Deze exegese gaat over Lukas 1:57-80 en hoort bij les C3.20 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 1:57-80
De eerste verzen gaan over de geboorte van Johannes de Doper, het tweede deel over de lofzang van Zacharias. Voor een goed begrijpen van het eerste deel is het goed om de verzen 5-25 van hoofdstuk 1 er bij te lezen.
Vers 57-58
Na de geboorte van Johannes is er feest in het huis van Zacharias en Elisabeth. Het was bij zulke gelegenheden gebruikelijk dat de buren deelden in die vreugde. Bijzonder mooi is dat er hier bij staat dat ‘ze gehoord hadden dat de HEERE Zijn barmhartigheid grotelijks bewezen had’. Zó praatten Zacharias en Elisabeth er dus over.
Vers 59-63
Joodse jongetjes werden altijd op de achtste dag besneden. Het geven van de naam gebeurde meestal meteen na de geboorte. Dat het hier bij Johannes pas bij de besnijdenis gebeurt, houdt misschien verband met het niet kunnen spreken van Zacharias. De buren bepaalden niet de naam maar ze gingen er van uit dat het kindje naar zijn vader genoemd zou worden. Dat was in die tijd zeer gebruikelijk. Elisabeth laat merken dat dit niet de bedoeling is, maar ze vertelt niet de reden waarom het kindje Johannes moet heten. Er is verbazing bij de vrouwen. Er is zelfs geen (ver) familielid met die naam. Omdat de vader beslist over de naamgeving, roepen ze Zacharias er bij. Die pakt een schijftafeltje: een houten bord met daarop een laagje was (soort kaarsvet). Hierin kraste men met behulp van een scherp voorwerp letters. Zacharias schrijft: ‘Johannes is Zijn naam’.
Vers 64-66
Vanaf dat moment krijgt Zacharias zijn spaakvermogen terug. (Vergelijk hierbij Ezechiël 33:22.) Het eerste wat hij doet, is God loven. Zacharias heeft het niet over Gods straf, maar looft God om Zijn genade. Opvallend is verder ook de melding die gemaakt wordt van de grote impact van dit gebeuren. De mensen ‘verwonderen’ zich (vers 63), er komt vrees (vers 65), er wordt veel over gesproken (vers 65), het wordt ‘ter harte genomen’ (vers 66). De mensen in Juda wachten met spanning af wat er in het leven van Johannes openbaar gaat komen. Belangrijker dan de aandacht van de mensen is wat er staat aan het slot van vers 66: De hand van de Heere was met hem. Dat wijst op Gods genade en kracht. Daardoor wordt Johannes de profeet die God bedoelde.
Vers 67
Na een lange periode van zwijgen, krijgt Zacharias nu niet alleen de mogelijkheid om te spreken maar ook de opdracht. Hij wordt daartoe vervuld met de Heilige Geest en spreekt woorden die van God zijn.
Vers 68
God loven (of zegenen) is een gebruikelijk manier in de Bijbel om een lofprijzing te beginnen en betekent: Erkennen dat God goed is en waard om aanbeden te worden. Vaak wordt er dan ook de speciale reden bij gezegd. Als God Zijn volk opzoekt, kan dat zowel oordeel als genade betekenen. Hier wijst het duidelijk op genade. Met deze woorden verwijst Zacharias naar Gods grote daden zoals toen Hij Israël in Egypte bezocht en het bevrijdde. Zacharias ziet door de Heilige Geest het begin van een nieuwe ‘Exodus’ waarin God Zijn volk gaat bevrijden. Let op: Zacharias spreekt hier in de voltooide tijd. Maar de Heere Jezus moet nog geboren worden. Deze manier van spreken is gebruikelijk in profetische teksten. De profeet spreekt over Gods handelen alsof het allemaal al gebeurd is om de zekerheid van Gods beloften te benadrukken.
Vers 69-75
Een hoorn is in de Bijbel een teken van macht. Hier verwijst de sterke Hoorn naar de komst van de Heere Jezus en Zijn macht (zie Mattheüs 28:18). Tot de profeten ‘vanaf het begin der wereld’ hoort onder andere Henoch (vergelijk Judas 1:14). Heilig zijn zij omdat ze door God afgezonderd zijn tot een speciale taak: Zijn woord doorgeven. De verlossing die God beloofd had, gaat Hij nu uitwerken. Gods verlossing is bevrijding uit de macht van de boze, de aartsvijand van de mens. God werkt door de Heere Jezus aan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont. Het doel van dit goddelijke heilsplan is: ‘Opdat wij Hem dienen zouden zonder vrees…’ Dat wij dus niet langer ons als Adam verbergen zouden voor Hem (Genesis 3:8) maar ‘met vrijmoedigheid zouden toegaan tot de troon der genade (Hebreeën 4:16). ‘In heiligheid en gerechtigheid’ wijst op Gods hoge doel met de schepping, namelijk dat wij God eren door onze heilige levenswandel (zie bijvoorbeeld Romeinen 6:22).
Vers 76-79
In deze verzen spreekt Zacharias Johannes aan en wijst hem op zijn grote taak: het voorbereiden van de komst van de Messias. ‘Kennis der Zaligheid in vergeving van hun zonden’: Johannes preekt Jezus. Door Hem leren we onze schuld en zonde écht kennen én bij Hem kunnen we daarmee ook terecht omdat Hij het Lam is dat de zonde der wereld wegdraagt.
De grond en bron van deze genade zijn ‘Gods bewegingen der Barmhartigheid’. Het komt dus allemaal bij God vandaan en de enige oorzaak is Zijn liefde. Opgang kan wijzen op het opgaan van een ster (vergelijk Numeri 24:17) of het opschieten van een rijsje (vergelijk Jesaja 9:1). Allebei beelden die gebruikt worden voor de komst van de Messias. ‘Verschijnen’ heeft ook een dubbele betekenis. Het kan betekenen: zich laten zien. Dan wijst het weer op Gods initiatief; Hij maakt zich bekend. Het kan ook betekenen ‘verlichten’. Dan wijst het op de verlichting waarmee God het verstand van zondaren verlicht opdat ze ‘zien’ wie Hij is. Dat betekent bevrijding uit de duisternis. Zondaren gaan hun voeten richten op het pad des vredes: ze gaan dan leven naar Gods wil.
Vers 80
Gods Geest werkt door in het leven van Johannes. Hij wordt toegerust voor zijn taak in de woestijn. Dat is in de Bijbel heel vaak de plaats waar God mensen voorbereidt voor een grote taak, bijvoorbeeld Mozes. De woestijn is het beeld van verlatenheid; daar besef je hoe afhankelijk je bent van God. Daar leer je ook de persoonlijke omgang met God.