Deze vertelschets gaat over Exodus 13:17-22 en 14:1-31 en hoort bij les C2.15 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Exodus 13:17-22 en 14:1-31
Context
Het volk Israël heeft jaren als slaaf in Egypte gewoond en gewerkt. Na de tien plagen mag het volk Israël eindelijk uit Egypte trekken. De Heere maakt duidelijk hoe ze moeten reizen. Hij wijst niet de kortste weg naar Kanaän.
Kerntekst
Exodus 14: 31 Ook zag Israël de grote hand die de HEERE aan de Egyptenaars bewezen had; en het volk vreesde de HEERE, en zij geloofden in de HEERE en aan Mozes, Zijn knecht.
Doelstellingen
- Aan de kinderen laten zien hoe de Heere Zijn volk uit Egypte leidt.
- De kinderen beseffen dat de Heere mensen wil redden en het eeuwige leven geven.
Zingen
- Psalm 25:2, 68:17, 81:11, 105:1
- ZB - ‘k Stel mijn vertrouwen
- UMK - Looft de Heer’, Hij houdt Zijn woord
Geloofsleer
- NGB art. 34 - De Heilige Doop
Introductie
Welke plagen zijn er geweest in Egypte? Waarom waren die er? Wat gebeurde er op het laatst?
Beginzin
Zie je al die mensen? Die lange, lange rij van mannen, vrouwen en kinderen. Ja, er lopen zelfs schapen en koeien en andere dieren bij.
Vertelschets
- Niemand blijft achter. Ook de oude en zieke mensen gaan mee. Daar zorgt de Heere voor.
- De zon is opgekomen. Het is warm. Die hele lange rij mensen loopt in de woestijn. Overal waar ze kijken, is zand. Overdag is het erg warm en ’s nachts is het heel erg koud. Er groeien bijna geen bomen en er is bijna geen water. Wat moeten ze drinken? Waar moeten ze eten vinden? Maar de Heere zorgt voor hen!
- Hij wijst de weg. Hij is bij Zijn volk Israël. Dat kunnen ze zien. Want in de lucht is een grote wolk. Het is geen gewone wolk. Want als er verder nergens wolken te zien zijn, blijft die wolk er toch. Het is een wolkkolom. Deze wolkkolom wijst de weg. Die wolkkolom geeft ook schaduw voor de hete zon.
- ’s Nachts lijkt de wolk wel een groot vuur. Dan geeft de wolk licht en wijst ze de weg als een vuurkolom. De wolk is een teken dat de Heere bij hen is.
- Maar die wolk wijst helemaal niet de kortste weg naar Kanaän. Al die mensen moeten naar de Rode Zee lopen. Daar kunnen ze toch niet verder? Als ze daar zijn, is de zee voor hen, en naast hen de bergen. Toch moeten ze daarheen, die weg wijst de Heere. En de Heere wijst altijd de goede weg.
- Farao hoort, waar ze heen zijn gegaan. Hij denkt dat ze verdwaald zijn. Hij denkt ook aan het werk dat al die mensen vroeger voor hem deden. Wie moet al dat werk nu doen? Wie moeten al die huizen bouwen? Wie moeten op het land zaaien? Wie moeten de groenten en het koren oogsten?
- De Farao en zijn knechten zijn helemaal vergeten wat een plagen er geweest zijn. Zelfs hun oudste zonen zijn gestorven, maar daar denken ze niet meer aan. Ze denken: we gaan ze terughalen.
- Farao laat al zijn soldaten bij elkaar roepen. Ze moeten met paarden en wagens komen, zodat ze heel snel kunnen gaan. Ze moeten het volk Israël inhalen.
- De Israëlieten die achteraan lopen, horen gedreun, ze kijken achterom. En kijk … daar zien ze een grote stofwolk. Even later zien ze paarden en wagens. Ze schrikken vreselijk, ze worden bang. Ze zouden willen vluchten. Maar dat kan niet: aan twee kanten zijn bergen, voor hen de zee en achter hen… de soldaten van Farao.
- De Israëlieten roepen tot de Heere. Ze gaan naar Mozes en zeggen: ‘Waarom heb je ons uit Egypte meegenomen? We hadden veel beter in Egypte kunnen blijven om voor Farao en zijn knechten te werken.’
- Ze geloven helemaal niet dat de Heere hen kan helpen en dat de Heere ervoor gezorgd heeft dat ze nu niet meer hard hoeven te werken voor de Egyptenaars. Wordt de Heere nu boos? Nee, de Heere heeft beloofd dat Hij hen zal redden. En wat de Heere belooft, dat doet Hij ook.
- Mozes weet dat en zegt: ‘Wees maar niet bang. De Heere zal helpen. U hoeft niet te vechten, de Heere zal Zelf voor u vechten.’ Mozes vertrouwt wel op de Heere en dat is goed. Hij luistert naar wat de Heere tegen hem zegt. De Heere zegt: ‘Laat het volk verder trekken en steek uw staf uit over de zee. Dan zal er een pad door de zee komen, waarover al die mannen, vrouwen, kinderen en dieren kunnen lopen. Farao en zijn leger zal erachteraan komen. Maar dan zal iedereen zien, dat Ik de Heere ben, Die voor Zijn volk zorgt en Die de vijanden van Zijn volk straft.‘
- Mozes doet wat de Heere gezegd heeft. Hij roept tegen het volk: ‘Verder lopen!’ Hij steekt zijn arm met de staf in zijn hand uit over de zee. Het gaat hard waaien. De mensen hebben er geen last van, maar er komt een pad door de zee! Het water blijft staan, er zijn twee muren van water.
- De wolkkolom, die eerst boven het volk was, gaat nu achter het volk. Die wolk staat tussen de Israëlieten en het leger van de Farao. Bij Israël is het licht, maar aan de kant van de Egyptenaren is het donker, het is nacht. Ze zien niets en kunnen niet verder. Ze moeten wachten tot het weer dag is.
- In die nacht… gaan de Israëlieten met alles wat ze hebben door de zee! Niemand blijft achter. Ook de dieren lopen over het pad.
- Als de Egyptenaars het pad door de zee zien, zegt Farao: ‘Alle soldaten moeten er achteraan gaan.’ En dan gaan alle paarden en wagens van de Egyptenaars ook het pad op.
- Maar dan… dan steekt Mozes zijn arm met de staf weer uit over de zee en het pad verdwijnt. Het water golft over al die paarden, wagens en soldaten heen. Alle soldaten verdrinken. Farao ook. Niet een Egyptenaar blijft leven. Dat is de straf van de Heere over de Farao en zijn knechten.
Slotzin
Wat is de Heere machtig! Hij heeft Zijn volk Israël gered. Hij wil jou ook redden. Dat doet Hij als je van Hem houdt en als je in Hem gelooft. Dan straft Hij je niet maar vergeeft Hij je zonden. Dan ben je gered.
Gesprek
Hoe wijst de Heere de weg aan de Israëlieten? Waarom zijn ze erg bang? Waarom hoeven ze niet bang te zijn? Hoe redt de Heere hen? Redt de Heere nog steeds mensen? Hoe dan?
Als je denkt dat de groep het begrijpt, kun je met hen praten over de doop. Wat gebeurt er als een kindje gedoopt wordt? Wat betekent dat? Vertel dat de dominee dan ook leest over de Rode Zee.
Samenvatting
In een lange rij trekken de Israëlieten weg uit Egypte. De Heere wijst hen de weg en leidt het volk in de richting van de Schelfzee. Overdag is er de wolkkolom, 's nachts de vuurkolom. Als Farao hoort dat het volk vlucht, roept hij zijn leger bij elkaar en achtervolgt het. De Israëlieten beseffen dat ze in de val zitten: vóór hen is de zee en aan weerszijden bergen. Ze verwijten Mozes dat hij hen uit Egypte geleid heeft. Mozes bemoedigt hen: de Heere zal voor hen strijden. Hij heft zijn staf en er komt een pad door de zee. Het hele volk loopt naar de overkant tussen muren van water door. Als de Egyptenaars hen ook daar achtervolgen, strekt Mozes opnieuw zijn staf uit. Het water stort zich over het Egyptische leger; alle soldaten verdrinken.
Vragen
- Hoe wijst de Heere de Israëlieten de weg?
- Waar moeten ze heen lopen?
- Waarom schrikken de Israëlieten?
- Hoe zorgt de Heere voor het volk?
- Hoe loopt het af met de Egyptenaars?