Kerstverhaal - Ashra de asielzoeker

Een kerstverhaal over een christelijk gezin dat in Nederland asiel zoekt. Ashra moet met zijn familie vluchten. De paspoorten die vader gekocht heeft blijken vals te zijn. Hoe moet het nu verder?

Ashra de asielzoeker

“Mam, mam, daar komen ze weer.” Met een klap gooit Ashra de deur van het huis open. “Mam, mam, daar komen ze weer!” Verschrikt kijkt moeder Ashra aan. “Alweer? Waar zijn ze al? Snel, jongen, snel ga naar de buurvrouw en neem Falih mee!”
Ashra grijpt zijn kleine broertje Falih van twee snel uit zijn stoel en rent door de achterdeur, via de achterplaats, naar het huis van buurvrouw Moeshi.

“Kom maar, Ashra, ik heb ze ook al gezien.” Buurvrouw Moeshi trekt Ashra en Falih op haar schoot. “Stil maar, Ashra, het zal ook deze keer goed komen. Of.. of is je vader thuis?”
Bang kijkt ze Ashra aan. Vader? Nee, vader is gelukkig niet thuis. Hij is vanmorgen al vroeg weg gegaan. De laatste tijd is hij steeds vaker weg. Ashra vindt dat helemaal niet fijn, maar moeder heeft gezegd dat hij daar niet over mag klagen. Als God voor vader veel werk te doen heeft, dan moet vader dat doen of het nu veel tijd kost of niet. De Heere rekent niet naar onze tijd. Stil had Ashra toen zijn hoofd gebogen. Het was waar, als de Heere vader nodig heeft, dan moet hij gaan. Moeder had er nog bij gezegd dat de discipel Petrus uit de Bijbel ook altijd met zijn meester, de Heere Jezus, mee moest. Zelfs toen zijn schoonmoeder op sterven lag …

Natuurlijk vond Ashra het fijn dat vader een knecht van de Heere mocht zijn. Maar het was zo gevaarlijk in hun land. In dit land geloven de mensen niet in de Heere God. Nee, zij geloven in Allah. De mensen zijn geen christenen, zij zijn moslim. Erger nog, zij haten de christenen. Zij zitten de christenen dwars, waar het ook maar kan. Zij treiteren en dagen de christenen uit. Het meest hopen zij nog dat een christen iets slechts over Allah of de profeet Mohammed zegt, want wie dat doet…mag gevangen genomen of zelfs gedood worden. En daar is Ashra nu het bangst voor.
Zullen zij zijn vader ook een keer te pakken nemen? Vader, die de mensen zo graag over de Heere vertelt. Vader, die een waar christen wil zijn en niet over zijn God wil zwijgen. Zullen zij hem ook nog een keer gevangen nemen om zijn woorden of... of misschien zelfs doden?

Daarom is hij nu in paniek, want ze komen weer! Het is nu al de derde keer deze maand, dat zij komen. Zij zijn van de politie, ze willen vader vangen om zijn woorden. Zij willen hem mee nemen naar het politiebureau. Zij zullen net zo lang met God spotten tot vader niet meer zal kunnen zwijgen. Ze hopen dat vader zal zeggen dat hij zijn Meester de Heere God niet mag verloochenen. O, dan zullen ze hem hebben. God? Is die dan meer als Allah?
“Ja,” zal vader dan moeten zeggen, “God in de hemel is de enige, de ware God.”
O, dan zullen ze hem hebben. Dan mogen zij hem slaan, schoppen, gevangen nemen. Want dan heeft hij slecht over Allah gesproken. Dan zullen ze alles mogen doen met hem wat zij willen. Wat zullen de anderen christenen dan bang worden. Niemand zal dan meer durven spreken over God in de hemel. Dan zullen alle christenen zwijgen. Dan zal alleen de naam van Allah nog maar gehoord worden. Dat is wat de leiders van dit land willen. Weg met al die christenen, weg ermee! Allah akbar! Allah is God.

Troostend slaat de buurvrouw haar armen om Ashra heen. “Stil maar Ashra, stil maar, ik ben bij je.” En de Heere ook, denkt Ashra er achteraan en dat geeft hem troost. De Heere is er ook. De Heere zal deze keer ook moeder helpen, net als alle andere keren. Maar dat durft hij niet hardop tegen de buurvrouw te zeggen. Buurvrouw Moeshi is ook moslim, maar niet zo fanatiek als de leiders van dit land. Buurvrouw Moeshi staat altijd voor hen klaar of ze nu christen zij of niet.
Na een paar minuten horen ze de deur van Ashra’s huis met een klap dicht gaan. De politie gaat weer weg. Ze komen voor vader en die is nu wéér niet thuis. Woedend zijn ze. ’t Is nu al de derde keer dat ze voor niets komen. En die vrouw… die is zo dom. Die weet nooit waar haar man is. Woedend zijn ze. O, ze zullen hem als ze hem te pakken krijgen. O, ze zullen… “Wacht hier maar even,” zegt buurvrouw Moeshi, “dan ga ik eerst even bij je moeder kijken. Blijf jij maar hier met Falih.”

“Ashra, Ashra, wakker worden, Ashra… “. Verschrikt schiet Ashra overeind in bed.
“Hè, eh, ja mama, wat is er?”
“Kom Ashra, je moet je aan kleden, je moet uit bed. We gaan weg.” Weg? Maar het is nacht. Waar naar toe dan? Waarom dan? “Niets vragen Ashra, doe wat ik zeg.”
Ashra hoort de tranen in moeders bange en gespannen stem. Als hij zich aankleedt, hoort hij vaders stem in de kamer van Falih. Vader is dus weer thuis. O, ze hadden vanavond in spanning gewacht op vader. Het was vanmiddag gelukkig weer goed afgelopen. De politie had moeder niets gedaan. Vader, die moesten ze hebben. Gelukkig maar dat hij nooit aan moeder vertelt waar hij heen gaat. Dan hoeft moeder niet te liegen als ze moet zeggen waar vader is. Ze weet het echt niet. Ze kan het dan ook niet verraden als ze politie haar zou dwingen de waarheid te zeggen. Maar vader was nog niet thuis toen Ashra al naar bed moest. Had vader een verre reis vandaag? Had hij veel werk vandaag? Of had iemand hem gewaarschuwd voor de politie en durfde hij nu niet naar huis te komen? Of…of hadden ze vader zien lopen en hem alsnog mee genomen naar het politiebureau? Vragen, vragen en nog eens vragen. Maar het antwoord wisten zij niet. Eén ding wisten zij wel en dat gaf hen kracht: Waar vader ook was, de Heere zou dicht bij hem zijn.

“Papa, bent u er weer?”
“Ja Ashra, de Heere heeft bijzonder voor ons gezorgd vandaag. Maar het wordt te gevaarlijk, jongen, we moeten vluchten.” Vluchten? “Nee, vader, ik wil hier niet weg. Ik wil hier blijven. Nee!” Stampvoetend staat Ashra voor vader. Tranen van schrik en verdriet rollen over zijn wangen. “Nee, vader, niet weg!”
De hand van vader ligt nu op zijn schouder. “Jongen, wij hebben geen keuze meer. Ze zullen ons slaan, gevangen nemen en misschien wel doden. We moeten weg, we zijn niet veilig meer. Ze zullen terug komen. Elke keer weer tot dat zij mij hebben. Mama en ik hebben er de laatste dagen veel over gesproken. Wij willen hier ook graag blijven. We hebben hier ons huis, onze vrienden, buurvrouw Moeshi, …
Jij hebt hier ook veel, ik weet het. Je houdt van dit dorp, de mensen, de bergen, de rivier… Maar lieve Ashra, dat zijn maar dingen van deze tijd. De Heere zal met ons mee gaan, dat is het belangrijkst. Hij zal ons een nieuw huis geven, een nieuw dorp, nieuwe vrienden. Maar het zal niet in dit land zijn. We gaan asiel aanvragen in een ander land. Het zal nooit meer worden zo als hier, maar misschien zullen we daar vrijer over de Heere mogen praten en zullen er meer christenen om ons heen wonen. En zelfs, Ashra, als dat tegen valt zal je dan nooit vergeten dat ons leven op de aarde maar heel kort is als je het vergelijkt met de eeuwigheid. Misschien worden we op de aarde nooit meer echt gelukkig, maar straks in de hemel zal alles heerlijk zijn bij God en dat houdt nooit meer op!”
Stil buigt Ashra het hoofd. Hij weet het, maar het is zo moeilijk. Hij houdt zo veel van de dingen op deze aarde. Zijn dorp, zijn vrienden, de rivier, zijn speelgoed. Dat mag toch?

In de donkere nacht gaat Ashra met zijn vader en moeder op weg.
Ze hebben voor alle vier een koffer ingepakt met kleding, schoenen, foto’s en andere dingen waar van ze houden. Niet alles kon mee. Ashra moest zijn stenenverzameling in de la laten liggen van vader. Dat kon niet mee, hij zou heus nog wel andere stenen vinden.
Veel om mee te nemen hadden vader en moeder niet. Dure dingen had vader de laatste weken al verkocht. Waarom wist Ashra niet. Alleen de gouden kettingen van moeder en de gouden ringen waren over gebleven. Daar waren ze zuinig op, want die waren nog van moeders opa en oma geweest. Het waren erfstukken, die van kind op kind door gegeven werden, familiebezit.
Falih is achterin de auto in slaap gevallen. De oude auto schokt over de donkere kapotte wegen. De koffers achterin de auto klappen bij iedere kuil tegen de klep van de kofferbak. Het stof waait door de open ramen naar binnen. Moeder heeft haar hoofddoek zo ver mogelijk voor haar gezicht getrokken. Zij wil niet dat haar man en kinderen haar tranen zien, maar Ashra ziet ondanks het donker steeds haar schouders schokken.
Hij sluit zijn ogen. Hij wil niet naar moeders schokkende schouders kijken, hij wil niet naar vaders gespannen handen om het stuur kijken, hij wil het dorp, het land, waar hij zo van houdt niet achter zich zien verdwijnen.
Hij voelt verdriet, hij voelt boosheid, hij voelt eenzaamheid. Eigenlijk wordt hij zelfs jaloers op Falih, die daar lekker ligt te slapen. Kleine Falih begrijpt er tenminste niets van, hij weet niet dat ze misschien nooit meer terug zullen komen, hij heeft nog niet zoveel waar hij aan gehecht is, hij…
Weg, ze gaan weg. Ja, ze gaan zelfs weg uit hun eigen land. Ze gaan naar Europa heeft vader gezegd. Daar zijn al meer mensen uit hun land naar toe gevlucht. Allemaal gevlucht, weg uit hun vertrouwde omgeving. De meesten omdat zij vervolgd werden, anderen omdat zij dachten in Europa rijker te kunnen worden en weer anderen … ach wat doet het er toe.
Wat heeft Ashra er aan, waarom anderen vluchten. Hij wil hier niet weg, hij wil blijven. Ook al weet hij dat het niet meer kan. “Heere, waarom wij,” gonst het in zijn boze, verwarde hoofd.
“Heere, gaat U met mij en mijn gezin mee?” bidt vader stil. “Heere, help ons”, moeder kijkt naar de donkere sterrenhemel. En Falih slaapt maar. Hij weet niet wat er gebeurt.
De anderen durven niet met elkaar te praten. Ze weten niet wat ze zeggen moeten.
Ze zijn overweldigd door het verdriet.

In de verte doemen de lichten van het vliegveld al op. Moeder pakt de paspoorten en de vliegtickets. Vader ziet de vliegtickets in de hand van moeder. Die tickets zijn belangrijk. Dat zijn de kaartjes voor het vliegtuig. Veel, heel veel geld heeft hij er voor moeten betalen. Zo veel geld had hij niet. Daarom hebben zij veel moeten verkopen. De klok en het dure servies, dat nog van zijn ouders geweest was. De mooie glazen lamp, die zij met het trouwen gekregen hadden van een rijke oom. De zilveren geboortebekers van de kinderen, waar zij uit mochten drinken als het feest was. Allemaal dingen waar zij veel van hielden.
“Maar, denkt vader, allemaal dingen van de aarde, die we niet mee kunnen nemen naar de hemel.” En toch, toch deed het veel verdriet om het te verkopen. Maar het moest! Er moest geld komen om vliegtickets te kopen. Zonder tickets mag je het vliegtuig niet in. Zonder tickets kom je het land niet uit. En het land niet uit kunnen betekent: opgepakt worden.

“Uw tickets”, chagrijnig kijkt de man op het vliegveld hen aan. Hij baalt er van om in de nacht te werken. Het liefst lag hij thuis in zijn bed. Waarom gaat er nu juist in de nacht een vliegtuig naar Europa. Verveelt pakt hij de tickets van vader aan. Hij kijkt er niet eens naar en zet er een stempel op en geeft de tickets terug. Vader kan met zijn gezin het vliegtuig in.
Hoe moeten zij zich voelen? Opgelucht, omdat zij nu naar een veilig land gaan? Blij, omdat zij nu niet meer gevangen genomen kunnen worden? Nee, helemaal niet zelfs! Hun hart doet pijn van verdriet. Ze gaan hun land verlaten. Misschien komen ze hier nooit meer terug.
Ashra raakt nog even met zijn hand het stof van de grond aan, voordat hij de trap van het vliegtuig op klimt. “Dag,” zegt hij zacht.
Vader en moeder pakken elkaar bij de hand beet, vader fluistert zacht: “De Heere gaat mee.”
Moeder knikt en neemt Falih op haar arm. Met haar andere hand pakt ze de hand van Ashra. Haar hart bidt: “Heere, gaat u met ons mee?!”
En dan klimmen ze het vliegtuig in.

In het vliegtuig vergeet Ashra even zijn verdriet. Hij heeft nog nooit in zo’n groot vliegtuig gezeten. Hij heeft nog nooit gevlogen. Als het vliegtuig opstijgt, krijgt hij een heel apart gevoel in zijn buik. Beneden zich ziet hij de lichtjes van het vliegveld steeds kleiner worden.
De maan schijnt over het donkere land. “Dag land,” zegt Ashra heel zachtjes.
Maar vader heeft het toch gehoord. Hij neemt Ashra’s hand en zegt: “Ashra, de Heere Jezus moest ook als kleine jongen vluchten naar Egypte, omdat Herodes Hem doden wilde. Maar Hij mocht later weer terug gaan naar zijn eigen land. Misschien komen wij ook wel een keer terug. De Heere kan wonderen doen, jongen.”
Met zijn hand stevig in vaders hand valt Ashra even later in slaap. Alle spanning van vandaag, al het verdriet om vader, het vluchten in de nacht… Ashra is moe, erg moe.

Na een lange vliegreis schrikt Ashra wakker als vader de gordels van zijn vliegtuigstoel vast maakt. Een vrouwenstem roept door de microfoon: “Wij naderen de luchthaven Schiphol in Nederland. Wilt u uw veiligheidsgordels omdoen, alstublieft?”
Ashra ziet door het raam de lichtjes van Schiphol steeds dichterbij komen. Het land is vol met huizen en gebouwen. Onder hem ziet hij een wirwar van wegen, waar veel auto’s op rijden. Ashra is best nieuwsgierig. Hoe zal het land er precies uit zien? Wat voor mensen wonen er? Zal het er erg koud of erg warm zijn? Wat eten de mensen? Vragen, vragen, vragen… Maar de grootste vraag brandt op het puntje van zijn tong: “In wat voor huis zullen zij gaan wonen?” Zal hij het aan vader vragen?
Als hij opzij kijkt ziet hij het gespannen gezicht van vader. Nee, laat hij het nu maar niet vragen. Hij ziet dat vader het heel moeilijk heeft. Vader ziet er ongerust en erg zenuwachtig uit. Vader moet voor het gezin zorgen. Maar vader weet ook niets van dit land. Hij weet ook niet waar ze terecht zullen komen. De meneer, die voor de paspoorten en de tickets heeft gezorgd, wilde niets over Nederland vertellen. Hij had alleen gezegd: “Als ze moeilijk doen moet je maar ‘asiel’ zeggen. Dan wordt je altijd geholpen.”

Onzeker lopen vader en moeder met hun kinderen de trap van het vliegtuig af. Onderaan de trap staan agenten, marechaussees. Zij vragen aan iedereen om het paspoort. Als zij het paspoort bekeken hebben, mogen de mensen doorlopen. Vader geeft ook de paspoorten aan één van de marechaussees. De man zegt iets in het engels tegen vader. Vader begrijpt het niet helemaal. De man gebaart dat zij even naast de marechaussees moeten wachten.
De paspoorten houdt de marechaussee in zijn hand. Hij geeft ze niet terug. Waarom niet? Alle mensen krijgen toch hun paspoort terug? Alle mensen mogen toch doorlopen? Niemand hoeft hier te wachten. Waarom zij wel? Vader kijkt onzeker naar moeder.
Moeder kijkt bezorgd terug. Is er iets niet goed? Of is het in Nederland ook niet veilig?
Of heeft de politie van hun eigen land het al gemerkt dat zij gevlucht zijn? Hebben ze al contact opgenomen met Nederland? Zullen zij hier alsnog gevangen genomen worden?
Vader en moeder zijn bang. Ashra merkt het, hij voelt het. Angstig kijkt hij om zich heen.
Wat zal er met hen gebeuren?

Als de laatste mensen uit het vliegtuig zijn, gebaart de marechaussee dat vader en moeder mee moeten komen. Moeder heeft de kleine Falih op haar arm. Ashra pakt snel haar andere hand. Bang kijkt hij naar het gezicht van moeder. Hij ziet dat moeders ogen glinsteren van de tranen.

Ze worden naar een kantoor gebracht. Zij mogen daar op een stoel gaan zitten.
De marechaussees praten met vader in het Engels. Zij vragen waar vader vandaan komt. Wat hij met zijn gezin in dit land komt doen. Hij moet ook vertellen hoe hij aan de paspoorten en tickets komt. Hoeveel hij er voor betaalt heeft en aan wie hij het geld betaalt heeft. Vader probeert in het Engels op alles een antwoord te geven. Vader voelt dat het moeilijk gaat worden. Geloven de mannen zijn verhaal niet? Geloven zij niet dat hij in zijn land gedood zal worden? De mannen blijven steeds maar zo strak kijken. Er is geen medeleven, geen medelijden op hun gezicht te zien. Denken zij dat vader en moeder naar Nederland gekomen zijn om rijk te worden? Denken zij dat vader een verhaaltje verzint?
Er wordt nog een andere marechaussee bij gehaald. Ook hij gaat vragen stellen aan vader. Ook hij wil alles weten. Weer vertelt vader het hele verhaal. Van de politie, die steeds kwam, van de paspoorten en tickets, van het vluchten in de nacht. Alles wordt opgeschreven. De paspoorten worden gekopieerd. Eén van de marechaussees zit te bellen. Ashra hoort de naam van zijn land. Hij hoort ook de namen van vader en moeder. Wat willen ze toch van hen? Waarom moeten zij hier maar zitten? Waarom worden al die vragen gesteld? Ashra zucht er van. Falih zit bij moeder op schoot te huilen. Hij snapt er natuurlijk ook niets van. Hij zal vast wel honger hebben. Maar moeder heeft niets meer in haar tas zitten. In het vliegtuig hebben zij het laatste brood op gegeten. Vader had beloofd dat zij op het vliegveld nieuw brood zouden kopen. Maar als het zo doorgaat komen ze nooit aan eten toe. Wat duurt het toch lang. Hoe lang zitten zij hier nu al?

Opeens draait vader zich naar moeder om. “De paspoorten zijn vals,” zegt hij, “Wij zijn bedrogen. Nu mogen wij dit land niet in.” Valse paspoorten? Hoe kan dat? Ze hebben er enorm veel geld voor moeten betalen. Zoveel zelfs dat vader de klok, het dure servies, de mooie glazen lamp en de zilveren geboortebekers had moeten verkopen. En dat… en dat voor paspoorten die vals zijn? Nep paspoorten, paspoorten die niet geldig zijn? Moeder schrikt. Hoe moet dat nu? Mogen zij nu met hun kinderen het land niet in?
Moeten zij nu weer terug naar hun eigen land? Maar dat kan niet! Vader zal gelijk op gepakt worden. Ze zullen vader gevangen nemen. Ze zullen vader zelfs extra straffen, omdat hij geprobeerd heeft te vluchten. O, ze zullen…Ashra snikt het uit. Hoe moet het nu? Heere, hoe moet het nu? Weet U een oplossing?

Ashra hoort vader een paar keer het woord asiel zeggen. Thuis had vader dat woord ook een keer gebruikt. Hij had er bij verteld dat het woord betekent: Mag ik in uw land wonen, mag ik hier blijven? Ja, hier in Nederland wil Ashra blijven. Thuis zijn wel zijn vrienden, thuis is wel alles waar hij van houdt, maar thuis is ook de politie, die vader gevangen wil nemen.
Hij voelt dat zij niet meer terug kunnen.

De marechaussees brengen vader, moeder en de kinderen naar een wachtruimte.
Daar moeten ze wachten op… Ja, waar eigenlijk op? Ashra weet het niet.
Het is wel leuk en fijn in deze kamer. Er zijn tafels, stoelen, een bank, speelgoed en… zelfs eten. Heerlijk, want Ashra heeft net als Falih erg veel honger gekregen.
Vader neemt maar een klein beetje eten en moeder zelfs helemaal niets. “Wij hebben niet zo veel trek, Ashra,” zegt vader. Dat komt omdat het allemaal zo spannend is, want misschien… misschien moeten we wel terug.” “Terug? Nee hè, vader, dat kan.”
“Het zal heel erg zijn, Ashra, maar als het Gods plan met ons is, dan zullen wij ons daar bij neer moeten leggen.” Terwijl vader het zegt, kijkt moeder Ashra aan. Haar ogen staan moe en verdrietig. “Zullen wij bidden met elkaar? De Heere alleen kan helpen.”
Dan bidt vader met zijn gezin. Zomaar hardop in de wachtruimte op Schiphol.
Hij bidt om Gods kracht, hij bidt om hulp. Vader bidt zelfs om berusting als ze toch terug moeten. Ashra luistert stil. Wat is vader toch dapper. Wat is vaders geloof toch groot. Hij vraagt aan de Heere of zij rustig mogen blijven als ze terug moeten. Terug? En dan rustig blijven? Hoe kan dat nu?

Uren zitten ze nu al in de wachtruimte. Er zijn inmiddels meer mensen binnen gekomen.
Naast vader zit een lange jonge man. Hij vertelt dat hij ook asiel heeft aangevraagd.
Hij had een heel mooi verhaal verzonnen over zijn vader, die opgepakt is en nooit meer terug is gekomen. En dat hij bang was geworden en daarom gevlucht was. Hij had het met veel tranen aan de marechaussees verteld. Maar de marechaussees hadden hem door gehad.
Elk woord dat deze man vertelde was verzonnen, gelogen. Nee, ze hadden hem Nederland niet binnen gelaten. Hij was hier niet naar toe gekomen, omdat hij moest vluchten. Nee, hij was hier naar toe gekomen om rijk te worden. Vannacht gaat er een vliegtuig terug naar zijn land. Vannacht zullen de marechaussees hem op dat vliegtuig zetten. Jammer, maar goed het was leuk geprobeerd. Misschien probeer ik het volgend jaar weer, zegt de man, want Nederland is een prima land. Het is een rijk land met goede ziekenhuizen, dure auto’s, mooie huizen. Het is alleen jammer dat het hier vaak regent en koud is. Maar vooruit, er zijn ergere dingen tenslotte.
Ashra had het verhaal angstig aangehoord. Deze man krijgt geen asiel. Deze man wordt terug gestuurd naar zijn eigen land. Stel je voor, dat zij ook terug gestuurd zullen worden. Dat zal erg zijn. Nee, dat mag niet, dat kan niet.

Het is inmiddels avond geworden. Ashra, Falih, vader en moeder zitten nog steeds in de wachtruimte. Nog steeds weten zij niet of zij asiel zullen krijgen. Nog steeds weten zij niet of zij Nederland in mogen. Moeder en Falih zijn op een bank in slaap gevallen. Een mevrouw heeft aan moeder een deken gegeven. Ashra heeft ook een deken gekregen, maar bij hem lukt het niet om in slaap te vallen. Hij heeft ook zoveel om over na te denken. Het lijkt wel of het al een week gelden is, dat de politie weer kwam en dat zij gevlucht zijn. Maar het is nog maar één dag geleden. De vorige nacht zijn ze thuis weg gegaan. Wat is er inmiddels veel gebeurd. Maar aan de andere kant, wat is er nog weinig gebeurd. Want ze zitten nu nog steeds in de wachtruimte op Schiphol. Ze weten na een hele dag wachten nog steeds niet of ze Nederland in mogen of niet. Ashra zucht er van. Hoe moet het nu? Hoe lang gaat dit nog duren? Ashra verlangt naar een gewoon bed om in te slapen. Op deze stoel in slaap vallen lukt niet. Moet hij morgen weer op deze stoel slapen? Maar dat wil hij niet!
Nee, wie slaapt er nu op een stoel? Even komt er een boos gevoel in hem, maar dan denkt hij ineens: Of… of zal ik morgen weer in mijn eigen bed slapen? Zullen we terug gestuurd worden? Net als die man naast vader, die nu in het vliegtuig zit terug naar eigen land?

Vader merkt het wel dat Ashra niet in slaap kan komen. Het lukt vader ook niet om in slaap te komen. Vader heeft ook zo veel om over na te denken. En vooral…vader is bang. Vader is bezorgd. Zullen ze terug moeten? Het duurt allemaal zo lang. Ze wachten nu al zo lang op antwoord: Asiel, blijven of… terug.
“Ashra, zal ik een verhaal vertellen? Misschien kun je daarna wel slapen.”
Blij verrast kijkt Ashra vader aan. Ja, een verhaal. Vader kan altijd zo mooi vertellen. Zeker als het een verhaal uit de Bijbel is. “Kies jij zelf maar, welk verhaal je wilt horen,” zegt vader.
“Ja, ik weet wel een verhaal. Het verhaal van Jozef en Maria, die met hun kindje Jezus ook moesten vluchten.” Dan vertelt vader het verhaal over Jozef, die op reis gaat met zijn zwangere vrouw. Het kindje, dat in een stal geboren wordt, omdat er geen plaats voor hen is in de herberg. Maar ook over de vlucht naar Egypte. De koning Herodes wil het kindje Jezus doden. Voor Hem was geen plaats in Herodes’ koninkrijk.

Als vader klaar is met het vertellen zit Ashra nog stil te denken.
“Wij zijn nu ook arm, hè, vader. Wij hebben nu ook bijna niets meer. Ons huis en bijna al onze spullen hebben wij thuis moeten laten, hè? Mijn stenenverzameling, het speelgoed, uw boeken. Voor ons is er in ons eigen land ook geen plaats meer en misschien mogen wij hier ook niet blijven, hè? Zullen wij nu ook altijd arm blijven?”
“Zou je dat erg vinden, Ashra, als we arm zouden blijven?”
“Ja natuurlijk, wie wil er nu arm zijn?”
“De Heere Jezus. Hij wilde arm worden om Zijn kinderen rijk te kunnen maken.”
Ashra, ook al heb je op aarde niets, maar als je de Heere in je hart hebt, dan ben je toch rijk. Ja, alleen dan ben je rijk, jongen. En om jou rijk te maken, om jou een nieuw hart te kunnen geven, is de Heere Jezus, de Zoon van God, arm geworden.”
Stil zit Ashra tegen vader aan. Wat moet het voor de Heere Jezus erg geweest zijn om zo arm te worden. Nog veel armer dan Ashra nu is. Of…was het juist niet erg voor de Heere Jezus?

Als Ashra ’s morgens wakker wordt, gaat juist de deur open. Een mevrouw staat in de deuropening. Zij zegt tegen vader dat zij mee moeten komen om pasfoto’s te laten maken.
Ze mogen Nederland binnen. Ze zullen naar een Opvangcentrum gebracht worden. Daar mogen ze voorlopig blijven tot de rechter zal zeggen of zij voor altijd mogen blijven.
Terwijl Ashra aan vaders hand mee loopt, zegt hij zacht : “Dank u wel, Heere, dat wij nu niet terug hoeven. Wilt U er voor zorgen dat wij hier in Nederland mogen wonen? Maar vooral, Heere, wilt U ook in mijn hart komen wonen?” En dan stapt Ashra na vader het busje in.
Het busje dat hen naar het Opvangcentrum zal brengen. Een onbekende toekomst tegemoet. Maar één ding is zeker: De Heere zal voor hen zorgen.



Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Kerstverhalen

Meer

De glinsterende kerstbal

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

De vergeten oorlog

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een geheime, eigen Bijbel

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een kleurrijke kerst

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Het mandje in de sneeuw

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerst op de kinderafdeling

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Abul de vluchteling

10 november 2020
Een kerstverhaal over Abdul uit Soedan en zijn vlucht naar Nederland. Daar hoort hij over de Heere Jezus.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Andrej

5 januari 2021
Een kerstverhaal over het liefhebben van je naaste. De moeder van Andrej helpt een arme, zieke vrouw door haar in huis te nemen. Andrej is er niet zo …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Aydin uit Turkije

10 november 2020
Een kerstverhaal over christenvervolging in Turkije. Aydins vader is moslim en haat christenen. Aydin moet Husnur, die aardige jongen uit het dorp, …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - De begraven schat

10 november 2020
Een kerstverhaal over een verborgen schat, dat zich afspeelt in Noord-Korea.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De laatste zal de eerste zijn

10 november 2020
Alle kinderen uit de klas hebben geld opgehaald voor een goed doel. Dirk kan het niet goed hebben dat juist 'simpele' Daantje het meeste geld …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De moed van Kuno

12 januari 2021
Dit kerstverhaal speelt zich af in 840 in het Friese land.
+
Ontwikkeld door

Uitgelichte items

Avondmaal

30 oktober 2020
Het Avondmaal laat zien dat de Heere Jezus Zijn lichaam en bloed geofferd heeft tot vergeving van de zonden. Als je door het geloof het Avondmaal …
+
Ontwikkeld door

Belijdenis doen

5 januari 2021
Ik zou het als een grote zegen zien als jij door deze inleiding een verlangen krijgt naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, omdat de Heere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!