Deze exegese gaat over Jesaja 53 en hoort bij les A1.38 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Jesaja 53
Intro
Jesaja 53 staat op een specifieke plek in het geheel van het boek. In de vorige hoofdstukken is veel gesproken over de hand of de arm van de HEERE die redt (zie bijvoorbeeld 50:2, 51:5 en 9, 52:10). In Jesaja 53 wordt duidelijk gemaakt Wie deze arm van de HEERE is. Het is de Messias, de lijdende Knecht, Die redding brengt. Hij maakt het mogelijk dat zondaren zo ruim worden genodigd in de hoofdstukken 54 en 55.
Het lied over de lijdende Knecht begint in hoofdstuk 52 vers 13. In die verzen van hoofdstuk 52 wordt duidelijk dat de Knecht van de HEERE hoogverheven is, maar Zichzelf vernedert. Om de schuld van zondaren te verzoenen.
Verachte genade
Vers 1-3
In deze drie verzen gaat het over de verwerping van de Knecht van de HEERE. De Knecht is Gods arm. Maar wie zal dat geloven? Mensen gaan aan Hem voorbij: Zijn verschijning is zeer onopvallend, zij zullen niet door Zijn ‘gewone’ uiterlijk aangetrokken worden. De Knecht van de HEERE komt om de zonde van de wereld te verzoenen, maar in plaats van vreugde en dankbaarheid treft Hij verachting aan.
Hebben wij in de Heere Jezus, Die kwam als een ‘gewoon’ Kindje en in onze plaats bespot wilde worden, Gods liefde al ontdekt?
Genadige verzoening
Vers 4-6
In deze verzen gaat het vooral over de straf die de Knecht van de HEERE in de plaats van anderen draagt. Hij droeg de toorn van God tegen de zonde van het ganse menselijke geslacht (Heidelbergse Catechismus vraag 37). De mensen zullen denken dat Hij gestraft werd om Zijn eigen zonden (zie Mattheüs 26: 65, waar Kajafas stelt dat Jezus moet sterven vanwege godslastering). Maar Hij sterft omdat Hij in de plaats van Zijn volk de straf op hun zonden wil dragen. Zonder deze ‘overname van schuld’ kan niemand voor God bestaan. Want allen hebben gezondigd en zijn van God afgedwaald. Deze scherpte gaat samen met een ruime nodiging. God heeft ‘aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen’. Dat is geen bewijs dat het met iedereen wel goed komt. Het is een enorme aansporing om onze redding bij niemand anders dan de Heere Jezus te zoeken.
De Knecht lijdt vrijwillig omdat Hij uit liefde voor zondaren de straf op hun zonden wil dragen. Op grond van Zijn offer wordt iedereen genodigd tot Hem te komen.
De Heere Jezus is het middel om de straf op onze zonden te ontgaan. Zijn verzoening is ruim voldoende (zie ook 1 Johannes 2:2). Dan geldt ook: ‘Hoe zullen wij ontkomen als we op zo’n grote zaligheid geen acht geven?’ (Hebreeën 2: 3)
Onschuldig én vrijwillig Lijden
Vers 7-9
In deze verzen gaat het vooral over de manier waarop de lijdende Knecht de straf ondergaat. De belangrijkste dingen in drie punten.
Ten eerste onderwerpt de Knecht Zich vrijwillig aan het lijden. Hij heeft de mogelijkheid om Zich te verweren maar Hij doet Zijn mond niet open. Denk hierbij aan de Heere Jezus, Die toen Hij voor Kajafas, voor Pilatus, voor Herodes stond, op alle beschuldigingen nauwelijks reageerde. Hij pleitte Zich niet vrij. Hij wilde het lijden ondergaan. Slechts toen men Hem vroeg of Hij de Koning der Joden was, bevestigde Hij dit.
Ten tweede wordt benadrukt dat Knecht werkelijk geleden heeft. De woorden angst en gericht wijzen op wat de Heere Jezus zal meemaken in de hof van Gethsémané en zeker ook aan het kruis.
Ten derde wordt duidelijk dat de Knecht volmaakt onschuldig is. Er is geen bedrog of onrecht in Zijn mond geweest. Hij is daarom ook niet als een goddeloze begraven. Gekruisigden werden niet begraven maar kregen een ezelsbegrafenis. Dat betekende dat ze gewoon ergens op de executieheuvel werden neergesmeten in een massagraf.
Jezus’ lichaam werd in een nieuw graf gelegd, opdat het later duidelijk zal zijn dat Hij werkelijk gestorven is én opgestaan (Mattheüs 27).
De Knecht is volmaakt onschuldig maar wil onschuldig de straf ondergaan, opdat mensen die schuldig onder Gods toorn zouden moeten lijden aan die toorn kunnen ontkomen.
Als we werkelijk de Heere Jezus als Zaligmaker erkennen, kan het niet anders dan dat we onze schuld erkennen. Voortdurend gebed is nodig: ‘Leer mij, O Heer, Uw lijden recht betrachten’.
Verzekerde verdienste
Vers 10-12
In deze verzen komt als het ware heel het voorafgaande tot een hoogtepunt. Hier wordt gezegd waarom en waarvoor de Knecht allemaal geleden heeft. Het lijden van de Knecht is een gevolg van ‘het welbehagen des HEEREN’. Zijn lijden is Gods plan. Het is daarom ook niet voor niets. De Knecht zal leven en door Zijn offer zal Hij velen rechtvaardig maken. Hij kwam in nederigheid, maar Hij heeft alle macht, in hemel en op aarde. Daarmee heeft Hij alle macht over de machten van zonde, duivel, dood en hel. Jezus werd dan wel veracht, maar Hij zal bovenmate verhoogd worden (Filippensen 2:9), opdat iedereen erkent dat Hij de door God gezonden Redder is. Een paar teksten uit het Nieuwe Testament waaruit heel duidelijk wordt wat dit betekent, zijn Mattheüs 16:18, Efeze 1: 20–23 en Hebreeën 2:7 en 9.
Jezus’ werk is de grond en verzekering van het bestaan van de Kerk. Tot Hij terugkomt, worden zondaren genodigd om hun redding bij Hem, Die in onze plaats de straf op de zonden wilde dragen, te zoeken. Wie Hem niet erkent, zal ooit moeten buigen voor Zijn macht.
Wie zijn vertrouwen stelt op de Heere Jezus mag weten dat Hij een volkomen Zaligmaker is. Hij is ook de énige Zaligmaker. Buiten Hem is er niets waarmee we voor God kunnen bestaan en rest slechts Gods toorn. Voor aangevochten gelovigen geldt: Zijn liefde blijft hetzelfde. Hij wilde sterven voor mensen die van nature vijanden zijn en als wij soms in zonde vallen, mogen we weten: Hij bidt voor overtreders (zie ook Romeinen 8: 34).