Deze exegese gaat over Lukas 1:5-25 en hoort bij les B3.23 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 1:5-25
Vers 5 - 7
Herodes de Grote regeerde, bij de gratie van Rome, van 40-4 voor Christus over Judea. Hij was berucht om zijn wreedheid en beroemd om zijn bouwwerken (o.a. de tempel). Zacharias betekent ‘de Heere gedenkt’. Zacharias kwam uit de achtste van de vierentwintig weekafdelingen, die elk een week lang van sabbat tot sabbat dienst deden in de tempel (zie 1 Kronieken 23:6 en 24:7-18). ‘Uit de dochters van Aäron’ wijst op Elisabeths priesterlijke afkomst. Haar naam betekent ‘mijn God is eed’, d.w.z. de getrouwe. Het echtpaar was niet zondeloos, maar leefde naar Gods geboden en was oprecht voor God. Hoewel kinderen gezien werden als zegeningen, volgend op gehoorzaamheid aan God (zie Genesis 1:28; Deuteronomium 7:14; Psalm 113:9 en 127:3-6), waren ze toch kinderloos. Dat gold als een teken van Gods toorn (Leviticus 20:20-21) en was het schandelijkste wat een getrouwde vrouw kon overkomen. Hier is de onvruchtbaarheid geen straf, maar bedoeld om Gods wonderbare ingrijpen te doen uitkomen (vergelijk Johannes 9:1-3).
Vers 8 - 17
Tijdens de weekdiensten werden elke morgen de priestertaken verdeeld. Het brengen van het reukoffer was de meest begeerde taak. Dan kwam men het dichtst bij het Heilige der Heiligen, en daarmee bij de HEERE Zelf. Geen enkele priester mocht deze eer twee keer in zijn leven te beurt vallen en velen kwamen door het grote aantal priesters (18.000) nooit aan de beurt. God wijst Zacharias middels het lot aan om het reukoffer te brengen. Elke morgen en avond werd dit offer met vuur van het brandofferaltaar gebracht op het gouden reukofferaltaar. Met zijn vingertoppen bracht de priester wierook en hars aan op het altaar waarna er een heerlijke geur opsteeg naar de hemel. Dit stond symbool voor het gebed, met name voor de volmaakte voorbede die verzoenende kracht heeft (zie ook Psalm 141:2 en Openbaring 5:8 en 8:3-5). Terwijl Zacharias in het Heilige bidt om vrede en verlossing voor Israël, doet de verzamelde menigte dat buiten in de voorhof. Zacharias ligt voorovergebogen op de grond als er rechts van het altaar, de meest eervolle plaats, een engel verschijnt. Schrik en angst zijn een normale reactie wanneer mensen plotseling in aanraking komen met een hemelse verschijning. In deze gezant komt de Heere Zelf naar Zacharias. De engel neemt de angst weg en deelt mee dat het gebed van Zacharias is verhoord. Dit wijst zowel op het gebed om een kind als op het zojuist gebeden gebed om vrede en verlossing. Dat God Zelf de naam voorschrijft van het kind dat Zacharias en Elizabeth zullen krijgen, is al een teken dat het kind een speciale rol zal spelen in Gods heilsplan (vergelijk Genesis 16:11 en Jesaja 7:14). Johannes betekent ‘de Heere is genadig’. De vreugde waarover in vers 14 gesproken wordt, is niet slechts oudervreugde, maar vooral vreugde vanwege Gods omzien naar Zijn volk. Johannes zal groot zijn in de ogen van de Heere (zie ook Lukas 7:28). Hij zal vervuld worden met de Heilige Geest en zich moeten onthouden van wijn en sterke drank. De Heilige Geest is het geheim van de grote invloed die Johannes zal uitoefenen. Priesters mochten gedurende hun tempelweekdienst geen wijn of sterke drank drinken (Leviticus 10:8-9 en Ezechiël 44:11). Wijn was een teken van Israëls verwijdering van God in het land Kanaän. Door zich te onthouden van wijn gaven Nazireeërs een profetisch protest tegen een samenleving zonder God (zie ook Numeri 5:1; Richteren 13:7). In vers 16 wordt Johannes’ toekomstige werk genoemd. Het is het werk van een waarachtige priester (Maleachi 2:6) en van een profeet (Ezechiël 3:19 en Jeremia 3:10 en 14). In en door Johannes’ optreden zal God Zijn beloften vervullen. Johannes zal heengaan voor de Messias (vergelijk Maleachi 4:5-6). Hij zal in zijn optreden en in zijn geestelijke kracht lijken op Elia. Zijn prediking zal aanleiding zijn tot onderlinge vergeving en verzoening, zowel bij vaders als bij kinderen. Het uiteindelijke doel van Johannes’ optreden is dat het volk voorbereidt wordt op de komst van Christus. God laat in deze geschiedenis zien dat Hij Zijn beloften aangaande de verlossing van Zijn volk gaat vervullen.
Vers 18 – 25
Zacharias’ geloof haakt al bij het eerste deel van de belofte af, terwijl dáár toch de rest van af hing. Menselijke bezwaren doen hem om een teken vragen. Gods Woord keurt niet altijd het vragen om een teken af, denk aan Gideon en Hizkia. Maar God ziet het hart aan: de vraag van Zacharias kwam voort uit ongeloof. Ongeloof beledigt God wiens Woord altijd waarachtig en betrouwbaar is. ‘Ik ben Gabriël, die voor God sta’: Dit wijst op zijn gezaghebbende positie. Hij is voortdurend in de aanwezigheid van God om Hem te dienen. Verkondigen in vers 19 betekent de blijde boodschap bekend maken, evangeliseren. In vers 20 wordt het ongeloof van Zacharias bestraft en tegelijk de belofte bekrachtigd. Intussen wacht het volk buiten om de priesterzegen te ontvangen (Numeri 6:22-27). Als een priester lang wegbleef, was men altijd bang dat hij iets verkeerds had gedaan in het heiligdom en dat de toorn van God hem verteerd had (Leviticus 1:1-2 en 2 Samuël 6:6-7). Door aanhoudend te gebaren, maakt Zacharias het volk duidelijk dat ze naar huis moeten gaan. Als de diensttijd er op zit, keert Zacharias terug naar huis. Hij woont in het bergland van Judea. Door een wonder van God wordt Elisabeths onvruchtbaarheid weggenomen. Ze verbergt zich vijf maanden, wellicht om spot en ongeloof te voorkomen. Na het bezoek van Maria in de zesde maand verbergt ze het niet langer. Elisabeth looft en dankt God vanwege het wegnemen van de schande van de kinderloosheid.