Deze exegese gaat over Lukas 2:1-20 en hoort bij les B3.25 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 2:1-20
Vers 1-5
‘In diezelve dagen’: de regeringsperiode van Herodes (Lukas 1:5). Lukas laat het Evangelie van de geboorte van de Heere Jezus beginnen in Rome, met keizer Augustus. Deze keizer, die eigenlijk Octavianus heette, kreeg van de senaat in Rome de erenaam Augustus, wat ‘verhevene’ of ‘aanbiddelijke’ betekent. Deze keizer wil dat alle inwoners van het Romeinse rijk (de gehele wereld) zich laten registreren (beschrijven). Bij zo’n beschrijving moest men zijn naam, beroep, vermogen, familie en eventuele slaven opgeven. Het doel er van was een belastingaanslag. Omdat er meer van zulke beschrijvingen zijn geweest (zie Handelingen 5:17), spreekt Lukas hier over de eerste.
Lukas benadrukt het feit van Jezus’ geboorte. De uitdrukking ‘het geschiedde’ komt drie keer voor (verzen 1, 2, 6). De geschiedenis wordt ook gedateerd aan de hand van de regering van Cyrenius of Quirinus over de provincie Syria (de Romeinse provincie waarin Palestina lag).
God gebruikt het plan van Augustus om Zíjn heilsplan te vervullen. Door de beschrijving worden Maria en Jozef als het ware gedwongen om naar Bethlehem te gaan. Dat moet ook, want dáár moet de Messias geboren worden (Micha 5:1). De HEERE werkt dwars door menselijke onmogelijkheden heen aan op Zijn doel. Dat doet Hij vandaag nog!
Misschien waren Jozef en Maria inmiddels al getrouwd, maar wordt Maria nog ondertrouwde vrouw genoemd omdat Jozef en Maria nog niet samenleefden als man en vrouw.
Vers 6-7
De dagen werden vervuld: Dat zijn om te beginnen Maria’s dagen; haar Kind was voldragen. Maar het zijn vooral Gods dagen. Zíjn tijd was aangebroken (Galaten 4:4).
Het winden in doeken is niet noodzakelijk een teken van armoede (zoals vaak gesteld wordt), maar de gebruikelijke babyverzorging in die tijd (vergelijk Ezechiël 16:4).
Met een kribbe wordt een voerbak bedoeld. Op grond hiervan veronderstelt men vaak dat de Heere Jezus in een stal geboren is. Dat kan, maar hoeft niet. De huizen van de armere mensen in Israël bestonden vaak uit één vertrek met een hoger- en een lagergelegen helft. In de hoger gelegen helft woonden de mensen, terwijl in de lager gelegen helft de dieren ‘s nachts verbleven. Zeker zal daar een voerbak of kribbe hebben gestaan. Het kan dat Jozef en Maria in zo’n armoedig huis verbleven. De Heere Jezus heeft van meet af aan armoede willen ondergaan, om arme mensen rijk te maken (2 Korinthe 8:9).
In elk geval was voor Jozef en Maria (en indirect dus ook voor Jezus) geen plaats in de herberg. In die zin begint de lijdensgeschiedenis hier al. De vraag voor ons is, of er in ons hart en leven wel plaats kwam voor de Heere Jezus.
Vers 8-14
In het gebied waar David vroeger de kudde weidde, zijn ook nu herders. Herders werden in deze tijd als onbetrouwbaar en leugenachtig gezien. Ze mochten niet getuigen bij de rechtbank. Aan déze verachten wil de HEERE het Evangelie allereerst bekendmaken. De herders houden ’s nachts de wacht over de kudde. Tussen maart en november waren ze buiten met de schapen. ’s Nachts moest er gewaakt worden tegen rovers en wilde dieren.
Een engel (het Griekse woord betekent letterlijk: boodschapper) brengt hun een geboortebericht. In dit geboortebericht worden drie namen genoemd. Deze namen vertellen volgens de gewoonte in Israël niet alleen hoe iemand heet, maar ook hoe hij is. Het Griekse woord voor Zaligmaker (Sotèr) betekent hier niet allereerst: Hij Die echt gelukkig maakt, maar: Hij Die redt. Christus betekent Messias of Gezalfde. Heere (Kurios) was een titel die de keizer ook droeg.
Het woordje ‘u’ in vers 11 kan ook vertaald worden met ‘voor u’. Feit en profijt zijn hier onlosmakelijk met elkaar verbonden. De verschillende aspecten van Jezus’ geboorte (Zijn namen, Zijn geboorteplaats, Zijn geboortetijd) krijgen voor ons dán grote waarde, wanneer we mogen horen, dat het ook voor ons is.
De herders krijgen ongevraagd een teken. Dit is zowel een herkenningsteken alsook een bevestiging van het woord van de engel.
In de lofzang van de engelen die op het geboortebericht volgt, wordt aangegeven wat Christus’ geboorte bewerkt: in de hemel de eer van God en op aarde vrede. Vrede heeft een Oudtestamentische achtergrond en betekent: het heil dat de Messias zal brengen. De uitdrukking ‘in de mensen een welbehagen’ kan, gezien het Grieks, ook genomen worden bij ‘vrede op aarde’. De vertaling wordt dan: ‘…en vrede op aarde in mensen van het welbehagen’.
Vers 15-20
De herders twijfelen niet aan de waarheid van het woord van de engel: ‘Laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.’
Deze woorden van de herders willen ook ons vandaag aansporen: Wat geschied is (Christus’ geboorte), en ook aan ons is verkondigd (door de prediking, maar bijvoorbeeld ook door de zondagsschoolvertellingen), moet door ons ook in het geloof gezien worden.
De herders werden gezien als onbetrouwbaar en leugenachtig, maar God neemt hen in dienst en laat hen een oorgetuigenverslag geven van wat ze van de engel hebben gehoord.
De reactie op het getuigenis van de herders is tweeledig. Enerzijds is er verwondering, een houding die in het Evangelie van Lukas zomaar kan omslaan in afwijzing en verwerping. Anderzijds is er de houding van Maria, die de woorden bewaart en overlegt in haar hart. Het woord ‘overleggen’ kan ook vertaald worden met: vergelijken. Maria vergelijkt datgene wat ze nu hoort, met wat ze al eerder had gehoord (Lukas 1). Laat dat ook onze houding mogen zijn: nieuw onderwijs van de Heere vergelijken met wat we al eerder gehoord hebben van Hem. En ze als een kostbare schat bewaren in ons hart.