De website heeft recent een grote update gehad in de techniek, waarna nog niet alles weer perfect werkt. Kom je een foutje tegen, kopieer dan de link uit de adresbalk van je browser en deel hem via de chat of per mail, met een korte toelichting van de fout. Daarmee help je ons om de website weer goed in vorm te krijgen. Dankjewel!

Bijbeluitleg over Lukas 15:11-32

Deze exegese gaat over Lukas 15:11-32 en hoort bij les B3.37 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.

Bijbelgedeelte: Lukas 15:11-32

Intro
De drie gelijkenissen van Lukas 15 handelen alle drie over ‘het verlorene’ dat teruggevonden wordt. De drie gelijkenissen zijn een reactie op de kritiek van de Farizeeën dat Jezus Zich met tollenaars inlaat.

Vers 11-12
Jezus schetst de situatie van een vader met twee zonen. De jongste, denk aan een leeftijd van tegen de twintig, verzoekt de vader om de erfenis nu vast te verdelen. Daarbij krijgt de oudste twee keer zoveel als de jongste (Deuteronomium 21:17). Het verzoek van de jongste toont zijn mentaliteit: zijn vader zelf interesseert hem niet, hij wil alleen het geld van zijn vader. Volgens sommige uitleggers kun je het verzoek om de erfenis zelfs uitleggen als: ‘wat mij betreft was u al dood.’ Hoe dan ook, het verzoek getuigt bepaald niet van respect voor zijn vader. De vader stelt zich dan ook heel coulant op door het verzoek wel in te willigen.

Vers 13
Nu komen de intenties van de jongste zoon helemaal openbaar. De ontvangen goederen worden omgezet in geld, de familie wordt vaarwel gezegd en de zoon trekt de wijde wereld in. Ver weg van huis wordt in een leven van pure genotzucht alles erdoor gejast. De oudste zoon zal het later een leven ‘met hoeren’ noemen (vers 30). Of dat nu werkelijk waar is, doet er niet zoveel toe. Waar het om gaat, is dat de jongste zoon hier laat zien dat hij kiest voor het genot en daarin zijn vader, die hard voor het geld heeft gewerkt, enorm tekortdoet.

Vers 14-15
Met dat het geld opraakt, keren ook de omstandigheden zich tegen de jongen: er ontstaat een zware hongersnood. In een vreemd land, zonder sociale netwerken, is er niemand die zich in zulke omstandigheden om hem bekommert. Het enige werk dat er voorhanden blijkt, is het hoeden van de varkens, nota bene onreine dieren! Lager gewaardeerd werk is voor de Jood niet denkbaar.

Vers 16
Voldoende eten kan hij ook nu nog niet kopen, zodat zelfs het varkensvoer hem aantrekkelijk lijkt. Maar ook dat krijgt hij niet. Kortom, een onrein varken is beter af dan hij! Jezus schildert de situatie zo dat elke toehoorder, ook de Farizeeër, zich bewust is dat een mens er niet beroerder aan toe kan zijn dan deze jongen. Het is de meest schandelijke en gebrekkige situatie die een Jood zich maar voor kan stellen. Dit is de situatie waarin de tollenaar, en met hem iedereen die in zijn zonde tot Jezus vlucht, zich bevindt.

Vers 17
Deze hopeloze situatie doet de zoon beseffen op welke verkeerde weg hij gegaan is. De dagloners van zijn vader (een dagloner was niet eens een knecht in vaste dienst!) zijn beter af dan hij, de zoon van die vader. De zoon komt tot inkeer.

Vers 18-19
Zijn inkeer resulteert in een omkeer. Hij moet terug naar zijn vader. Maar dan wordt hij geconfronteerd met wat hij zijn vader heeft aangedaan. ‘En de hemel’ betekent dat hij ook tegen God heeft gezondigd. De jongen krijgt berouw en beseft dat hij werkelijk niets meer verdient. Zelfs het daglonerschap bij zijn vader is een onverdiende gunst geworden. Niets heeft hij meer te bieden; hij kan slechts zijn lege hand ophouden.

Vers 20-24
De omkeer resulteert in een daadwerkelijke terugkeer. De zoon gáát. En dan gebeurt het onwaarschijnlijke: nog voor de zoon de vader ziet, blijkt de vader hem al gezien te hebben. Hij stond al op de uitkijk! En de vader wacht vervolgens niet rustig af tot zijn zoon bij hem gekomen is, maar hij gaat hem tegemoet en vliegt hem om de hals. En nog voor de zoon zijn ingestudeerde zin over het daglonerschap kan afmaken, is de vader al bezig hem in nieuwe kleren te steken. Alle aandacht gaat nu uit naar de vader. Kosten nog moeiten worden gespaard om de blijdschap te uiten. De lompen worden vervangen door mooie kleren, de blote voeten worden in sandalen gehuld, een ring, teken van waardigheid, wordt om zijn vinger geschoven, het gemeste kalf, bedoeld voor grote feesten, wordt geslacht. De reden voor al deze vreugde wordt door de vader kernachtig samengevat. Zo ver was de zoon weg gedwaald dat hij feitelijk dood was. Opvallend genoeg zegt de vader niet: ‘hij is teruggekeerd’, maar: ‘hij is gevonden’. De zoon is als het ware ‘teruggetrokken’ door de koorden der liefde van de vader. Er is in de hemel vreugde over één zondaar die zich bekeert! (vers 10)

Vers 25-30
De oudste zoon heeft nog niets gemerkt. Als hij bij thuiskomst het feestgedruis hoort, verbaast hem dat, want hij weet van geen feest af. Dus doet hij navraag bij één van de knechten, maar wat hij hoort bevalt hem helemaal niet. Hij piekert er niet over om mee te doen aan het feest.
Eigenlijk worden de zaken tussen de oudste zoon en de jongste zoon nu omgedraaid. De oudste zoon komt nu letterlijk ‘buiten te staan’. Evenals bij de jongste zoon, gaat de vader ook bij de oudste zoon hém tegemoet. De vader komt uit het huis en smeekt de oudste om binnen te komen. De oudste zoon wijst op zijn gehoorzaamheid, maar dat blijkt wel een slaafse gehoorzaamheid te zijn. Was het de oudste zoon wel werkelijk om de vader te doen? De vader, die zo genadig is, wordt door de oudste zoon als ‘onrechtvaardig’ afgeschilderd. Door deze woorden van de oudste zoon blijkt hij eveneens al die jaren ver bij de vader vandaan geweest te zijn.

Vers 31-32
De vader, hij spreekt zijn oudste zoon aan met het tedere ‘kind’, wijst hem op beide punten terecht:

  • Hij heeft al die jaren bij zijn vader mogen zijn. Bovendien zijn al die dieren net zo goed van deze zoon, als van de vader.
  • De jongste verloren zoon is niet (zoals de oudste zoon zegt) ‘deze uw zoon’, maar ‘uw broeder’. De oudste zoon moet de vreugde kennen dat deze broer nu levend terug is!

Tot slot
In deze gelijkenis toont Jezus de rijkdom van zijn boodschap van bekering en genade. De gelijkenis eindigt met de open vraag: ‘Wat gaat de oudste zoon nu doen?’ Die vraag moet door de Farizeeërs in de praktijk beantwoord worden!



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!