Bijbelgedeelte: Mattheüs 4:12-25 en 5:13-16

Vers 12-17
Johannes heeft de Heere Jezus aangewezen als Degene die komen zou. Door zijn prediking heeft hij het volk op de komst van het Lam van God voorbereid.
Nu de Heere Jezus Zelf er is, is Johannes’ taak ten einde. Johannes is inmiddels opgepakt door koning Herodes en zit in de gevangenis. Johannes bestraft Herodes Antipas omdat hij de vrouw van zijn halfbroer getrouwd had. Jezus is teruggegaan naar Galilea, waar Hij Zich in Kapernaüm vestigt. Dit dorp aan het meer van Galilea ligt in het gebied van de stam van Zebulon en Naftali, ver van Jeruzalem verwijderd. De bevolking werd als onbeschaafd beschouwd. Ze zaten in duisternis, maar met Christus’ komst komt het Licht van het Evangelie.
In Zijn prediking geeft Jezus aan dat er een nieuwe tijd is gekomen: Degene Die Johannes aanwees, is gekomen. Hij roept op tot bekering en bekering is mogelijk. De prediking van Johannes gaf de komst van het Koninkrijk van God aan, met de prediking van Jezus is dat gekomen.

Vers 18-22
Ook de Heere Jezus krijgt volgelingen, discipelen, wat ‘leerlingen’ betekent. Het lijkt alsof Jezus zonder bedoeling langs het meer loopt. Wanneer Hij Simon en Andreas aan het werk ziet, ze gooien de netten uit, roept Hij hen: ‘Volgt Mij!’ Het was gebruikelijk dat een rabbi niet zelf zijn leerlingen zocht; leerlingen zochten zelf contact met een rabbi. Hier is het andersom. Zonder aarzelen laten de twee hun netten in de steek en volgen Jezus. Hij zal hen vissers van mensen maken.
Even verderop zijn twee andere broers, vissers zoals de twee eerder geroepenen. Jakobus en Johannes verlaten meteen hun vader en de netten die ze repareren als Jezus hen roept Hem te volgen.
Later zal Petrus zeggen: ‘Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd’ (Markus 10:28).
De Heere Jezus roept vissers, mensen die geen hoog aanzien genoten, die evenmin geleerd zijn. Ze zijn gewend aan een hard leven om hun brood te verdienen.

Vers 23-25
Jezus trekt vervolgens door het land, overal in Galilea predikt hij het Evangelie in de synagogen. Daarbij geneest Hij iedereen die bij Hem komt. De verdeling in drie soorten die hier gemaakt wordt, geeft aan dat de Heere Jezus werkelijk overal mee overweg kan: geraaktheid is de ernstigste lichamelijke zwakheid; maanziekte de grootste psychische aandoening en bezetenheid is het heftigste voor beide. In elke genezing was duidelijk dat het een goddelijke kracht was die werkte. Genezing en prediking gingen samen.
Met de genezingswonderen toonde Christus dat Hij de zonde weg wilde nemen en zo dus als het ware de ziel wilde genezen.

Mattheüs 5

Vers 13
Een beetje zout maakt voedsel smakelijk doordat het overal doorheen trekt. Zo moeten de discipelen het Evangelie van het Koninkrijk verkondigen; het zal verspreid worden en harten bereiken. Ze hebben daartoe zelf het Evangelie nodig (Hebt zout in uzelf, Markus 9:50). Een eeuwig verbond wordt ook wel een zoutverbond genoemd (Numeri 18:19).
Als de discipelen zelf niet doortrokken zijn van het Evangeliezout, kunnen zij niet met vrucht werken.

Vers 14-16
De discipelen mogen, aangestoken door het Evangelie, het licht van het Evangelie verspreiden, anderen door hun leer en door hun leven dit verkondigen. Ze mogen zich niet terugtrekken. Men kijkt naar hen en neemt hen als voorbeeld. Het gaat er niet om zichzelf naar voren te schuiven, maar om het licht op Christus te laten vallen en God te verheerlijken.