Dit Psalmvers met daarbij een korte uitleg hoort bij les A2.54 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Thema
David en Mefiboseth
Psalmtekst
Wat is de mens? Wat is in hem te prijzen,
Dat Gij, o HEER, hem gunsten wilt bewijzen,
Dat Gij hem kent? Wat is des mensen kind,
Dat Gij het acht en zo getrouw bemint?
Hij mag den naam van ijdelheid wel dragen;
Zijn tijd is kort, en al zijn levensdagen,
Hoe groot, hoe sterk hij op deez' aarde zij,
Gaan snel, gelijk een schaduwe, voorbij.
Uitleg
We horen hier de verwondering van de dichter over wat de Heere beweegt om Zich met kleine, zondige, sterfelijke mensen in te laten. Dat hij zulke broze mensen Zijn gunsten wil bewijzen. Dat Hij die mens kent, hem waardevol acht en zelfs in Zijn trouw liefheeft. Verbazen wij ons daar ook wel eens over? Zit daar niet Gods zoekende liefde achter tot verloren zondaren?