Bijbelgedeelte: Lukas 1:26-38

Vers 26
In de zesde maand van Elizabeths zwangerschap (dus niet: de zesde kalendermaand) komt de engel bij Maria. Johannes is dus een half jaar ouder dan de Heere Jezus.

Vers 27
Jozef en Maria zijn ondertrouwd. Voor de wet zijn ze al onlosmakelijk aan elkaar verbonden, maar het huwelijksfeest heeft nog niet plaats gevonden. Ze wonen nog niet bij elkaar en hebben nog geen gemeenschap met elkaar. Maria was waarschijnlijk 15 of 16 jaar oud, de gebruikelijke leeftijd waarop meisjes toen trouwden. Het is ook waarschijnlijk dat ze nog bij haar ouders woonde, want ongehuwde vrouwen woonden toen zeker niet op zichzelf. Zowel Jozef als Maria zijn nageslacht van koning David. Je kunt dit terug zien in de geslachtsregisters in de evangeliën.

Vers 28
Maria wordt ´begenadigde´ genoemd. Ze heeft bij God genade gevonden. Zij mag de moeder van de Heere Jezus worden

Vers 29
Maria wordt zeer ontroerd. De verschijning van een engel is in de Bijbel een heel bijzonder gebeuren, omdat een engel iets afschijnt van de heerlijkheid van de Heere. Maria vraagt zich af ´hoedanig deze groetenis mocht zijn´, dat betekent: ´wat dit te betekenen heeft´. Denk je eens in hoe dat voor Maria was. Ze was maar een heel gewoon meisje. Ze was nog niet getrouwd. En nu krijgt ze bezoek van een engel en dan ook nog met zo’n bijzondere boodschap! Het is iets waar alle heiligen uit het Oude Testament naar hebben uitgezien, iets wat elke ouder wenste: dat in hun tijd en in hun familie de Messias zou komen.

Vers 31
De naam Jezus betekent Redder, Zaligmaker. Maar deze Jezus is de Enige Die Zijn Naam werkelijk waar zal maken: ‘Want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden (Mattheüs 1:21).’

Vers 32
´De troon´ betekent de koninklijke macht.

Vers 33
Hij zal over het huis van Jakob (d.w.z. Zijn volk Israël, hier het geestelijke Israël: Zijn volk uit Joden en heidenen) de eeuwige Koning zijn.

Vers 34
De vraag die Maria stelt, is geen vraag van ongeloof, maar een vraag om uitleg. Op welke manier zal gebeuren wat de engel zegt? De Heere ziet haar hart. Hij weet dat Maria niet vermaand hoeft te worden vanwege ongeloof. Zij stelt haar vraag alleen maar, omdat zij meer wil weten van het wonder dat zij niet begrijpen kan.

Vers 38
´Mij geschiede naar uw woord´, Maria geeft zich in vertrouwen over aan de wil van God. Dit is heel wat, want zij en Jozef verliezen hiermee hun eer en goede naam bij de mensen. Er zullen praatjes gaan over het feit dat Maria ongehuwd zwanger is.

Vers 39
Maria gaat naar Elizabeth en Zacharias. Elizabeth is familie van haar. Zij zullen haar kunnen begrijpen, omdat zij zelf ook zo iets wonderlijks meemaken.
De afstand tussen Nazareth en het bergland van Judea was ongeveer 160 kilometer. Dat betekende een aantal dagen lopen.

Vers 4
Het ´opspringen´ van Johannes in de buik van Elizabeth is niet het gewone bewegen van een ongeboren kind, maar het werk van de Heilige Geest.

Vers 43
´Van waar komt mij dit…´ betekent: ´Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heere naar mij toe komt?´ Dit is een belijdenis van Elizabeth: ze erkent dat Jezus de verwachte Messias is.

Vers 48
Maria was maar een eenvoudige vrouw, ze was niet rijk en had geen eervolle positie. Ook beroemt ze zich er niet op, dat zij de moeder van Jezus mag worden. ´Zaligspreken´ betekent: de mensen zullen mij gelukkig prijzen.

Vers 51
De arm van de Heere is een beeld voor Zijn kracht, Zijn vermogen.

Vers 54
Het Griekse woord dat er staat voor ´opgenomen´ betekent: de helpende hand bieden wanneer iemand gevallen of verlaten is.

Vers 46-56
Uit de lofzang van Maria blijkt haar kennis van de Schrift. Veel uitdrukkingen die ze gebruikt, komen uit de Psalmen. Haar lied doet ook denken aan het lied van Hanna (1 Samuël 2:1-10).