Deze exegese gaat over Johannes 19:17-42 en hoort bij les C3.33 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Johannes 19:17-42
Intro
Bij de verschillende aspecten van het lijden van Christus is het goed om steeds het volgende te bedenken. Christus’ lijden laat ons zien: (1) hoe ernstig de zonde is; (2) dat Gods recht volkomen betaling eist; (3) hoe groot Christus’ liefde voor Zijn Vader én voor zondaren is: Hij leed en stierf vrijwillig voor vijanden; (4) dat Christus een medelijdende Hogepriester kan zijn, omdat Hij Zelf in alles verzocht is; (5) hoe Gods kinderen het lijden moeten ondergaan; Christus heeft ons een voorbeeld nagelaten.
Vers 17-18
Het was de gewoonte dat de veroordeelde zelf zijn kruis droeg. Jezus draagt Zelf Zijn kruis, totdat Hij eronder dreigt te bezwijken. Er zijn geen vrienden of familieleden die vrijwillig voor Jezus het kruis willen dragen! Het kruis is een teken van de vloek die Jezus op Zich neemt (Galaten 3:13).
Hij ‘ging uit’, namelijk uit Jeruzalem. Jezus moet als een onreine sterven buiten de poort (Hebreeën 13:12). Deze schande is ook een onderdeel van Zijn lijden.
De Hoofdschedelplaats is een heuvel, niet ver buiten de muur van de stad. De heuvel heeft zijn naam waarschijnlijk te danken aan zijn vorm, Golgotha leek wel wat op een schedel.
Jezus hangt in het midden van twee moordenaars of rovers. Dit maakt ook deel uit van Jezus’ vernedering: Hij is ‘met de overtreders gerekend’ (Jesaja 53:12). Jezus hangt in het midden, alsof Hij de grootste misdadiger is. Het gezelschap waarin Jezus op Golgotha verkeert, onderstreept nog eens dat Hij voor zondaren gaat sterven.
Vers 19-22
De Romeinen hadden de gewoonte om iemand die veroordeeld was, een bord om te hangen met daarop de misdaad die hij begaan had. Pilatus laat het nu aan het kruis bevestigen. De tekst is geschreven in het Hebreeuws of Aramees (de volkstaal), het Latijn (de taal van de Romeinse overheid) en het Grieks (de toenmalige wereldtaal). Iedereen kan het dus lezen. Nazarener is een verachtelijke aanduiding voor iemand uit Nazareth. De beschuldiging in dit opschrift is dat Jezus Zich op revolutionaire wijze koning heeft willen maken. Pilatus wil met dit opschrift ook wraak nemen op de Joden. Zij hadden hem gedwongen om Jezus ter dood te veroordelen. Nu wordt niet alleen Jezus, maar worden ook de Joden te schande gemaakt, omdat hun koning aan een kruis hangt.
‘Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven’; Pilatus wil de tekst niet veranderen. Dat is niet alleen te begrijpen vanuit Pilatus’ standpunt, het is ook Gods voorzienige leiding. Jezus’ lijden aan het kruis ís ook het lijden van een Koning, want door te lijden behaalt Hij de overwinning over zonde en duivel.
Vers 23-24
De vier soldaten die Jezus kruisigden, hebben Hem het enige wat Hij nog had, Zijn kleren, afgenomen. Jezus hangt nu ongekleed aan het kruis en ook dát is onderdeel van Zijn lijden. Het was blijkbaar de gewoonte dat de soldaten die de kruisiging voltrokken, ook de kleren van de terechtgestelde mochten hebben. Ze maken vier delen: (1) hoofddoek, (2) gordel, (3) opperkleed en (4) schoenen of sandalen. Met het dobbelen om het onderkleed gaat de profetie van Psalm 22:19 in vervulling.
Vers 25-30
Bij het kruis staan vier vrouwen: drie Maria’s en ‘Zijner moeders zuster’, waarschijnlijk Salome. Ook de discipel dien Hij liefhad, Johannes, staat bij het kruis.
Jezus geeft Zijn moeder Maria de opdracht om zich door haar neef Johannes als door een zoon te laten verzorgen. Johannes krijgt de opdracht om te zorgen voor zijn tante Maria, alsof het zijn moeder is. Zo zorgt de Heere Jezus, terwijl Hij lijdt aan het kruis, nog voor Zijn moeder en volbrengt Hij op volmaakte wijze het vijfde gebod. Omdat we over Jozef niets lezen, vermoedt men, dat hij al gestorven was.
Mij dorst betekent: Ik heb dorst. Ook deze dorst hoort bij Jezus’ lijden en bewijst dat Hij écht Mens was. Bovendien vervult Jezus ook met dit aspect van Zijn lijden de Schriften van het Oude Testament (zie Psalm 22:16 en 69:22). Jezus krijgt wat edik (goedkope, met azijn aangelengde wijn) te drinken. Daarvoor heeft men een spons in de edik gedrenkt en deze spons vervolgens op een hysopstengel gestoken.
‘Het is volbracht’ duidt erop dat datgene wat de profeten al hadden voorzegd (zie vers 24 en 28), nu helemaal is vervuld. Maar ook dat de straf die God in Zijn recht eiste voor de zonde, nu helemaal is uitgeboet.
Jezus gaf de geest; het sterven overkomt Hem niet, maar het is een bewuste daad. Hij geeft Zijn levensgeest in de handen van Zijn Vader.
Vers 31-37
De Joodse leidslieden vragen of de dood van de drie gekruisigden bespoedigd kan worden door hen de benen te breken. Dat gebeurde met een hamer. Dode lichamen moesten volgens de wet voor de avond van het hout gehaald zijn (Deuteronomium 21:23). Ook wilden de Joden niet dat de lichamen er op de sabbat nog zouden hangen, omdat dan de sabbat, die vanwege het aanbieden van de eerstelingen (Leviticus 21) ‘groot’ was, ontheiligd zou worden. Het water en bloed uit Jezus’ zijde bevestigt dat Hij al gestorven is. Opnieuw wordt het Oude Testament vervuld: de bepaling dat van het Paaslam geen been gebroken mocht worden (Exodus 12:46) en de profetie dat Hij doorstoken zou worden (Zacharia 12:10). Johannes legt er nadruk op, dat de Heere Jezus écht lichamelijk gestorven is en dat hij daarvan een betrouwbare ooggetuige is (vers 35).
Vers 38-42
Jozef van Arimathea was lid van het sanhedrin. Er wordt gesproken over ongeveer 33 kilo mirre (welriekende hars) en aloë (fijngemalen geurend hout), dat gebruikt werd om de lijklucht tegen te gaan. De hoeveelheid is opvallend groot.