Deze vertelschets gaat over Jozua 3 en 4 en hoort bij les C3.2 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Jozua 3 en 4
Context
Jozua is nu de leider van het volk. Hij heeft het volk er op voorbereid dat ze de Jordaan over zullen trekken. In de vorige vertelling hebben we gezien dat hij er ook twee verspieders op uit stuurt om het land te verkennen. Zij zijn teruggekomen en nu is de tijd daar dat ze de Jordaan over zullen steken.
Kerntekst
Jozua 4:22 Zo zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende: Op het droge is Israël door deze Jordaan gegaan.
Doelstellingen
- De kinderen zien dat God een groot wonder doet: het hele volk gaat droogvoets door de Jordaan.
- Ze leren dat het volk Jozua als leider erkent.
- Ze worden opgeroepen zich de daden van God telkens weer te herinneren.
Zingen
- Psalm 9:1; 72:11;
- OMK - Trouwe Vader in de hemel; ‘k Stel mijn vertrouwen
- ZB - De Heere is mijn kracht; Heer wees mijn Gids; Vrees niet want Ik heb u verlost
Geloofsleer
- HC zondag 18 De nabijheid van Christus
- NGB art. 31 Van de dienaren
Introductie
Neem een plaatje van de gouden ark mee. Bespreek dat even kort.
Kijk daar staan een paar jongens. Vlak bij een hele brede sloot. Met z’n allen turen ze naar de overkant. ‘Kun jij het zien, Jan?’ roept één van de jongens. Want daar aan de overkant zien ze iets. Het beweegt en het piept. De jongens willen er naar toe. Ze zijn zo nieuwsgierig wat dat nu is. Maar hoe moeten ze er nu komen? Er is zo veel water in de sloot. Een boot hebben ze niet en springen gaat echt niet. Zo ver kunnen ze nooit springen…
Het volk Israël staat ook voor het water. De grote rivier de Jordaan. En daar aan de overkant is het beloofde land. Nog even en dan zijn ze er.
Beginzin
‘Wanneer zal het nu gaan gebeuren?’ Vragend kijkt een jongen naar zijn vader. ‘Niet zo lang meer hé vader?’ ‘Nee, jongen, nog even, misschien nog een paar nachtjes, misschien nog één.’
Vertelschets
- Ja, de mensen in het tentenkamp van Israël vinden het allemaal spannend. Ze zijn er nu bijna. Nog even en dan zijn ze in het beloofde land. Ze zijn al zo lang onderweg en nu zijn ze hier, al vlak bij het mooie land dat de Heere hun geven zal. Ze moeten alleen die grote rivier, de Jordaan, nog over. Kijk toch eens hoeveel water er in staat. Hoe moeten ze die toch oversteken? Ja, dat vragen de Israëlieten zich af.
- Maar kijk daar komt iemand aan, één van de leiders. Hij komt vast iets vertellen. En ja hoor. ‘Luister allemaal goed! Als jullie de priesters de ark zien dragen, moeten jullie ook opstaan en de ark volgen. Maar kom niet te dicht bij. Jullie moeten een heel eind er vandaan blijven. Dan kan iedereen de ark blijven zien. Er zal iets gebeuren wat nog nooit eerder is gebeurd.’
- De mensen knikken. Ze zullen gehoorzamen. Wat zal er nu gaan gebeuren? Iedereen is benieuwd. Ze zullen in ieder geval luisteren naar Jozua. Kijk, daar komt hij aan. ‘Mensen, maak u klaar want er zal iets heel bijzonders gaan gebeuren. We zullen wonderen zien!’ Weer knikken alle mensen.
- Dan loopt Jozua naar de priesters die de ark moeten dragen. ‘Mannen, straks moeten jullie naar de Jordaan lopen. Als jullie bij het water zijn, als jullie voeten het water raken, zal het gebeuren. Het water zal stil blijven staan, rechtop, het zal niet verder stromen. En dan kunnen we erdoor.’
- Kijk, daar gaan ze. De priesters met de gouden ark. Dat wil de Heere. De Heere vertelt dan eigenlijk: ‘Kijk maar naar de ark en denk er dan aan dat Ik er bij ben. Ik ga voorop. Ik ga met jullie mee.’
- Alle mensen kijken naar de ark en de priesters die de ark dragen. Niet dicht bij het volk maar verder weg, dat heeft de Heere gezegd. Zo kan iedereen de ark zien en zo kan iedereen er aan denken dat de Heere bij hen is. Nog even en dan zullen hun voeten bij het water komen. Nog een stap en dan… raken hun voeten het water. Dan staan de priesters even stil. Ook het volk is stil geworden. Iedereen kijkt naar het water. En dan, precies zoals de Heere het gezegd heeft, gebeurt het: Het water staat stil. Op één grote hoop. Rechtop. Aan de andere kant stroomt het water weg. Iedereen kijkt toe. Wat een wonder! De bodem van de Jordaan wordt droog. Ze zullen zo naar de andere kant van de rivier kunnen lopen.
- Daar gaan de priesters met de ark. Ze lopen de Jordaan in. Precies in het midden blijven ze stilstaan. Nu mag het volk gaan lopen. Voorzichtig gaan de eerste mensen de Jordaan in. En daarna alle anderen. Alle vrouwen en mannen en kinderen, de dieren, alles nemen ze mee. Iedereen kan zo naar de overkant lopen. En iedereen kan de gouden ark blijven zien. Iedereen kan denken: de Heere is bij ons.
- Als iedereen aan de overkant gekomen is, wordt het stil. Jozua wijst twaalf mannen aan. Die twaalf mannen moeten uit de Jordaan een grote steen pakken en meedragen. Kijk daar gaan ze. Elke man tilt een steen op van de bodem. Met de steen komen ze weer bij Jozua. De stenen nemen ze mee naar de plek waar ze de tenten neerzetten.
- In de Jordaan, vlak bij de priesters, zet Jozua ook twaalf stenen rechtop.
- En kijk, nu mogen ook de priesters met de ark weer uit de Jordaan komen. Als iedereen aan de overkant is, stroomt al het water weer terug. De Jordaan is weer net zo vol water als altijd. Wat een groot wonder deed de Heere.
- Alle stenen uit de Jordaan worden rechtop gezet. Iedereen kan er naar kijken. En als er dan later kinderen geboren zijn, zullen ook zij de stenen zien. Ze zullen dan vragen wat die stenen betekenen. De vaders en moeders mogen dan vertellen welk groot wonder de Heere gedaan heeft. Hoe goed de Heere is. De Israëlieten, maar ook de Kanaänieten, zien hoe groot en machtig God is.
Slotzin
Deze machtige God zorgt voor Zijn volk, voor Zijn kinderen. Hij wil dat wij over Hem vertellen, over alles wat Hij gedaan heeft. Iedereen moet het horen!
Gesprek
Waar staan de tenten van de Israëlieten? Wat is er aan de overkant? Wie gaat er voorop? Wat gebeurt er dan? Wat moeten de mannen uit de Jordaan pakken? Wat moeten ze daarmee doen? Waar kun je aan denken als je die stenen ziet? Kun je nog meer wonderen noemen die de Heere gedaan heeft en doet? De Heere wil dat we over Hem vertellen. Wat zou je allemaal kunnen vertellen? Wat is het belangrijkste?
Samenvatting
De Heere is met Jozua en laat hem weten wat hij moet doen. De priesters dragen de ark naar de Jordaan en als zij het water raken, komt er een pad door de rivier. Terwijl het volk over dit pad Kanaän in trekt, blijven de priesters in het midden staan. Eén man uit elke stam haalt een steen uit de Jordaan en zet die op de plaats waar ze zullen overnachten. Jozua richt twaalf stenen op in de Jordaan. Als laatste zetten de priesters voet op de bodem van het beloofde land; het water stroomt weer door de Jordaan. De stenen herinneren aan de doortocht en zijn een teken voor alle volken dat de hand van de Heere krachtig is. Het volk wordt opgeroepen de Heere altijd te vrezen.
Vragen
- Wie gaan het eerst over de Jordaan? Helemaal?
- Waarom zouden zij voorop moeten lopen?
- Wat moeten twaalf mannen doen? Waarom twaalf?
- Wat doet Jozua?
- Wat betekenen die stenen?