Deze vertelschets gaat over Johannes 9 en hoort bij les C3.26 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 9
Context
Tijdens Zijn rondwandelingen op aarde heeft de Heere Jezus verschillende wonderen gedaan. Twee van deze wonderen hebben de kinderen nu gehoord: het water dat veranderde in wijn op de bruiloft te Kana en het dochtertje van Jaïrus dat opgewekt wordt. Vandaag horen ze weer hoe de Heere Jezus een wonder verricht.
Kerntekst
Johannes 9:25 Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.
Doelstelling
- De kinderen weten dat de Heere Jezus zo goed en machtig is, dat Hij een blindgeborene ziende kan maken.
- Ze horen dat de blindgeborene niet alleen ziende wordt, maar ook gelooft in de Heere Jezus.
- Ze leren dat ook zij, net als de blindgeborene, alleen gelukkig kunnen worden als ze geloven in de Heere Jezus en ze worden opgeroepen om in Hem te geloven.
Zingen
- Psalm 75:1; 136:1,4,26; 146:6
- ZB - Jezus Christus, ik aanbid U; Machtig God, sterke Rots
- UMK - Jezus wandelt door de straten
Geloofsleer
- HC vraag 21 en 22 - Een waar geloof
Introductie
Doe allemaal eens je ogen dicht. Stel je eens voor dat het altijd zo donker zou zijn.
Wat ben je dan? Dan ben je blind.
Bespreek met de kinderen hoe het is om blind te zijn.
Beginzin
Kijk, langs één van de straten in Jeruzalem zit een man. Hij houdt zijn hand op. ‘Wie heeft er geld voor mij?’ vraagt hij. Elke dag zit hij hier langs de kant van de weg.
Vertelschets
- Waarom zit die man daar? Waarom is hij niet aan het werk? Deze man kan niet werken. Hij is blind. Dat is erg! Hij heeft nooit kunnen zien.Toen hij als klein baby’tje geboren werd, was hij al blind. Altijd is het donker.
- Opeens blijven er een paar mannen bij hem stil staan. Wie zijn dat? Je kent ze wel. Het is de Heere Jezus, samen met Zijn discipelen.
- De discipelen kijken naar de man. Wat erg, denken ze, deze man kan niks zien. Waarom zou deze man blind zijn? Heeft deze man iets ergs gedaan en is dit nu zijn straf? Of hebben zijn vader en moeder een zonde gedaan? Wacht, ze zullen het aan Jezus vragen.
- ‘Meester, wie heeft er gezondigd? Deze man of zijn vader en moeder?’ vragen ze. De Heere Jezus schudt Zijn hoofd. ‘Het is niet vanwege de zonde van deze man, en ook niet door zonde van zijn vader en moeder dat hij blind is’, zegt Hij. ‘Deze man is blind geboren, omdat Ik een wonder bij deze man ga doen.’
- De Heere Jezus kijkt naar de blinde man. Dan doet Hij iets bijzonders. Hij spuugt op de grond. Hij bukt en roert met Zijn vinger door het spuug en het zand, dat op de grond ligt. Nu wordt het modder.
- Wat gaat Hij daarmee doen? Kijk, Hij smeert de modder op de ogen van de man. ‘Ga nu naar de vijver Siloam en was je daar in het water’, zegt Hij tegen de blinde man.
- Als de man dat hoort, staat hij op en gaat. Hij luistert naar de Heere Jezus en gelooft dat de Heere Jezus hem beter kan maken.
- Bij de vijver gekomen, wast hij de modder uit zijn ogen. En dan gebeurt het grote wonder. De man doet zijn ogen open, en… hij ziet! Voor het eerst in zijn leven ziet hij water. Voor het eerst in zijn leven ziet hij de blauwe lucht, vogels, bomen en mensen. Wat een wonder van God. Wat is God groot en goed!
- Blij loopt de man naar zijn huis. De mensen kijken vreemd op, als ze hem zien lopen. Ze stoten elkaar aan. ‘Hé, is dat die blinde man die altijd langs de straat zat? Het lijkt wel of hij weer kan zien.’ ‘Ik ben het echt, hoor’, zegt de man.
- ‘Maar je was altijd blind, en nu zie je. Hoe kan dat?’ ‘Dat heeft Jezus vandaag gedaan’, zegt de man blij. De mensen kijken een beetje verschrikt. Vandaag? Maar vandaag is het sabbat. Dan mag je niet werken. Net als bij ons op zondag.
- ‘Je moet met ons meekomen’, zeggen de mensen. ‘We gaan naar de Farizeeën, want op de sabbat mag je niet werken. En dat heeft Jezus wel gedaan!’
- Daar staat de man voor de Farizeeën. ‘Hoe kun je weer zien?’ vragen ze met een streng gezicht. ‘Dat heeft Jezus gedaan. Hij smeerde modder op m’n ogen en ik waste mij en nu zie ik.’
- De Farizeeën kijken boos. Hoe kan dat? Wie is Jezus eigenlijk? Is Hij de Zoon van God? Nee, dat kan niet, dat geloven ze niet. Dan zou Hij niet op de sabbat iemand beter maken. De Farizeeën maken er samen ruzie over.
- Opeens zegt iemand: ‘Misschien is deze man helemaal niet blind geweest. Het is misschien niet eens waar. Laten we het aan zijn vader en moeder vragen.’
- De vader en moeder worden geroepen. De Farizeeën vragen: ‘Is dit uw zoon, die blindgeboren is? Hoe kan hij nu zien?’ De vader en moeder knikken: Dat is onze zoon. Hij is blindgeboren, maar hoe hij nu kan zien weten wij niet. Vraag dat maar aan hem zelf, hij is toch oud genoeg om het te vertellen?’
- Het is dus echt waar. Wat nu? De Farizeeën roepen de man weer. ‘Die Jezus is een zondige man, Hij kan jou niet beter gemaakt hebben’, zeggen ze. Een beetje boos zegt de man: ‘Ik weet niet of Hij zondig is. Eén ding weet ik, ik was blind en nu zie ik.’
- ‘Ja maar, hoe heeft Hij je dan beter gemaakt?’ vragen ze weer. Dit is nu al de derde keer dat ze het vragen. Ze willen niet geloven dat Jezus een wonder kan doen. ‘Ik heb het jullie al verteld. Maar willen jullie het nog een keer horen? Willen jullie soms ook een discipel van Hem worden?’
- Wat?! Zij een discipel van Jezus? Nee, dat nooit. ‘Jij bent een discipel van Hem, ga jij maar weg. Je mag hier nooit meer komen!’ roepen ze. Boos pakken ze de man vast en duwen hem de straat op.
- Daar staat hij nu. Helemaal alleen. De Farizeeën zijn boos op hem. Maar, de Heere Jezus vergeet hem niet. Hij denkt aan hem. Hij zoekt hem weer op. ‘Geloof je in de Zoon van God?’ vraagt Hij.
- ‘Ik wil het wel geloven’, knikt de man. ‘Maar wie is Hij?’ ‘ Ik ben het’, zegt de Heere Jezus. De man kijkt de Heere Jezus aan. ‘Heere!’ roept hij, ‘ik geloof’. Hij valt op Zijn knieën voor de Heere Jezus. Wat is hij blij!
Slotzin
Weet je dat jij ook zo blij kunt worden? Net zo blij als deze man. Als je gelooft in de Heere Jezus. Hij wil ook voor jou zorgen en jou helpen. Net als deze man. Geloof dan in de Heere Jezus!
Gesprek
Waarom zat de man elke dag langs de straat? Hoe ging de Heere Jezus hem helpen? Waarom waren de Farizeeën boos? Wat vertelden zijn ouders? Wie liet de man niet alleen? Hoe kun jij net zo gelukkig worden als de blinde man?
Samenvatting
De Heere Jezus geneest een blinde man door modder op zijn ogen te smeren. Als de man zich bij het badwater Siloam gewassen heeft, kan hij zien. Dit wonder is gebeurd om het werk van God te openbaren. De Farizeeën zijn echter boos omdat de genezing plaats vond op de sabbat. De ouders van de man worden erbij geroepen. Zij willen zich er echter niet mee bemoeien omdat ze bang zijn uit de synagoge gezet te worden. De genezen man belijdt openlijk dat zijn Genezer wel van God moet komen. Hij wordt dan uit de synagoge geworpen, maar Jezus zoekt hem op. Hij laat zien dat juist de Farizeeën blind zijn voor Hem.
Vragen
- Wat doet de Heere Jezus met de blinde man?
- Wie zijn er boos als de man genezen is?
- Wat zeggen de ouders van deze man?
- Hoe kan het dat Jezus zulke wonderen kan doen?