Deze vertelschets gaat over Mattheüs 16:13-20 en hoort bij les A2.5 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Mattheüs 16:13-20
Context
Jezus heeft met Zijn discipelen de eenzaamheid van het hoge noorden van Israël, Cesaréa-Filippi, bereikt. In deze rustperiode bereidt Jezus Zijn leerlingen voor op Zijn komende lijden (zie wat volgt in vers 21 – 28). Voordat Hij meer gaat zeggen over Zijn lijden, brengt Hij de discipelen tot de belijdenis van hun geloof.
Kerntekst
Matthéüs 16:16b Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.
Doelstelling
- Kinderen zien de waarde in van het antwoord dat Petrus gaf.
- Ze leren dat de gemeente van God steeds terug gevallen is op deze belijdenis, dat dát het fundament van de kerk is.
- Kinderen begrijpen dat het aankomt op hun persoonlijk antwoord op deze vraag van Jezus.
- Ze beseffen dat er slechts twee mogelijke antwoorden zijn.
Zingen
- Psalm 2:6,7; 19:2,6; 67:2,3; 72:1,10,11; 119:7,86
- ZB - ‘k Heb geloofd en daarom zing ik / Heer’, Uw bloed dat reinigt mij / Ik geloof in God de Vader / Roept uit aan alle stranden / Vaste Rots van mijn behoud / Wees ook jij een discipel
Geloofsleer
- HC zondag 11 - Een waar geloof
- HC zondag 12 - Christus
- HC zondag 13 - Gods eniggeboren Zoon
- HC zondag 31 - De sleutelen van het hemelrijk
- NGB art. 8 - De Drie-eenheid
- NGB art. 27 - De algemene christelijke kerk
- DL 2, 4-5 - De Zaligmaker God én mens
Introductie
Je houdt van je vader en moeder, omdat ze goed voor je zorgen, omdat ze er voor je willen zijn, omdat zij ook van jou houden. Telkens zeggen ze het tegen je: ‘Ik houd van je.’ Je voelt dat en weet het. Daarom zeg jij ook: ‘Ik houd van u.’
Beginzin
De Heere Jezus is met Zijn discipelen helemaal in noorden van het land Israël, in Cesaréa-Filippi. Er zijn geen anderen bij. Hij heeft de stilte opgezocht om Zijn discipelen te vertellen dat Hij zal gaan lijden en sterven.
Vertelschets
- Dit is een bijzonder moment. De discipelen voelen het, als Hij hen als het ware een voor een aankijkt. ‘Discipelen, wat zeggen de mensen eigenlijk over Mij? Wie denken zij dat Ik, de Zoon des mensen, ben?’
- Er klinkt allerlei antwoorden. ‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent’, antwoordt de een. ‘Ja, en anderen denken dat U Elia bent.’ ‘Of Jeremia, of een andere profeet.’ De mensen hebben dus wel gemerkt dat Jezus geen gewoon mens is. Hij leek wel een profeet van God te zijn.
- ‘Maar discipelen, wat zeggen jullie over Mij? Wie ben Ik volgens jullie?’ Een bijzondere, spannende vraag. De Heere Jezus is nu bijna drie jaar opgetrokken met Zijn discipelen. Hij heeft hen heel veel verteld en uitgelegd. Over Zijn Vader in de hemel, over het Koninkrijk van God. En nu zal Hij hen binnenkort gaan vertellen dat Hij ook nog moet sterven. Maar eerst die vraag.
- ‘Wie ben Ik volgens jullie? Denken jullie net als de mensen dat Ik een profeet ben? Of… is er meer?’
- En dan neemt Simon Petrus het woord. Hij geeft het antwoord, voor hen allemaal. ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God.’ Petrus laat zien wat er in zijn hart leeft, wat hij heel zeker weet. ‘Heere Jezus, U bent niet zomaar een profeet, nee, U bent echt de Zoon van God. U bent de Christus, de beloofde Verlosser.’
- ‘Zalig ben je, Petrus, voor eeuwig gelukkig, vanwege deze belijdenis!’ Dat heeft hij niet van zichzelf. Hij heeft dat niet zelf op een of andere manier bedacht. Nee, dat heeft de Vader in de hemel hem laten zien. God heeft dit in zijn hart gelegd. Hij heeft Petrus dit leren zeggen.
- Vandaag stelt de Heere Jezus deze vraag ook aan ons. ‘Arend, Sanne, wie zeg jij dat Ik ben? Ben Ik voor jou alleen maar een belangrijke persoon, of geloof jij dat Ik de Zoon van God ben? Dat ik de Verlosser ben?’
- Een bijzondere, spannende vraag. Belangrijk is het welk antwoord je geeft. Als je gelooft dat Jezus de Zaligmaker is, als je in je hart voelt, weet, dat je Hem lief hebt, zeg het Petrus dan maar na: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God. U bent ook Mijn Verlosser.’ En als je het nog niet zo goed weet, als je het nog moeilijk vindt, vraag dan maar of de Heere je ook wil laten zien Wie Hij is. Of hij ook in jouw hart deze belijdenis wil leggen. Ook als je weet dat je Hem niet lief hebt, niet zoekt, vraag Hem dan maar of Hij je wil laten zien Wie Hij is.
- Dan laat Jezus aan Petrus zien hoe belangrijk deze belijdenis is. ‘Op deze rots, Petrus, zal Ik Mijn gemeente bouwen.’ De woorden die jij uitgesproken hebt, je belijdenis, zullen door de hele gemeente, in alle eeuwen, geloofd worden. Dat is het fundament waarop het huis van de gemeente van God zal staan.
- En het huis zal vast staan. De duivel en de zonde zullen de gemeente van God niet kunnen verslaan. Als je gelooft dat Jezus de Christus, de Verlosser is, dan zal de duivel je niks kunnen doen. De Heere God bewaart Zijn kinderen, Hij zorgt ervoor dat Zijn kerk bewaard blijft.
- De discipelen krijgen een belangrijke taak van Jezus. Ze krijgen de sleutels van het hemels Koninkrijk mee. Een van die sleutels is het vertellen van het Evangelie. De discipelen mogen met het Woord van God de wereld in gaan. Aan alle mensen moet verteld worden dat Jezus de Zoon van God is. Dat Hij Zijn leven gegeven heeft zodat wij gered kunnen worden. En iedereen die dat gelooft, die in zijn hart voelt dat Jezus echt Gods Zoon is, die God liefheeft, die zal komen in dat hemelse Koninkrijk. Maar als iemand dat Woord niet gelooft, dan zal voor hem de deur van het Koninkrijk op slot gaan.
Slotzin
De Heere Jezus heeft het Zijn discipelen gevraagd: ‘Wie zeg jij dat Ik ben?’ Zij mochten belijden, zeggen dat in hun hart dit geloof leefde: ‘U bent de Zoon van God, de Verlosser.’ Dat had God Zelf hen bekend gemaakt. En jij, geloof jij ook dat Jezus de Zoon van God is? Geloof je dat Hij ook voor jouw zonden gestorven is? Voel je in je hart ook die liefde voor Hem? Houd je van de Heere, omdat Hij jou lief heeft? Dan ben je voor altijd gelukkig, zalig!
Gesprek
- Wat is belijden? (zeggen wat er in je hart leeft). Waarom is deze vraag van Jezus zo belangrijk? Wat betekent de tekst uit Johannes 3:16?
- Wat gebeurt er in de kerk als jongeren belijdenis van het geloof afleggen? Wat heeft de Heere jou bij je doop beloofd? En wat vraagt Hij nu van jou?
Samenvatting
Voordat Jezus de discipelen voorbereidt op Zijn lijden, vraagt Hij wat zij geloven. Hij vraagt eerst hoe de mensen over Hem denken, maar dan hoe de discipelen persoonlijk over Hem denken. Petrus belijdt dat Hij de Messias is. Als Jezus over Zijn gemeente spreekt, wijst Hij al naar Pinksteren, dan zal de gemeente gaan groeien. De macht van de zonde en de dood zal niet overwinnen. De discipelen zullen gaan prediken en de mensen oproepen tot geloof en bekering. Als zij zich niet bekeren, hebben zij geen deel in Gods Koninkrijk.
Vragen
- Wat zeggen de mensen over Jezus?
- En de discipelen? Jij?
- Wat betekent het dat de Heere Jezus over Pinksteren spreekt?
- Welke belijdenisgeschriften ken je? Wat staat daar in?
- Wie roepen ons op tot geloof en bekering? Wat is jouw antwoord daarop?