Deze exegese gaat over Lukas 2:40-52 en hoort bij les C1.19 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Lukas 2:40-52
Dit is het enige bijbelgedeelte dat iets verhaalt over de kindertijd van de Heere Jezus.
Vers 40-42
De Heilige Geest sterkt Jezus om Gods wil te willen en te doen. Hij vervult Hem met wijsheid. Te denken valt aan levenswijsheid, het vrezen (eerbiedig dienen) van de Heere (Spreuken 1). De kanttekenaren schrijven, dat er bij de Heere geen grens was aan de werking en vervulling door de Heilige Geest, zoals dat bij andere personen uit de Bijbel wel het geval was. God betoont Zijn gunst, Zijn genade, merkbaar aan Jezus. Zijn aardse ouders hebben dit zeker gemerkt.
God gebood de mannen driemaal per jaar in Jeruzalem de drie feesten te vieren (Deuteronomium 16:16): het Pascha, het Pinksterfeest en het Loofhuttenfeest. Vaak gingen de vrouwen mee. Het was gebruikelijk om de feesten in Jeruzalem te vieren, ook al was je arm of was de reis ver. Waarschijnlijk gingen de mensen die ver weg woonden (zoals in Nazareth) of die arm waren, slechts één keer per jaar naar Jeruzalem.
Als een jongen twaalf was, ging hij voor het eerst mee naar Jeruzalem; ook Jezus gaat nu mee. We mogen er van uitgaan dat dit voor de eerste keer is.
Vers 43
Als het Pascha (Exodus 23:15), wat zeven dagen duurt, voorbij is, gaat men op de achtste dag naar huis. Jezus is niet al de zeven dagen bij zijn ouders gebleven, anders waren ze niet zonder Hem vertrokken. Jezus blijft in Jeruzalem. Niet omdat Hij niet graag naar huis wilde of omdat Hij niet graag in het gezelschap van Zijn ouders was. De reden van Zijn achterblijven is, dat Hij Zijn aardse ouders wil laten weten, dat Hij Zijn hemelse Vader meer gehoorzaamheid is verschuldigd dan hen.
Vers 44-45
Meestal trokken de Joden in grote groepen gezamenlijk op naar Jeruzalem en ook weer terug naar huis. Jozef en Maria hebben erop vertrouwd dat Jezus in de mensenmassa mee zou gaan naar Nazareth. Ondertussen proberen ze Hem wel te ontdekken, ze zoeken bij familieleden (magen) en bekenden. Na een dag reizen, is Hij nog steeds onvindbaar. Ze gaan de volgende dag, ongerust, terug naar Jeruzalem om Hem te zoeken.
Vers 46-47
Maria en Jozef komen ’s avonds in Jeruzalem aan. De derde dag vinden ze de Heere Jezus in de tempel (De Joden nemen een deel van een dag voor een hele dag, vandaar ‘na drie dagen.’). Hij bevindt Zich tussen de leraars, de Schriftgeleerden, die elke dag in de tempel te vinden zijn en gratis onderwijs geven aan iedereen die dit wil. Dit onderwijs gaat in vraag-en-antwoord-vorm. Jezus luistert niet alleen toe, Hij stelt ook vragen. Denk je eens in: een kind van twaalf jaar dat indringende vragen stelt over de Heilige Schrift! Hieruit blijkt dat Hij met wijsheid was vervuld door de Heilige Geest. Hij wilde die wijsheid niet alleen vermeerderen, maar ook aan anderen meedelen. De mensen die Hem horen, staan versteld van Zijn kennis van en inzicht in de Heilige Schrift. Verder dan grote verbazing brengt het hen echter niet.
Vers 48
Jozef en Maria zijn er ondersteboven van. Volgens de kanttekeningen omdat ze zien dat Hij, nog een Kind, het waagt met zulke geleerde mannen te spreken en mee te doen in het Bijbels onderwijs. Misschien reageren ze met ontsteltenis, omdat ze niet begrijpen dat Jezus hen ongehoorzaam was; ze hadden dit niet van Hem verwacht.
Het vervolg lijkt hierop aan te sluiten: Jozef en Maria nemen het Jezus kwalijk, dat Hij in Jeruzalem is achtergebleven zonder hen daarover in te lichten. Maria laat Jezus licht verwijtend weten, dat Zijn ouders in angst hebben gezeten om Hem. Hieruit blijkt dat zij Hem ongehoorzaam vinden. Hij is echter gehoorzaam aan Zijn hemelse Vader. Jozef wordt als vader aangeduid (zie ook Lukas 3:23). Opvallend is dat Jozef (ook nu) zwijgt. Wanneer het nodig is, spreekt en handelt hij (zie Mattheüs 1:24, 2:14 en 23 of Lukas 2:4).
Vers 49-50
Hier laat Jezus duidelijk blijken dat er geen enkele reden was tot ongerustheid. Maria en Jozef hadden vergeten Wie hun Kind was. Ze hadden moeten weten dat Hij hier in de tempel, in het huis van Zijn Vader (Johannes 2:16) te vinden zou zijn. Hij is gekomen voor alles wat te maken heeft met de dienst van God. Als Hij zegt: ‘Mijn Vader’ laat Jezus horen dat Hij de Zoon van God, ook Zelf God, is.
Zijn ouders begrijpen Hem niet. Om Gods Woord te kunnen begrijpen, hebben we het licht van Zijn Heilige Geest nodig. In Lukas komen we vaker tegen dat mensen niet verstaan, begrijpen, wat Jezus bedoelt (Lukas 9:45; 18:34).
Vers 51
Gehoorzaam gaat de Heere Jezus mee; Hij sputtert niet tegen om nog even te blijven. Evenmin vraagt Hij Zijn ouders bij Hem in Jeruzalem te blijven. Hij is onderdanig en plichtsgetrouw, zoals Gods Wet dat vereist en heeft geduld met de gebreken en het onbegrip van Zijn ouders. Hij verdraagt de berisping van Zijn moeder. Hij doet dit in een weg van zelfverloochening. Hebreën 5:8 spreekt hier ook over.
Maria onthoudt wel wat Jezus heeft gezegd. Ze bewaart de woorden in haar hart, ook al begrijpt zij ze nu (nog) niet (Lukas 2:19).
Vers 52
Deze geschiedenis begint en eindigt met een bericht over Jezus’ groei naar volwassenheid. Hij neemt toe in Zijn geestelijke en verstandelijke vermogens. Hij groeit lichamelijk. Steeds komen bij het opgroeien al Zijn goede eigenschappen naar voren, zodat Hij de gunst van God en de mensen mag ondervinden. De mensen spreken goed van Hem. Wanneer Hij op 30-jarige leeftijd begint met Zijn openbare optreden verandert dit.