Deze exegese gaat over Mattheüs 3:13-4:11 en hoort bij les B1.21 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
Bijbelgedeelte: Mattheüs 3:13-4:11
Vers 13-15
Dit eerste vers begint met een woord dat verwijst naar een officiële ambtsaanvaarding. Jezus doet dit door zich allereerst te laten dopen. Johannes heeft daar eerst moeite mee. Jezus heeft toch geen doop tot bekering nodig? Nee, maar Jezus wil wel Gods wil volbrengen. De verwijzing naar Gods gerechtigheid wijst op Gods reddende gerechtigheid. Het is die gerechtigheid waardoor God het mogelijk maakt dat zondaren door Hem worden aangenomen tot kinderen. Daarvoor moest de Heere Jezus zich laten dopen. Wat daar gebeurt, is wat Luther ‘de vrolijke of wonderlijke ruil’ noemde: de zondaren die zich bij Johannes lieten dopen, gingen vuil in het water onder om schoon boven te komen. Jezus ging schoon onder water om vuil boven te komen. Zo maakt Hij duidelijk dat Hij de zonden van de wereld op zich wil nemen.
Vers 16-17
Als de Heere Jezus omhoog komt uit de Jordaan zie je iets van de vervulling van de profetie van Jesaja 64:1. De hemel gaat open. Wat hier gebeurt, is bijna niet te beschrijven. Het is heel het Evangelie in een paar verzen. De drie-enige God openbaart hier Zijn liefde. Het is de liefde van de Vader, Zoon en Heilige Geest ter wille van zondaren. Deze tekst is een zogenaamde klassieke bewijstekst voor de leer van de Drie-eenheid. Deze leer heeft alles te maken met zicht op Gods liefde die in Christus geopenbaard wordt en door de Heilige Geest wordt toegepast.
Johannes ziet het gebeuren en hoort de stem. Voor hem wordt daarmee duidelijk gemaakt: ‘Deze is de Messias’. Daarmee weet Johannes ook dat zijn taak er op zit. Hij was slechts heraut. Nu is het de tijd voor de Koning.
Vers 1-4
De Heere Jezus wordt voorbereid en geschikt gemaakt voor Zijn taak op aarde door de zalving met de Heilige Geest. Wie vol is van de Heilige Geest, is gewapend tegen de aanvallen van de satan. Maar juist dan komt de duivel ook om je te verzoeken, om het werk van God te verstoren.
Een periode van veertig dagen komen we in de Bijbel ook tegen bij Mozes die veertig dagen op de Sinaï verkeerde en Elia die veertig dagen in de woestijn was. Van hen beiden lezen we ook dat ze al die tijd vastten. Na veertig dagen van vasten heeft Jezus honger. Hij was tenslotte naast God ook gewoon mens. Satan maakt gebruik van lichamelijke of psychische zwakheid om juist dan aan te vallen. Toen, en nu nog steeds. Deze verzoeking is dubbel groot: Met het veranderen van stenen in brood zou de Heere Jezus zowel Zijn honger kunnen verzadigen als satan tonen dat Hij almachtig is. Maar daarmee zou Hij niet meer in totale afhankelijkheid van God de Vader leven en net als Adam en Eva gehoor geven aan satans influisteringen.
Jezus verslaat satan met het zwaard van het Woord. De mens zal bij brood alleen niet leven maar bij alle Woord van God (Deuteronomium 8:3). Dit doen was het eten en drinken van de Heere Jezus. Wij moeten niets doen dat er de schijn van heeft satan een plaats te geven.
Hoewel de Heere Jezus veel wonderen verrichtte, lezen we nergens dat Hij dit ten behoeve van Zichzelf deed.
Vers 5-7
De tweede verzoeking draait om vertrouwen. Satan gebruikt hierbij heel listig een Bijbelcitaat. Maar als een engel van het licht komt hij met slechts een halve waarheid. Dat is zijn tactiek nog steeds. Hij komt niet vaak met een directe leugen. Juist daarom moeten we zo waakzaam zijn en in navolging van de Heere Jezus altijd Schrift met Schrift vergelijken.
God verzoeken is: eisen dat de HEERE bewijst dat Hij er is. Anders gezegd: niet willen geloven, maar alleen willen zien en ervaren. Jezus wilde ons leren Zijn Vader te vertrouwen op Zijn woord, ook als de omstandigheden zorgelijk zijn.
Vers 8-10
De derde verzoeking richt zich op macht. Slechts één buiging en alle koninkrijken van de aarde zijn voor Jezus. In Zijn reactie ontkent de Heere Jezus niet dat de duivel macht heeft over de koninkrijken van de aarde. Sommige verklaarders menen dat de satan inderdaad voor een tijd deze (afgeleide) macht gekregen heeft. Anderen beschouwen dit als een leugen waarmee Hij Jezus wil verleiden tot aanbidding. Als dat echter zou gebeuren, zou de Heere Jezus van het pad van gehoorzaamheid aan Zijn Vader afgebracht zijn. Bovendien kwam Hij niet om een aards Koninkrijk te stichten. Uit deze verzen blijkt dat satan als God wil zijn. Nog steeds belooft hij mensen alle schatten van de wereld als hij in ruil daarvoor maar hun hart en aanbidding kan krijgen.
Jezus gaat niet met de duivel in discussie maar wijst de verzoeking meteen af, opnieuw met het Woord. Er is er maar één die onze aanbidding moet krijgen. Dat is tegelijk ook de enige die ons werkelijk gelukkig kan maken. Alleen in Zijn koninkrijk is het werkelijk veilig.
Vers 11
Wat Jacobus schrijft, ‘wederstaat de duivel, en hij zal van u vlieden’ (Jacobus 4:7) is alleen mogelijk omdat Jezus dat eerst gedaan en daarmee ook voorgedaan heeft. Het kan alleen in Zijn kracht én door het Woord te gebruiken. Tegelijk moeten we goed bedenken dat Hij de gelovigen steeds slechts ‘voor een tijd’ alleen laat. Dit is tijd die als rustperiode een geschenk van God is.
Jezus krijgt voor even rust. Rusttijd waarin de engelen kwamen om Hem te dienen. Dat zal wat geweest zijn. De engelen die vol eerbied Hem van voedsel en drinken voorzien. Hier zie je iets van wat Jezus gaat verdienen. De woestijn wordt een paradijs.