Deze vertelschets gaat over 1 Samuël 1 en hoort bij les C3.11 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: 1 Samuël 1
Context
In deze geschiedenis bevinden we ons in de tijd van de hogepriester Eli. Het is een donkere tijd. De zonen van Eli, Hofni en Pinehas, geven een slecht voorbeeld aan het volk. De Israëlieten hebben de Heere verlaten en daarom spreekt Hij niet meer. We zien in dit Bijbelboek dat de Heere Zijn volk toch niet loslaat.
Kerntekst
1 Samuël 1:11 En zij beloofde een gelofte, en zeide: HEERE der heirscharen, zo Gij eenmaal de ellende Uwer dienstmaagd aanziet, en mijner gedenkt, en Uw dienstmaagd niet vergeet, maar geeft aan Uw dienstmaagd een mannelijk zaad, zo zal ik dat den HEERE geven al de dagen zijns levens, en er zal geen scheermes op zijn hoofd komen.
Doelstelling
• De kinderen horen dat Hanna geplaagd wordt door Peninna, omdat zij geen kinderen heeft.
• Ze weten dat Hanna met haar verdriet naar de Heere gaat en dat de Heere haar gebed verhoort.
• Ze leren dat ook zij met hun nood naar de Heere mogen gaan en dat de Heere helpt op het gebed.
Zingen
Psalm 62:5; 116:1; 146:3
ZB Als g’in nood gezeten / Wie op de Heer’ vertrouwen
Geloofsleer
HC zondag 45 - Het gebed
NBG art. 26 - De voorbidding van Christus
Introductie
‘Jij mag niet meespelen!’ roept Annika boos naar Janneke. Verdrietig loopt Janneke weg. Zo gaat het altijd. Nooit mag zij van Annika meespelen. Annika plaagt haar vaak. Janneke is erg verdrietig. Wat moet ze nu doen? Ik ga het aan mama vertellen, denkt ze dan. Die kan mij vast wel helpen. Verdrietig vertelt Janneke alles aan mama. Mama luistert naar haar en zegt: ‘We gaan samen met Annika praten.’ Dat doen ze. Annika belooft dat ze niet meer zal plagen. Wat is Janneke blij. Mama heeft haar echt geholpen.
Beginzin
Hanna zucht. Er rolt een traan langs haar gezicht. Wat is ze verdrietig!
Vertelschets
- Waarom? Kijk maar, daar komt Peninna weer bij Hanna lopen. Met een gemene stem zegt ze zacht: ‘Jij hebt geen kinderen. Ik wel.’ Dan gaat Peninna weer bij haar kinderen lopen.
- Verdrietig loopt Hanna verder. Het is waar, ze heeft geen kinderen. Wat vindt ze dat erg. En nog veel erger is dat Peninna haar er mee plaagt. Hanna weet wel waarom ze dat doet. Peninna is jaloers.
- Want voorop loopt Elkana. Hij is de man van Hanna, maar ook de man van Peninna. Hanna weet wel dat Elkana meer van haar houdt dan van Peninna. Daarom plaagt Peninna haar.
- Met z’n allen zijn ze op weg. Waar gaan ze naar toe? Ze lopen een heel eind. Helemaal naar Silo. In Silo staat de tabernakel. Het huis van de Heere. Daar is feest.
- Eindelijk komen ze in Silo aan. In de tabernakel gaat Elkana een offer brengen aan de Heere. Ook eten ze samen.
- Elkana heeft een stuk vlees gebraden en hij verdeelt het. Peninna krijgt een stuk. De kinderen van Peninna krijgen een stuk. En Hanna? Zij krijgt het grootste stuk. Want Elkana ziet wel dat Hanna heel verdrietig is.
- Maar Hanna wil niet eten. Ze is veel te verdrietig om te eten. Elkana ziet het. ‘Waarom eet je niet, Hanna?’ vraagt hij. Hij weet het wel. Hanna is verdrietig, omdat ze geen kinderen heeft. ‘Maar Hanna’, zegt Elkana, ‘ik houd toch heel veel van jou.’
- Dat weet Hanna wel, maar niets kan haar troosten. Als iedereen gegeten heeft, staat Hanna op. Wat gaat ze doen? Ze gaat helemaal alleen naar de tabernakel. Als ze een stil plekje heeft gevonden, knielt ze neer op de grond. Ze gaat bidden. Alles wat ze moeilijk vindt, vertelt ze aan de Heere.
- Doe jij dat ook, als jij iets moeilijk vindt?
- ‘Heere’, vraagt Hanna, ‘U ziet dat ik zo verdrietig ben. Wilt U mij een zoontje geven? Ik zal goed voor hem zorgen en zal hem ook weer aan U terug geven. Dan mag hij een knecht van U worden.’ Zo bidt Hanna. Niemand hoort haar, maar de Heere wel!
- Er is wel iemand die haar ziet. Het is Eli, de hogepriester. Hij ziet daar een vrouw op de grond liggen. Hij ziet haar lippen bewegen, maar hoort haar niet praten. Die vrouw is vast dronken, denkt hij. Het is een slechte vrouw. Eli loopt naar Hanna toe en zegt met een boze stem: ‘U mag hier niet dronken in de tabernakel komen!’
- Hanna schrikt. Ze kijkt op. ‘Maar meneer, ik ben niet dronken’, zegt ze. ‘Ik was heel verdrietig. En ik heb alles aan de Heere verteld.’ ‘O’, zegt Eli dan, ‘de Heere zal je gebed verhoren. De Heere zal aan jou geven, wat je hebt gevraagd.’
- Elkana, Peninna en Hanna gaan weer naar huis. Hanna is blij. De Heere heeft beloofd dat ze een zoontje zal krijgen. En de Heere doet wat Hij belooft: Er wordt een jongetje geboren. Een zoontje voor Elkana en Hanna.
- De Heere doet altijd wat Hij belooft!
- Wat is Hanna blij. ‘Hij moet Samuël heten’, zegt ze. Want Samuël betekent: van de Heere gebeden. Dat klopt. Hanna heeft de Heere om een kindje gebeden en de Heere heeft haar gebed verhoord.
- Samuël wordt groter. Als hij ongeveer vier jaar is, zegt Hanna tegen haar zoontje: ‘Kom maar, Samuël. We gaan naar de tabernakel, het huis van de Heere. Daar mag jij bij de hogepriester Eli wonen.’
- Als ze samen bij de tabernakel zijn gekomen, loopt Hanna naar de hogepriester Eli toe. ‘Vroeger heb ik hier gebeden om een zoontje’, zegt ze. ‘Weet u dat nog? De Heere heeft mij een zoontje gegeven. Kijk, hier is hij. Hij heet Samuël. Mag hij een knecht worden bij u in de tabernakel? Dat heb ik aan de Heere beloofd.’
- Eli vindt het goed. Samuël blijft bij hem in de tabernakel. Het jongetje mag de Heere dienen. En Hanna gaat alleen naar huis. Ze is blij. Ze heeft een zoontje gekregen en nu mag haar zoontje voor de Heere werken in Zijn huis.
Slotzin
De Heere heeft naar Hanna’s gebed geluisterd. Hij heeft haar geholpen. De Heere wil je altijd helpen. Daar mag je om bidden, net zoals Hanna dat deed.
Gesprek
Aan het begin heb ik het verhaaltje verteld van Janneke die geplaagd werd. Wat deed Janneke toen?
Waarom plaagde Peninna Hanna? Wat deed zij toen ze heel verdrietig was? Wat dacht Eli? Wie heeft haar geholpen? Wie werd er geboren?
Wat gebeurde er toen Samuël vier jaar was? Wat zou hij in de tabernakel gedaan hebben? Zijn moeder ging alleen terug; hoe zou Samuël het gevonden hebben om alleen bij Eli te blijven? Wat zou jij daarvan vinden? Hoe zou jij het vinden om zo voor de Heere te werken?
Samenvatting
Elk jaar gaat Elkana met zijn vrouwen naar Silo om te offeren. Peninna bespot Hanna omdat zij geen kinderen heeft. In Silo bidt Hanna vurig om een kind en zij belooft dat zij, als ze een zoon krijgt, hem aan de Heere zal geven. De priester Eli vermoedt dat ze dronken is en spreekt haar daarop aan. Als hij hoort hoe het met Hanna gesteld is, zegt hij haar in naam van de Heere dat haar gebed verhoord zal worden. Samuël wordt geboren en als hij ongeveer drie jaar is, lost Hanna haar belofte in en brengt hem bij Eli.
Vragen
- Wie zijn Hanna en Peninna?
- Waarom is Hanna bedroefd?
- Wat doet zij in Silo?
- Wat denkt Eli?
- Wat gebeurt er nadat Hanna gebeden heeft?