Deze exegese gaat over Lukas 11:5-13 en hoort bij les B3.34 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 11:5-13
Intro
Dit gedeelte moet je lezen als een geheel met de vorige vier verzen van Lukas 11 waar de Heere Jezus Zijn discipelen het ‘Onze Vader’ leert. In die verzen leert de Heere Jezus hun en ons wát we bidden moeten. In de verzen 5-13 leert de Heere Jezus allereerst hoe we bidden moeten (vers 5-8) en vertelt Hij vervolgens wat wij van de Heere verwachten mogen (vers 9-13). In de gelijkenis kom je een stijlvorm tegen die je kunt omschrijven als ‘van het mindere naar het meerdere’ (vers 13). Dat was in die tijd een vorm die door veel Joodse rabbi’s gebruikt werd om iets uit te leggen. De Heere Jezus sluit dus bij die vorm aan maar maakt iets heel unieks bekend.
Vers 5-6
In het Midden-Oosten stond (en staat!) gastvrijheid buitengewoon hoog aangeschreven. Tot één van de regels van gastvrijheid behoort dat je een gast onthaalt op een maaltijd waarbij vers brood aanwezig is. De man uit de gelijkenis wil dat graag voorzetten aan een vriend die ’s nachts bij hem is aangekomen. Maar hij heeft het niet meer. In een dergelijk warm gebied was brood namelijk slecht te bewaren en werd het daarom normaal gesproken op de dag waarop het gekocht of gebakken werd, opgegeten. Deze man gaat daarom naar een andere vriend toe, van wie hij om een of andere reden weet of verwacht dat hij nog wel brood heeft.
Vers 7-8
De vriend die wakker geklopt wordt, reageert in eerst instantie afwijzend. Hij slaapt met zijn kinderen in één grote kamer waaraan de voordeur grenst. Als hij opstaat en opendoet, zal dat de kinderen waarschijnlijk wakker maken. Stel je bij een voordeur een grote houten deur voor die met behulp van een zware balk met ijzeren ringen vergrendeld werd. Zo’n deur ontgrendelen, maakte een hoop lawaai. Begrijpelijk dus dat iemand niet midden in de nacht lastig gevallen wil worden, zelfs niet door een vriend. Tóch zal hij de deur opendoen, zegt Jezus, namelijk ‘om zijner onbeschaamdheid wil’. Een lastige vraag hierbij is: Wie is er onbeschaamd?
- Òf de vriend die om brood vraagt: Als hij namelijk maar lang genoeg volhoudt met aan de deur te kloppen, zal de ander wel opendoen. Anders worden de kinderen toch wel wakker door het voortdurende geklop op de deur.
- Òf de vriend die binnen is: Zijn onbeschaamdheid is dan dat hij de ander niet wil teleur stellen en hem zal geven wat hij nodig heeft (in dit geval: de mogelijkheid bieden om gastvrij te zijn).
Deze twee mogelijkheden passen allebei bij de toepassing die de Heere Jezus maakt bij deze gelijkenis.
Vers 9 - 10
In deze verzen begint de toepassing. Jezus zegt dat Hij ons door middel van deze gelijkenis wil leren dat als we aanhouden in gebed, we zullen ontvangen. We moeten ons niet afvragen hoe waarschijnlijk, naar onze normen gerekend, het is dat we verhoord zullen worden. We moeten letten op onze nood en daarmee naar God gaan. Wie zo bidt, zoekt, klopt, moet weten: God zal horen, laten vinden en opendoen.
Vers 11-13
In deze verzen staat eigenlijk een gelijkenis binnen een gelijkenis. Een voorbeeld ‘van het mindere naar het meerdere’. De Heere Jezus neemt een voorbeeld uit ons gewone leven. Een kind dat een vader om een brood, een vis of een ei vraagt. Dat waren in die tijd de basisonderdelen van een gewone maaltijd. Dus geen luxeproducten maar eerste behoeften in het levensonderhoud. Een goede vader zal zulke dingen zijn kinderen niet onthouden. Hij zal geven waar ze om vragen. Vanuit dit ‘mindere’ (wij zijn tenslotte mensen die ‘boos’, dat is: zondig en beperkt, zijn) leert de Heere Jezus ons letten op het ‘meerdere’ (de Heere, die heilig en volmaakt is). Als een aardse vader al het goede weet te geven, zal de hemelse Vader dat zeker doen!
Let goed op wat dit goede dan volgens de Heere Jezus is: de Heilige Geest! Die Gave betekent veel meer dan de eerste behoeften in het levensonderhoud. Wie Gods Geest ontvangt, heeft alles om getroost te leven en te sterven. Want de Heilige Geest laat ons delen in alles wat de Heere Jezus verdiend heeft. Zo zie je in deze gelijkenis opnieuw dat de Heere Jezus ons leert bidden om wat we echt nodig hebben. Hij zegt niet dat je niet om andere dingen mag vragen (gezondheid, vrede, veiligheid enz.), maar Hij belooft nooit dat Hij dat hier al geven zal. Hij belooft echter wel dat de Vader de Heilige Geest zal geven aan ieder die Hem daarom bidt. Dat is een indrukwekkende belofte! Daar mag iedereen die bidt, zoekt, en klopt zich aan vastgrijpen en God mee ‘lastig vallen’. Zoals die vriend het durfde om die andere vriend lastig te vallen. Omdat hij erop vertrouwde dat die ander hem zou geven wat hij nodig had. Datzelfde vertrouwen en die ‘onbeschaamdheid’ wil de Heere Jezus ons leren in onze houding naar de hemelse Vader!