Deze vertelschets gaat over Lukas 17:11-19 en hoort bij les T-A2 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Lukas 17:11-19
Context
De Heere Jezus is op weg naar Jeruzalem, de weg gaat naar Golgotha. Op Zijn reis hier naar toe heeft de Heere Jezus het volk en de discipelen nog veel geleerd en Hij heeft ook vele wonderen verricht. In ons tekstgedeelte vinden we een wonder met een diepe les.
Kerntekst
Lukas 17:17-18 Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? En zijn er geen gevonden, die wederkeren, om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling?
Doelstellingen
- De kinderen kennen deze geschiedenis en de betekenis ervan.
- Ze beseffen het belang van het oprecht danken voor alle zegeningen die de Heere geeft.
- Ze geloven dat het er uiteindelijk om gaat dat ook zij door geloof behouden worden.
Zingen
- Psalm 66:1,2,10;107:1,7,11; 147:2,4; Avondzang
- ZB - Dankt, dankt nu allen God / Van U zijn alle dingen / Voor Uw liefde Heer’ Jezus, dank U wel
Geloofsleer
- HC vraag 21 - Waar geloof
- HC zondag 45 - Het gebed
- NGB, art. 21 - De voldoening van Christus
Introductie
Je vader en moeder hebben het je al wel vroeg geleerd, denk ik. ‘Wat zeg je dan, Pieter?’ Als je een stukje worst gekregen had van de slager, of een snoepje in de winkel. ‘Dankuwel, meneer.’ Iets wat je nu vanzelfsprekend vindt, denk ik. Maar, hoe gaat het met ons danken van God? We vragen vaak heel veel aan de Heere, maar... danken we Hem ook altijd?
Beginzin
Danken is moeilijk, dat blijkt ook wel uit de geschiedenis die Lukas beschrijft in hoofdstuk 17. De Heere wil het ons leren, ook door dit stuk uit de Bijbel. Laten we eens luisteren naar deze les uit Gods Woord.
Vertelschets
- De Heere Jezus is op weg naar Jeruzalem. Voor de laatste keer, want deze gang naar Jeruzalem zal eindigen op Golgotha. De Heere Jezus is op weg naar het kruis. Hij legt aan Zijn discipelen steeds weer de reden van Zijn komst uit. Hij is gekomen om de zonden weg te dragen aan het kruis, gekomen om te sterven. Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leeft. Geloof je dat?
- Op die reis komt de Heere Jezus door Samaria, een gebied waar de Joden liever niet kwamen. Hier woonden immers halfjoden. Na de ballingschap hadden deze Israëlieten zich vermengd met de heidense volken. Niet echt Jood dus, en daarom lieten de Joden ze links liggen. Maar de Heere Jezus reist door Samaria, heel bewust.
- Kijk maar, daar staan tien mannen te wachten totdat de Heere Jezus in hun buurt komt. Ze mogen niet te dichtbij komen, want... ze zijn melaats. Hun huid ziet helemaal wit en zit vol zweren, ze zijn onrein. Maar deze tien mannen konden Jezus tóch bereiken. Met luide stem roepen ze Hem: ‘Jezus, Meester, ontferm U over ons!’ Het is eigenlijk een gebed wat deze mannen uitschreeuwen.
- Mooi is dat, wij kunnen de Heere altijd bereiken met ons gebed. De Heere wil altijd luisteren als jij tot Hem bidt! Ook al lijkt Hij ver weg, Hij hoort je altijd!
- Die mannen roepen: ‘Jezus’, dat betekent ‘Zaligmaker’, ‘Redder’. Ze geloven dat Jezus hen kan redden! Denk er eens goed bij na als je bidt en als je de Naam Jezus noemt.
- Ze noemen de Heere Jezus ook ‘Meester’. Jouw meester heeft het in de klas voor het zeggen, je moet naar hem luisteren. De melaatsen weten dat de Heere Jezus het voor het zeggen heeft, in hun leven, maar ook in de hele wereld. Hij heeft zelfs de macht over hun ziekte! Mag de Heere het ook in jouw leven voor het zeggen hebben?
- Ze vragen aan de Heere Jezus ‘Ontferm U over ons.’ Heb medelijden met ons, of, zoals bedelaars het roepen ‘geef ons een aalmoes’. Ze weten dat ze het niet verdiend hebben, dat ze er geen recht op hebben, maar ze geloven ook dat ze bij de Heere Jezus moeten zijn. Bij Hem is redding, barmhartigheid, medelijden te krijgen!
- De Heere Jezus hoort hun gebed, en Hij geeft een wonderlijk antwoord: ‘Ga heen, vertoont uzelf aan de priesters.’ Als een melaatse genezen was, moest hij zich aan de priester tonen, en die moest hem gezond verklaren. Maar, nu stuurt de Heere Jezus deze zíeke mannen naar de priester toe! Hij beproeft hun geloof. Zullen ze Hem geloven, Hem vertrouwen, of... zullen ze zien op zichzelf en op hun ziekte?
- Geloven, dat is God vertrouwen op Zijn woord!
- En dat doen die mannen. Ze zullen naar de priester gaan, en ze worden gezond. Wat een wonder!
- Een poosje later komt er één man terug bij de Heere Jezus. Hij is genezen, en hij komt de Heere Jezus hiervoor danken. Hij weet aan Wie hij zijn genezing te danken heeft. Deze man geeft God de eer! Dat is danken, God de eer geven voor wat Hij gegeven heeft.
- Maar, waar zijn die andere negen mannen gebleven? Jezus vraagt het aan die ene man: ‘Zijn er niet tien gereinigd, waar zijn de negen?’ En: ‘zijn er geen gevonden, die wederkeren, om God de eer te geven, dan deze vreemdeling?’ Want ja, deze ene man was... een Samaritaan. Iemand die er volgens de Joden niet bij hoorde... Maar híj kwam terug om te danken! Die negen Joden vonden dat niet nodig, deze ene Samaritaan wel!
- Een voorbeeld was hij, voor de Joden, voor jou en mij. Want, vind jij het ook zo moeilijk om te danken? Bidden gaat vaak veel makkelijker. We vragen aan de Heere wat we nodig hebben, en als we het krijgen vergeten we de Heere zo snel. Deze Samaritaan leert ons wat een leven tot Gods eer is. Dat is danken, de Heere danken voor alle s wat Hij ons geeft. En dat is veel, of niet?
- Weet je hoe dat kan, zo’n leven? Luister maar naar de woorden van de Heere Jezus: ‘Sta op, en ga heen; uw geloof heeft u behouden.’ Door het geloof wist deze man wat écht belangrijk was. Met de hulp van de Heere kon hij danken, kon hij leven tot Gods eer.
Slotzin
Dat wil de Heere ook jou geven. Vraag Hem steeds weer om het geloof in Hem, om een dankend leven dat, om Jezus’ wil, een leven tot Gods eer mag zijn.
Gesprek
Waar mogen wij allemaal voor danken? Wat is de betekenis van de weg naar Golgotha voor deze Samaritaan geweest? Wat betekent dat voor jou? Hoe kunnen we elkaar helpen om tot Gods eer te leven?
Bid en dank met en voor elkaar. Biddag en dankdag in deze gelijkenis. Wie deed wat? Wat leer je er van?
Samenvatting
Als de Heere Jezus met Zijn discipelen onderweg is naar Jeruzalem ontmoeten zij tien melaatsen. Ze vragen de Heere Jezus zich over hen te ontfermen. Hij geeft hun de opdracht naar de priester te gaan, zonder iets over genezing te zeggen. Terwijl de tien onderweg zijn, worden ze gereinigd. Eén van hen, een Samaritaan, keert terug en dankt de Heere Jezus. Deze ziet het geloof van de man. Dat heeft hem behouden. De Heere Jezus stelt de vraag waar de anderen zijn.
Vragen
- Waarom blijven de melaatsen op afstand van de Heere Jezus en de discipelen?
- Waarom moeten zij naar de priester gaan?
- Is er verschil tussen 'genezen' en 'reinigen'?
- Wat vind jij van deze geschiedenis?