Leswijzer 10.1 - Geloof

Zingen: Psalm 71:10

Mijn hart zal steeds op U vertrouwen,
Mijn mond vindt tot Uw lof
Gedurig ruimer stof.
En zal Uw recht en heil ontvouwen;
Schoon ik de reeks dier schatten
Kan tellen noch bevatten.

Psalmen
2:7; 27:7; 37:2; 62:5; 84:6

Liederen
Gele bundel: 92; 167; 182

Levensvragen

• Wat betekent ‘geloven’?
• Wat gebeurt er als je gelooft?
• Wat is ‘tot geloof komen’?

Doelstellingen

1. Je weet wat geloof is.
2. Je weet wat er gebeurt als je gelooft.
3. Je weet welke weldaden van Christus je ontvangt door het geloof.

Hoofdlijnen

Levensvraag
Wat is geloof?
Geloof noemen we wel een Bijbels ABC-woord. Het is namelijk een kernbegrip in het christelijk geloof en heeft alles met vertrouwen te maken. Maar als je zegt dat je gelooft, wat zeg je dan eigenlijk? Wat is ‘tot geloof komen’ eigenlijk? En is geloof het doel dat je in je leven moet bereiken?

Bijbelgedeelte
Wat betekent het dat de twee blinden geloven?
De twee blinden laten zien wat geloof is. Zij volgen de Heere Jezus en roepen Hem na. Als Hij in een huis komt, vraagt Hij of ze geloven dat Hij hen beter kan maken. Dat geloven ze! De Heere Jezus raakt hun ogen aan en er gebeurt wat ze geloven: ze kunnen weer zien!

Geloofsleer
Het geloof is een zeker weten en een vast vertrouwen, dat God mij om Christus’ wil genadig is.
Geloof is een zeker weten en een vast vertrouwen, dat de Heilige Geest in het hart werkt, dat uit genade jouw zonden worden vergeven, eeuwige gerechtigheid en zaligheid door God geschonken is. Alleen om het werk van Christus. Door het geloof vluchten wij tot Christus, en worden door God uit genade aangenomen.

Verbinden

Gespreksvragen

1. Wat zeg je met: ‘Ik geloof (het wel)’?
2. Kun je iets zeker weten zonder het te geloven?
3. Wat heeft vertrouwen met geloof te maken?
4. Wat is ‘tot geloof komen’?
5. Op welke manier is geloven een ‘middel’?
6. Hoe kun je God geloven op Zijn Woord?
7. Wat is het doel van geloven?

Stellingen

1. Geloven is ‘een vast vertrouwen’ hebben in God.
2. Geloven is een ‘zeker weten’ met je verstand.
3. Een vast vertrouwen is wat anders dan ‘ik geloof’.
4. Het geloof is het ‘middel’ om zalig te worden.
5. ‘Ik geloof het wel’, is hetzelfde als ‘ik geloof het’.

Natuurlijk geloof ik! (deel 1)
(Deze verbinding hoort bij de verwerking met dezelfde naam.)
We zeggen het misschien heel snel. “Ja, ik geloof. Natuurlijk! Ik ga naar de kerk, ik ben gedoopt, christelijk opgevoed, ik ga naar een christelijke school. Wat wil je nog meer?!” Is dat geloven? Beseffen we eigenlijk wel wat we zeggen als we zeggen ‘ik geloof’? Daar gaan we vandaag over nadenken. Maak voor jezelf de opdracht.

Opdracht
Maak de twee zinnen af en schrijf ze op in je Leerwijzer: ‘Als ik zeg dat ik geloof, betekent dat …’ en ‘Ik geloof wel/niet, want ...’.

Gespreksvragen

1. Wat hebben jullie opgeschreven?
2. Wat betekent het woord geloven eigenlijk?
   Antwoord: Dat je iets zeker weet en ergens op vertrouwt.
3. Wat betekent het als we zeggen dat we in de Heere Jezus geloven?
   Het antwoord wordt in het verdere van deze les duidelijk, dus mag opengelaten worden.

Laat je maar vallen...
Laat twee catechisanten achter een catechisant staan, terwijl ze elkaars handen vasthouden. De bedoeling is dat de catechisant die voor de twee catechisanten staat, zich straks achterover laat vallen met de ogen dicht.

Gespreksvragen aan de drie catechisanten

1. Vertrouw je erop dat ze je opvangen?
2. Weet je zeker dat ze je opvangen?

Bij twee keer ‘ja’: Dan geloof je dus dat ze je opvangen, want geloven is een vast vertrouwen en zeker weten!

Laat je nu vallen.

Gespreksvragen
4. Wat heeft dit voorbeeld met geloven te maken?
5. Wie moet je vertrouwen in het christelijk geloof?
6. Wat moet je zeker weten in het christelijk geloof?
7. Wat gebeurt er als je gelooft in de Heere Jezus? Of: Wat gebeurt er als je je ‘geestelijk’ laat vallen?

Wat is ‘geloof’?
Schrijf ‘geloof’ op het bord en zet er een cirkel omheen. Wat is ‘geloof’? Waar moeten jullie dan aan denken? Schrijf de woorden die de catechisanten noemen op in het woordweb.

Opdracht

1. Schrijf in één zin op wat ‘geloof’ is. Maak gebruik van de woorden (en zinnen) op het bord.
2. Vergelijk je antwoord met het antwoord van degene die naast je zit.

Gespreksvragen

1. Wat hebben jullie opgeschreven?
2. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen jullie antwoorden?
3. Wat is hét antwoord, denken jullie?

Wat bedoelen we met...?
In ons dagelijks taalgebruik gebruiken we best veel uitspraken met het werkwoord ‘geloven’. Maar wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Verdeel de acht uitspraken onder kleine groepjes catechisanten. Beantwoord samen de vragen.

Opdracht

1. Bedenk een situatie waarin jouw zin voor kan komen.

2. Wat wordt er met jouw zin bedoeld? Omschrijf het in andere woorden.

3. Wat heeft jouw zin te maken met het (christelijk) geloof?

4. Geloof het zelf!

5. Ik geloof het wel…

6. Geloof er niks van!

7. Geloof je me niet?

8. Spring maar! Geloof je niet dat ik je opvang?

9. Je moet in God geloven!

10. Je moet in de Heere Jezus geloven.

11. Ik geloof dat Jezus mijn zonden heeft vergeven.

Gesprekvragen

1. Wat hadden jullie bij …?
2. Wat valt je op bij de antwoorden op vraag 2?
   Antwoord: Veel omschrijvingen zullen iets hebben met ‘vertrouwen’ en ‘weten’. Dat heeft alles te maken met ‘geloven’!
3. Wat betekent het woord ‘geloven’?
   Antwoord: Dat we iets vast vertrouwen en zeker weten.
4. Wat betekent het precies als we zeggen dat we geloven in de Heere Jezus?
   Het antwoord wordt in het verdere van deze les duidelijk, dus mag opengelaten worden.

Geloven is: in de kruiwagen zitten!
Over de Niagara Falls loopt een koorddanser via een koord, die van de ene rots naar de andere rots gespannen is. Duizenden mensen kijken enthousiast toe. Na verloop van tijd probeert hij iets nieuws. Hij pakt zijn megafoon en roept naar de menigte: “Geloven jullie ook dat ik met een kruiwagen aan de overkant kan komen?” De menigte roept: “Ja, dat geloven we!” Ze hebben namelijk gezien hoe behendig hij is. Er wordt een kruiwagen gehaald. En ja, hoor. Hij loopt met de kruiwagen over het koord! Er klinkt applaus. Dan vraagt de koorddanser: “Geloven jullie ook dat ik naar de overkant kan lopen met een kruiwagen vol met zand?” “Ja!”, roepen de mensen aan de kant. En ja, hoor. Ook dat lukt. Weer klinkt er applaus. Als het stil wordt, roept de koorddanser: “Geloven jullie ook dat ik met een mens ín de kruiwagen veilig aan de overkant kan komen?” “Ja, zeker!”, roept de menigte luid. “Nou”, zegt de koorddanser, “wie wil er in de kruiwagen stappen?” Het blijft stil. Niemand durft...

Gespreksvragen

1. Waarom durven die mensen niet in de kruiwagen, terwijl ze wél geloven dat hij het kan?
2. Wat heeft dit verhaal met geloven te maken?
3. We belijden met de kerk dat het geloof een middel is om een ‘doel’ te bereiken. Wat wordt daarmee bedoeld? Gebruik het verhaal in je antwoord.
   Geloof is vertrouwen en zeker weten dat in Christus rechtvaardig voor God bent. In het voorbeeld is dat: Het geloof (zeker weten en vertrouwen) dat je door in de kruiwagen te stappen veilig aan de overkant (doel) komt.
4. Wat betekent 'geloven'?
5. Wat betekent het als we zeggen dat we geloven in de Heere Jezus?

Brugzin
In de verbinding hebben we gezien dat geloven alles te maken heeft met ‘vertrouwen’ en met ‘zeker weten’. In het Bijbelgedeelte laten twee blinden zien wat geloven is.

Voor de complete les- en leerwijzer verwijzen we u naar de producten.