Deze exegese gaat over Lukas 2:1-7 en hoort bij les C1.17 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 2:1-7
Vers 1-5
Met de aanduiding ‘in diezelfde dagen’ wordt de regeringsperiode van Herodes bedoeld(zie Lukas 1:5). Lukas laat het Evangelie van de geboorte van de Heere Jezus beginnen in Rome, met keizer Augustus. Deze keizer, die eigenlijk Octavianus heette, kreeg van de senaat in Rome de erenaam Augustus, wat verhevene of aanbiddelijke betekent. Deze keizer wil dat alle inwoners van het Romeinse rijk (de gehele wereld) zich laten registreren (beschrijven). Bij zo’n beschrijving moest men zijn naam, beroep, vermogen, familie en eventuele slaven opgeven. Het doel van deze beschrijving was een belastingaanslag. Omdat er meer van zulke beschrijvingen zijn geweest (zie Handelingen 5:17), spreekt Lukas hier van de eerste.
Lukas benadrukt het feit van Jezus’ geboorte. De uitdrukking ‘het geschiedde’ komt drie keer voor (verzen 1, 2, 6). De geschiedenis wordt ook gedateerd aan de hand van de regering van Cyrenius of Quirinus over de provincie Syria (de Romeinse provincie waarin Palestina lag).
God gebruikt het plan van Augustus om Zíjn heilsplan te vervullen. Door de beschrijving worden Maria en Jozef als het ware gedwongen om naar Bethlehem te gaan. Dat moet ook, want dáár moet de Messias geboren worden (Micha 5:1). De HEERE werkt dwars door menselijke onmogelijkheden heen aan op Zijn doel. Dat doet Hij vandaag nog!
Misschien waren Jozef en Maria inmiddels al wel getrouwd, maar wordt Maria nog ondertrouwde vrouw genoemd omdat Jozef en Maria nog niet samenleefden als man en vrouw.
Vers 6-7
De dagen werden vervuld; dat zijn om te beginnen Maria’s dagen, haar Kind was voldragen. Maar het zijn vooral Gods dagen. Zíjn tijd was aangebroken (zie Galaten 4:4).
Het winden in doeken is niet noodzakelijk een teken van armoede (zoals vaak gesteld wordt), maar de gebruikelijke babyverzorging in die tijd (vergelijk Ezechiël 16:4).
Met kribbe wordt een voerbak bedoeld. Op grond hiervan veronderstelt men vaak dat de Heere Jezus in een stal geboren is. Dat kan, maar hoeft niet. De huizen van de armere mensen in Israël bestonden vaak uit één vertrek met een hoger- en een lager gelegen helft. In de hoger gelegen helft woonden de mensen, terwijl in de lager gelegen helft de dieren ‘s nachts verbleven. Zeker zal daar een voerbak of kribbe hebben gestaan. Het kan dat Jozef en Maria in zo’n armoedig huis verbleven. De Heere Jezus heeft van meet af aan armoede willen ondergaan, om arme mensen rijk te maken (2 Korinthe 8:9).
In elk geval was voor Jozef en Maria (en indirect dus ook voor Jezus) geen plaats in de herberg. In die zin begint de lijdensgeschiedenis hier al. De vraag voor ons is, of er in ons hart en leven wél plaats kwam (of komt) voor de Heere Jezus.