Deze exegese gaat over Lukas 13:10-17 en hoort bij les A1.10 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 13:10-17
Vers 10-11
Een nieuwe geschiedenis begint. Plaats en tijd worden genoemd. Evenals eerder in het evangelie, geeft Jezus onderwijs in de synagoge. Ook is dit niet de eerste keer dat er een conflict ontstaat over de sabbat (Lukas 6).
In de synagoge bevindt zich ook een kromgegroeide vrouw. Ze heeft een ‘geest van krankheid’ en is ‘gebonden’ door satan (vers 16). Haar ziekte heeft een demonisch karakter. De satan, de mensenmoordenaar van den beginne (Johannes 8:44), is uit op de ondergang van de mens en deze vrouw merkt dat heel direct in haar lichaam. Ze gaat letterlijk gebukt door het leven. Rechtop staan kan ze niet meer. Na achttien jaar lijkt de kans op genezing uitgesloten. Ze zal menselijkerwijs alleen nog maar verder achteruit gaan.
Vers 12-13
We lezen nergens dat de vrouw Jezus om hulp vraagt. Jezus ziet de vrouw, het initiatief gaat van Hem uit. Jezus bevrijdt haar van de ziekte. Het woord ‘verlossen’ kunnen we letterlijk vertalen met losmaken. De band waarmee de duivel haar vastgebonden had, wordt door Jezus losgemaakt. In de strijd met Jezus moet satan keer op keer het onderspit delven. Zo wordt deze vrouw weer in vrijheid gesteld. Door haar de handen op te leggen, maakt Jezus duidelijk dat Hij de bron van kracht is waardoor de vrouw genezen wordt. De genezing vindt direct plaats. Door als reactie God te verheerlijken, maakt de vrouw duidelijk dat ze de daad van Jezus als een werk van God beschouwt.
Vers 14
De overste van de synagoge is kwaad, maar hij durft Jezus niet rechtstreeks aan te spreken. Daarom richt hij zich tot de toeschouwers en tot de genezen vrouw. Hen vermaant hij dat ze zich niet op de sabbat moeten laten genezen. Zeker ten opzichte van de vrouw is dit een onterecht argument. Zij had Jezus niet gevraagd om haar te genezen, maar Jezus had dat uit eigen initiatief gedaan. Het verwijt aan de toeschouwers is dan ook eigenlijk een indirecte aanval op Jezus.
Vers 15-16
Jezus vat de woorden dan ook als een aanval op en spreekt de overste en de mensen die er net zo over denken scherp aan. Geveinsde is een vertaling van het Griekse woord hypocriet. De overste doet zich beter voor dan hij is. Jezus maakt dat duidelijk met behulp van een vergelijking. Het losmaken en leiden van een os of ezel is strikt genomen ook werk. Maar dit werk is door de Farizeeën officieel toegestaan op de sabbat. Door het dier los te maken en naar de drinkbak te leiden, wordt ook voor het dier de sabbat niet een zware en dorstige dag, maar een rustdag, inclusief de mogelijkheid om te drinken. Voor het welzijn van een dier zijn deze Joden bereid om te werken op de sabbat.
Ook de vrouw is losgemaakt, maar dan van de band waarmee de satan haar bond. Jezus heeft haar losgemaakt zodat ook zij werkelijk van de sabbat kan genieten. Als de Joden bereid zijn om te werken voor het welzijn van een dier, zou de Heere Jezus dan niet mogen werken voor het welzijn van een mens? Staat een dier hoger dan een mens? Een mens dat bovendien dochter van Abraham, een verbondskind, is?
Vers 17
Het wonder en Jezus’ verantwoording daarvan maken scheiding bij de toeschouwers. Zijn tegenstanders staan beschaamd. Ze hebben geen weerwoord op Jezus’ heldere vergelijking, maar in hun hart verzetten ze zich tegen Hem. De schare, de grote groep toeschouwers, is verheugd. Allereerst over het wonder, maar ook over de wijze waarop Jezus laat zien dat dit wonder plaats mócht vinden. De toeschouwers hoeven zich niet schuldig te voelen dat dit wonder op de sabbat hun goedkeuring kan wegdragen. Opnieuw roept het optreden van Jezus op tot een keuze. Voor Hem of tegen Hem? Hoe dichter Hij bij Jeruzalem en daarmee bij het kruis komt, hoe nijpender die keuze wordt.