivelse gebeuren precies door de duivel zelf en wat door de vrouw gezegd wordt is lastig te onderscheiden. Rechtstreeks of via de vrouw wordt Saul aangesproken. Saul meent in deze duivel Samuël, de man door wie hij altijd met God sprak, terug te hebben. Opnieuw stort hij zijn hart uit, nu echter niet voor Samuël, maar voor een boze geest.

Vers 16-19
De boze geest geeft een vernietigend antwoord. Het wordt een ware onheilsprofetie. Sauls mislukte koningschap wordt opgerakeld. En in die onheilsprofetie klinkt geen Goddelijke droefheid door, maar een duivelse lach.

Vers 20-25
Saul, die ooit opviel door zijn imposante lengte en lichaamsbouw (I Samuël 10:23), valt nu ‘zo lang als hij was’ op de grond bij het horen van deze duivelse boodschap. Hij heeft bovendien vanwege het naderende onheil de hele dag nog niets gegeten. Israëls koning ligt krachteloos op de vloer. De waarzegster krijgt medelijden met de koning. Met een beroep op haar eigen gehoorzaamheid aan Saul ondanks het gevaar voor haar eigen leven, vraagt ze de koning nu om haar te gehoorzamen door iets te eten. Uiteindelijk beseft Saul dat hij met een veldslag in het vooruitzicht toch maar beter iets kan eten. De overvloedige maaltijd lijkt wat op een galgenmaal. Dan verdwijnt de koning in de nacht, zijn ondergang tegemoet.

Tot slot:
Dit hoofdstuk is een zwarte bladzijde in de Bijbel. Saul, door God gezalfd tot koning over Israël, belandt hier op een dieptepunt in zijn mislukte koningschap. Als God hem niet wil helpen, roept hij de duivel te hulp. En ogenschijnlijk helpt de duivel hem. Saul krijgt de toekomst voorspeld. Maar in die voorspelling klinkt geen Goddelijke bewogenheid, geen oproep tot bekering. Er klinkt alleen de koude lach van de hel. ‘Saul, het is je eigen schuld. Je gaat naar de ondergang.’
Als er ooit iets waardoor een mens God niet meer onder ogen durft te komen en bang is voor de Heere, laat hij dan nooit vluchten naar de satan, want die trekt hem alleen nog maar dieper in het verderf. Er is maar één weg die werkelijk uitkomst biedt: de weg via Christus in de vergeving van de zonden. Hij heeft gezegd: ‘Ik ben de Weg, en de Waarheid en het Leven.’ (Johannes 14:6)



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Les A1.7

Alles van

Deuteronomium 6:4,5 met uitleg

6 oktober 2021
Deze bijbeltekst met daarbij een korte uitleg hoort bij les A1.7 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door
LCJ, BHZ

Knutselwerkje - Verboden voor afgoden

16 mei 2022
Deze verwerking hoort bij les A1.7 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door

Poster - Afgoden in onze tijd

16 mei 2022
Deze verwerking hoort bij les A1.7 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door
LCJ, BHZ

Gesprek - De tien geboden

16 mei 2022
Deze verwerking hoort bij les A1.7 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door
LCJ, BHZ

Geen afgoden

10 november 2020
De Bijbel verbiedt ons om afgoden te dienen. Afgoderij betekent dat je iets of iemand de plaats geeft die alleen God toekomt.
+
Ontwikkeld door

Geloofsleer - Afgoderij

10 oktober 2021
Deze uitleg van de geloofsleer gaat over afgoderij en hoort bij les A1.7 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door
LCJ, BHZ

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!