Deze vertelschets gaat over Jozua 5 en hoort bij les C3.3 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Jozua 5
Context
De Israëlieten zijn bij de Jordaan gekomen. De Heere heeft hen door de Jordaan geleid. Hij maakte een pad, waar ze door konden gaan. Nu zijn ze vlak voor de stad Jericho. De Heere heeft Jozua bekend gemaakt dat Hij de stad in de hand van de Israëlieten zal geven.
Kerntekst
Hebreeën 11:30: Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest.
Doelstelling
- De kinderen begrijpen dat de Heere Zelf de stad Jericho inneemt, zoals Hij heeft beloofd.
- Ze horen dat de Heere altijd doet wat Hij belooft.
- Ze worden opgeroepen om, net als de Israëlieten, de Heere te gehoorzamen door Hem te geloven op Zijn Woord.
Zingen
- Psalm 2:7; 93:4; 87:3,4; 136:1,26
- ZB - ‘k Stel mijn vertrouwen
- UMK - God die Israël bevrijdde; Jericho is in uw hand
Geloofsleer
- NGB, art. 16 - God is barmhartig en rechtvaardig
Introductie
‘Niet te geloven!’ Dat heb jij vast wel eens gedacht. Toen mama vertelde dat je een broertje of zusje zou krijgen. Of toen papa zei dat je een nieuwe fiets zou krijgen. Misschien heb je het ook wel eens gedacht toen je naar een geschiedenis uit de Bijbel luisterde. Toen je hoorde dat de Heere Jezus iemand weer levend maakte.
‘Niet te geloven!’ Vanmorgen hoor je weer een geschiedenis en je denkt misschien: ‘Niet te geloven, dat dit kon!’ Het is niet te geloven en toch gebeurt het, omdat de Heere het doet.
Beginzin
‘Zijn de poorten van de stad dicht? De Israëlieten komen eraan! Sluit snel de poorten van de stad, dan kunnen ze niet naar binnen!’
Vertelschets
- De mensen in Jericho zijn bang. De Israëlieten komen steeds dichterbij. Ze zijn zelfs de rivier al overgekomen. Ze hadden nooit gedacht dat dát zou kunnen. Wat zal er nu gebeuren?
- De wachters boven op de muren kijken bezorgd. ‘Kijk’, roepen ze, ‘daar komen de Israëlieten aan!’ Verschrikt kijken de mensen toe. Daar loopt een hele lange rij mensen.
- Voorop lopen soldaten. Daarachter lopen zeven mannen in lange witte kleren. Het zijn priesters. De priesters hebben een bazuin in hun hand. Dat lijkt op een trompet. Daarachter lopen mensen die de ark dragen. Dan komen alle andere mensen.
- Stil loopt die lange rij langs de dikke muren van de stad. De Israëlieten lopen helemaal om de stad heen. Hoor eens! De priesters blazen op de bazuinen. De wachters op de muur en de andere mensen begrijpen er niets van.
- Als de Israëlieten één keer rond de stad gelopen hebben, gaan ze weer terug naar hun tenten. Waarom doen ze dit? Omdat de Heere heeft gezegd dat dit moet. Ze zijn gehoorzaam aan het Woord van de Heere. Jij ook?
- De volgende morgen komen alle mensen weer uit hun tent. Weer lopen ze in een lange rij rond de dikke muren van de stad. Moeten ze zo de stad innemen? Kijk eens naar de muren van de stad, het zijn zulke dikke muren. Dat lukt ze nooit!
- Boven op de muren staan de wachters weer te kijken. Ze begrijpen er niets van. Bang kijken ze naar al die mensen die rond de stad lopen. Ze lachen er ook een beetje om. Wat gaan al die mensen toch doen?
- De volgende dagen lopen de Israëlieten weer rond de stad. Ze doen verder helemaal niets, ze lopen alleen maar! En toch weten ze het: We gaan winnen. De Heere heeft gezegd tegen Jozua: ‘Ik geef deze stad in jullie hand.’ En wat de Heere zegt, dat doet Hij. Dat geloven ze.
- Op de zevende dag staan de Israëlieten al vroeg klaar. De priesters met de ark lopen weer voorop. Nu weten de mensen dat de Heere er Zelf bij is. Weer lopen ze rond de stad. Maar kijk, ze stoppen niet na één ronde. Ze lopen door. Twee keer rond de stad. Drie keer rond de stad. Vier keer, vijf keer, zes keer…
- Wel zeven keer lopen ze rond de stad. De wachters op de muur kijken bang. Wat gebeurt hier?
- Maar dan? Ineens staan alle mensen stil. Plotseling roept Jozua heel hard: ‘Juicht!’ De priesters blazen heel lang op hun bazuin. Als de mensen dat horen, beginnen ze allemaal hard te juichen. Waarom? Hebben ze al gewonnen? Ze hebben toch nog niet gevochten? Nee, maar de Israëlieten geloven in de Heere. Nu zullen ze de stad krijgen.
- Hoor, wat gebeurt er? O, kijk eens! De dikke muren van de stad beginnen te beven en te schudden. Er komen scheuren in de muren. Ze storten in elkaar. De stenen rollen op de grond. De mensen in de stad schreeuwen en raken helemaal in paniek. Ze willen vluchten, maar kunnen nergens heen. Alle mensen en dieren in de stad sterven.
- Allemaal? Nee, als je goed kijkt zie je dat één huis is blijven staan. Uit het raam van dat huis hangt een rood touw. Dat is het huis van Rachab. De Israëlieten weten het allemaal: In dat huis mag je niemand kwaad doen. Rachab en haar familie mogen blijven leven, want zij heeft de verspieders geholpen. Nu mag Rachab bij het volk Israël horen.
- De mensen lopen tussen de kapotte muren en huizen. Ze zoeken naar alle dingen van zilver en goud en naar bakken van ijzer en zilver. Die nemen ze mee. Dat is niet voor henzelf, maar voor de Heere. Zo wil de Heere het. Andere spullen mogen ze niet meenemen.
- Daarna wordt de hele stad Jericho verbrand. ‘Niemand mag de stad Jericho weer opbouwen’, zegt Jozua. ‘Als iemand dat wel zal doen, zal hij gestraft worden.’
Slotzin
Niets is er overgebleven van de stad Jericho. Niet te geloven! Daar hebben de mensen zelf niet voor gezorgd, maar dat heeft de Heere gedaan. Hij is machtig en doet altijd wat Hij belooft! Dat is ook vandaag zo!
Gesprek
Niet te geloven! Weet je nog dat we daar mee begonnen zijn? Wat is er in dit Bijbelverhaal niet te geloven? Waarom geloofden de Israëlieten het toch wel? Welk huis bleef staan? Waarom? Heeft de Heere jou ook iets beloofd? Geloof jij dat de Heere jou dat wil geven? Waarom wil Hij dat geven? Waarom kan Hij dat geven?
Samenvatting
Bij Jericho ontmoet Jozua een Man die zich bekend maakt als de Vorst van het leger. Jozua aanbidt Hem. De Israëlieten moeten elke dag één keer in stilte om Jericho heen trekken; alleen het geluid van zeven ramsbazuinen klinkt. Dit doen zij zes dagen. Op de zevende dag trekken ze zevenmaal om de stad; de laatste keer juichen zij op het sein van de bazuinen. De muren storten in en het volk vernielt alles in de stad en laat niemand in leven. Rachab en haar familie nemen ze mee naar het tentenkamp. Ze verbranden de stad, maar alle metalen nemen zij mee voor de tabernakel.
Vragen
- Wie spreekt met Jozua? Wat vertelt Hij?
- Wat moet het volk doen?
- Wat gebeurt er op de zevende dag?
- Wie wordt er gered? Waarom?