Deze exegese gaat over Markus 15:16-47 en hoort bij les C2.40 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Markus 15:16-47
Intro
Er gebeurt veel in dit gedeelte. Je komt de Heere Jezus hier tegen midden in de diepe vernedering die Hij wilde ondergaan. Wie echt luistert, huivert over de grofheid van de zonde. Wie echt luistert, raakt ook diep onder de indruk van de grote liefde van God voor zondaren.
Vers 16 – 20
De Heere Jezus wordt een paleis binnengeleid, een rechtszaal. Voor het oog van de hele legerafdeling (‘bende’) wordt Jezus bespot. Hij krijgt de tekenen van een koning aan Zijn lichaam. Een koningsmantel en een kroon. Daarna doen de soldaten alsof ze een koning groeten. Ze willen er maar één ding mee duidelijk maken. Wat deze man heeft beweerd over Zijn koningschap is volstrekt belachelijk. Een koning die zich zo laat behandelen; die zo weinig macht vertoont, is de titel koning niet waard, vinden zij. Het is echter uit liefde voor zondaren en trouw aan Zijn Vader, dat Jezus dit allemaal laat gebeuren. Als de soldaten uitgespot zijn, wordt Jezus weggeleid. Daarmee gaat de Oudtestamentische profetie in vervulling (zie Leviticus 26:27 en vergelijk daarmee ook wat er staat in Hebreeën 13:12).
Vers 21 – 22
Het was gebruikelijk dat veroordeelden zelf hun kruis droegen. Ze droegen dan niet het hele kruis maar alleen de dwarsbalk die op de plaats van de kruisiging aan de staande balk bevestigd werd. In Jezus’ geval wordt een zekere Simon gedwongen het kruis voor Hem te dragen. Op het moment dat Markus zijn beschrijving van het evangelie geeft, is deze Simon inmiddels een goede bekende in de vroege kerk. Het is ‘de vader van Alexander en Rufus’ (zie ook Romeinen 16:13). Zo heeft Simon iets meegemaakt van wat het betekent om te lijden met Jezus. Maar hij heeft ook gezien wat het unieke was van Jezus’ lijden: bij Golgotha werd het kruis van Simons schouders gehaald. Jezus moest en wilde sterven; voor hem, voor zondaren zoals wij.
Golgotha (Hoofdschedelplaats) heette zo vanwege de vorm van de heuvel of –zoals ook wel wordt gedacht – vanwege de talrijk aanwezige schedels van veroordeelde misdadigers.
Vers 23 – 24
Mirre werd gebruikt als verdovingsmiddel. Uit overlevering is bekend dat het gebruikelijk was dat vrome vrouwen uit Jeruzalem dit maakten om aan veroordeelden te drinken te geven en zo hun pijn te verzachten. Jezus weigert omdat Hij bewust het lijden wil ondergaan. Het was gebruikelijk voor Romeinse soldaten om de kleren van veroordeelden te verdelen. Tegelijk moet je zeggen dat hier weer een profetie in vervulling gaat (Psalm 22:19). De derde ure was negen uur ’s morgens, de tijd van het morgenoffer.
Vers 23 – 28
Het was gebruikelijk dat er op het kruis werd aangegeven waarom iemand ter dood veroordeeld was. Het opschrift boven Jezus’ hoofd zal door Pilatus ongetwijfeld spottend richting de Joden bedoeld zijn. ‘Daar hangt nu jullie koning’. Tegelijk spreekt God Zelf door dit opschrift toen en nu: ‘Ziet, uw Koning, komt tot Hem’. Mattheüs vertelt erbij dat het in het Hebreeuws, Grieks en Latijn geschreven is. Heel de bekende wereld van toen kan het daarom lezen. Heel veelzeggend!
Jezus hangt tussen twee mensen die, als je let op het woord, waarschijnlijk ‘revolutionairen’ waren. Mensen die een poging hadden gedaan om in opstand te komen tegenover het Romeinse gezag. Hij hangt in het midden alsof Hij de ergste is. Opnieuw gaat een profetie in vervulling (Jesaja 53:12).
Vers 29 – 37
De houding van de omstanders wordt niet milder maar de spot neemt alleen nog maar toe. Waren het eerst alleen nog de soldaten, nu doen de omstanders en ook de geestelijke leiders volop mee. Maar het dieptepunt van het lijden komt voor de Heere Jezus als het donker wordt. Deze duisternis beeldt uit dat God al Zijn goedheid inhoudt en dat Jezus de volle last van Gods toorn over de zonde ondergaat. Wat hier gebeurt, is nooit helemaal te vatten. (Van Maarten Luther wordt verteld dat hij ooit meer dan twee dagen verbijsterd naar de woorden ‘Eli, Eli, Lama Sabachtani’ heeft zitten staren.) Je ziet hier hoe ver Jezus in Zijn liefde voor zondaren wilde gaan. Je ziet hier ook iets van wat iedereen te wachten staat die de liefde van God blijft afwijzen.
Daarna neemt Jezus wel van de edik; waarschijnlijk om kracht te verzamelen voor Zijn laatste uitroep. Dan is het ‘volbracht’ (Johannes 19:30). Symbolisch scheurt op dat moment het voorhangsel van de tempel. Van boven naar beneden. Dat wil zeggen: de weg naar God gaat open door wat God doet! En dan, uiteindelijk, is er één mens die door heeft wat hier gebeurt. De Romeinse hoofdman belijdt zijn geloof in de Heere Jezus: Hij is Gods Zoon! Daarnaast zijn er de vrouwen die Jezus al jaren gevolgd zijn. Zij zijn er ook bij als Jezus sterft. Dat moet beschamend geweest zijn voor de discipelen!
Vers 42 – 47
Na de hoofdman en de vrouwen komt er nu nog iemand naar voren die zijn geloof in Jezus toont. Het is een vooraanstaand mens die ‘het koninkrijk van God’ verwachtte, Jozef van Arimathea. Dat was tot nu toe niet zo aan het licht gekomen. Johannes zegt dat hij het uit vrees verborgen hield (Johannes 19:38). Pilatus is verbaasd over Jezus’ vroege sterven. Wat zal hij gevraagd hebben aan de hoofdman? Als hij goed doorgevraagd heeft, zal hij een getuigenis gehoord hebben. Pilatus geeft toestemming voor de begrafenis en heeft misschien wel gehoopt daarmee voor eens en voor altijd van Jezus af te zijn. Jozef legt het lichaam haastig – in verband met de komende sabbat- maar wel gewikkeld in fijn linnen dat hij nog gekocht heeft, in het graf. In vers 47 worden een paar vrouwen genoemd als getuige van deze begrafenis. Zij zijn straks op de Paasmorgen één van de eersten die getuigen zullen zijn van het lege graf en de opgestane Heiland (zie 16:1vv.)!