Deze vertelschets gaat over Genesis 39 en hoort bij les C2.7 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Genesis 39
Context
Zijn broers hebben Jozef verkocht aan Midianieten die met hun karavaan onderweg waren naar Egypte. Het feit dat hij de lievelingszoon van hun vader Jakob is én zijn gedrag tegenover hen, maakten hen jaloers. Ook zijn dromen waren oorzaak van hun nijd. In Egypte is hij als slaaf in het huis van Potifar gekomen. Potifar merkt dat de Heere deze slaaf zegent en geeft hem het toezicht op zijn huis.
Kerntekst
Genesis 39: 3 – 4 Als nu zijn heer zag, dat de Heere met hem was, en dat de Heere al wat hij deed door zijn hand voorspoedig maakte, zo vond Jozef genade in zijn ogen, en diende hem; en hij stelde hem over zijn huis; en al wat hij had, gaf hij in zijn hand.
Doelstellingen
• Aan de kinderen laten zien dat de Heere gehoorzaamheid zegent, ook al krijg je met moeilijke dingen te maken.
• Zij leren dat God zorgt, dat het nodig is op Hem te vertrouwen.
• Ze beseffen dat de Heere Jozef bewaart voor de verzoeking en voor verbitt ering en dat Jozef door Gods genade trouw en standvastig kan blijven.
Zingen
Psalm 75:1; 105: 10, 140: 4,5,7,9,12,13.
UMK - ‘k Stel mijn vertrouwen / Nooit kan ’t geloof te veel verwachten / Wie op de Heer’ vertrouwen
Geloofsleer
NGB art. 13 - Gods voorzienigheid
Introductie
Timon zit heerlijk te spelen. Hij bouwt een politiebureau en rijdt even later in de auto die er bij hoort, weg.‘Tu tè, tu tè! Eerst hoort hij niet dat mama vraagt of hij de tafel wil helpen dekken. Als ze het nog eens vraagt, kijkt hij boos op: Ja hoor, waarom ik? Daar heb ik geen zin in. Ik ben geen slaafje!’ Zeg dan tegen de kinderen: ‘Straks vraag ik wat de man, over wie ik vertel, zei als hij wat voor een ander moest doen. Je kunt dan nog vragen waarom mensen naar de gevangenis moeten. Maak duidelijk dat dit terecht is als ze schuldig zijn. Je zou kunnen zeggen, dat je straks ook vraagt of de man die naar de gevangenis moest, schuldig was.
Beginzin
‘Hè, hè, eindelijk, nu zijn we bijna in Egypte. Wat ben ik moe’, denkt Jozef, ‘zouden ze mij nu echt naar de slavenmarkt brengen?’ Ja hoor, het gebeurt echt. Jozef komt met een heleboel andere mensen op een groot plein. Daar zullen ze verkocht worden aan rijke mensen om voor hen te werken als slaaf.
Vertelschets
- Potifar, een belangrijke knecht van de Farao, koopt Jozef van de Ismaëlieten. Hij neemt hem mee naar zijn huis en legt hem uit wat hij allemaal moet doen. Jozef werkt hard en doet goed zijn best.
- De Heere zorgt voor Jozef en Hij zegent hem, zodat alles wat Jozef doet goed gaat. Zo goed zelfs dat het ook Potifar opvalt. ‘Jozef, jij mag voortaan de baas zijn over mijn huis. Al mijn andere knechten moeten voortaan naar jou luisteren!’ zegt Potifar tegen Jozef.
- Nu zegent de Heere ook het huis van Potifar, om Jozefs wil. Potifar zelf bemoeit zich niet meer met het werk dat in en buiten het huis moet gebeuren.
- Jozef is een knappe, aardige jongen om te zien. De vrouw van Potifar ziet dat ook. ‘Wat een knappe man is Jozef toch,’ denkt ze. Ze vindt hem zo knap. Eigenlijk zou ze hem wel steeds heel dicht bij zich willen hebben. ‘Jozef, ga toch met mij mee,’ zegt ze.
- Maar dit wil Jozef beslist niet, omdat hij weet dat de Heere dit niet goed vindt. Hij zegt: ’Nee, dat doe ik niet. U bent de vrouw van mijn heer Potifar. Dat mag ook niet van de Heere God.
- Elke keer opnieuw valt de vrouw Jozef lastig, maar elke keer zegt hij: ‘Nee, dat doe ik niet. Dat mag niet van de Heere. Hij wil echt niet naar de vrouw luisteren. ‘Heere, help mij toch om sterk te blijven’ bidt hij steeds.
- Als iemand uit de groep jou iets verkeerds wil laten doen, wat zeg je dan? Luister je dan of zeg je: ‘Nee, dat is verkeerd. Dat is zondig. Dat mag niet van de Heere.'
- Op een keer als er verder niemand in het huis is, pakt ze zijn kleren vast en probeert hem naar zich toe te trekken.
- Jozef rukt zich los en laat zijn mantel van zich afglijden. De vrouw houdt die vast. Jozef rent naar de deur. Hij wil naar buiten. Hij wil beslist deze grote zonde tegen God niet doen.
- Als de vrouw ziet dat Jozef naar buiten gevlucht is en dat zij zijn mantel in haar handen heeft , is ze boos! Ze begint te gillen, al haar knechten komen er op af. ‘Wat is er aan de hand?’ Ze begint leugens te vertellen. Ze zegt: ’Die Hebreeuwse man, Jozef, is bij mij gekomen. Hij viel me lastig. Toen ik begon te roepen, is hij naar buiten gevlucht. Kijk maar, hier is zijn mantel!’ Ze vertelt hen dus dat het precies andersom is!
- Als Potifar thuis komt, vertelt ze aan hem hetzelfde verhaal.
- Potifar wordt woedend en laat Jozef direct in de gevangenis gooien. Hij vraagt niet aan Jozef: ‘Wat is er gebeurd? Vertel eens eerlijk hoe het ging.’ Hij gelooft zijn vrouw.
- Daar zit Jozef nu in de gevangenis. En waarom? Omdat hij goed en trouw is geweest en God gehoorzaam wilde zijn. Maar, ook in de gevangenis is de Heere met Jozef en Hij zegent hem. De baas van de gevangenis ziet hoe Jozef is. Hij maakt geen ruzie, hij doet niet boos of gemeen. Hij is eerlijk en helpt de andere gevangenen als dat kan. De baas van de gevangenis zegt tegen Jozef: ‘Jij mag mij helpen om voor de andere gevangenen te zorgen.’ Na een poos mag hij vrij rondlopen in de gevangenis.
- De Heere is met Jozef en alles wat Jozef doet, laat de Heere goed lukken.
Slotzin
Zo is Jozef in de gevangenis toch niet alleen. De Heere is bij hem en daarom is Jozef toch blij en is er vrede in zijn hart.
Gesprek
- Bij wie kwam Jozef in huis? Wat voor werk moest hij daar doen?
- Wie was er niet eerlijk? Wat was er gebeurd? Waarom wilde Jozef niet naar de vrouw van Potifar luisteren?
- Wat deed Jozef in de gevangenis? Wat antwoordde hij als, eerst Potifar, later de baas van de gevangenis, zeiden dat hij iets moest doen? Hoe kon Jozef zelfs in de gevangenis gelukkig zijn?
- Had Jozef de straf verdiend? Wie hebben straf verdiend? Hoe kan het gebeuren dat je geen straf hoeft te
- krijgen? Spreek door over de Heere Jezus die de straf droeg voor zondaren die in Hem leerden geloven.
Samenvatting
Potifar, een rijke dienaar van de koning in Egypte, koopt Jozef. Nu is Jozef een slaaf en hij moet hard werken. Maar de Heere zegent Jozef. Hij doet zijn werk zo goed dat hij de baas mag worden over de andere slaven en over het huis van Potifar. De vrouw van Potifar wil samen met Jozef haar man bedriegen. Jozef luistert niet naar haar. Op een dag pakt ze hem beet. Hij rukt zich los en holt weg. Ze houdt zijn jas in haar handen en vertelt dat Jozef haar kwaad wilde doen. Potifar gelooft haar en gooit Jozef onschuldig in de gevangenis.
Vragen
- Wat gebeurt er in Egypte met Jozef?
- Hoe gaat het daar met hem?
- Waarom wordt hij in de gevangenis gegooid?
- Jozef is toch niet alleen in de gevangenis. Hoe komt dat?