Deze vertelschets gaat over Handelingen 9:19b-30 en 22:17-22 en hoort bij les A1.47 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 9:19b-30 en 22:17-22
Context
Er is veel gebeurd in het leven van Saulus. Hij wilde de gelovige Joden in het buitenland vervolgen. Vlak bij Damascus omstraalt hem een hemels licht. Saulus hoort een stem uit de hemel klinken: ‘Saul, Saul! Wat vervolgt u Mij?’ Bevend vraagt hij Wie het is, Die tot hem spreekt. Het is Jezus, Die hij haat. Volkomen overwonnen vraagt Saulus nederig wat hij moet doen. Hij kan niets meer zien. Saulus is verslagen en kan alleen maar bidden. Vervolgens komt Ananías hem vertellen Wie Jezus is. Saulus gelooft dat Jezus de Messias is en wordt gedoopt. Ananías zegt hem dat Jezus Saulus als Zijn apostel heeft aangesteld.
Kerntekst
Handelingen 9:20 En hij predikte terstond Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is
Doelstellingen
- De kinderen leren over de roeping en prediking van Saulus.
- Ze horen van de verwarring over het optreden van Saulus en de haat tegen hem.
- Ze weten van Gods bescherming.
Zingen
- Psalm 20:5; 81:13; 89:11, 12
- ZB - Roept uit aan alle stranden / Heere Jezus om Uw woord
Geloofsleer
- HC vraag 33 - Jezus, de Zoon van God
Introductie
Stel je voor: een jongen uit de klas praat altijd lelijk tegen jou en over jou. Je bent bang voor hem. Op een dag praat de jongen heel vriendelijk tegen je. Hij wil je vriend zijn en met je praten. Vertrouw je hem gelijk? Hoe kun je zien aan de jongen of hij het echt meent?
Beginzin
Saulus kijkt eens naar de mensen om hem heen. Wat een verschil met een paar dagen geleden. Toen wilde hij deze mensen doden omdat ze in de Heere Jezus geloofden. En nu zijn het zijn vrienden.
Vertelschets
- In een synagoge in Damascus staat Saulus. Wat is er veel gebeurd de afgelopen dagen! Zijn plan om de christenen in Damascus gevangen te nemen is totaal mislukt. Nu is hij zelf een volgeling van Christus geworden! En hij is er helemaal vol van. Hij moet het tegen anderen vertellen: ‘Christus, dat is de Zoon van God!’
- De mensen die het horen, luisteren verbaasd. Is dit Saulus? Hij was toch een Schriftgeleerde die in Jeruzalem de christenen gevangennam? En dat wilde hij hier, in Damascus, toch ook doen? Om ze vervolgens mee te nemen naar de overpriesters?
- Maar Saulus preekt gewoon door. Hij krijgt hiervoor de kracht van de Heilige Geest. Steeds haalt hij het Oude Testament erbij. Hij vertelt wat de profeten lang geleden hebben gezegd. De Christus moest komen en dat is gebeurd.
- De eerste tijd horen de Joodse mensen in Damascus het de preken van Saulus aan. Maar in hun hart komt steeds meer haat tegen deze man. Hoe durft hij zo te spreken? ‘We moeten die Saulus doden’, klinkt een stem. Anderen knikken. Al snel wordt er een plan gemaakt. ‘Saulus,’ klinkt het niet veel later, ‘ze willen je doden.’ Saulus kijkt op.
- Wat denk je? Zou Saulus verbaasd zijn dat de mensen hem willen doden? Of had hij hier misschien al rekening mee gehouden? Waarom?
- ‘En de poorten van de stad worden dag en nacht bewaakt. Zodat ze je gelijk gevangen kunnen nemen als je wilt vluchten. Maar we hebben een plan. Als het nacht is, laten we je in een mand over de stadsmuur naar beneden zakken. Dan kunnen ze je niet doden.’
- Midden in de nacht gebeurt het. Saulus klimt in de mand en de mannen laten de mand langzaam over de muur van de stad zakken. De mand zakt steeds verder naar beneden. Totdat hij op de grond terechtkomt. Saulus stapt eruit. Snel vlucht hij van de stad Damascus vandaan.
- Daar ligt de stad Jeruzalem. Het is een poos geleden dat Saulus wegging uit Jeruzalem om de christenen te vervolgen. Nu is Saulus er bijna. Nog even en dan kan hij de discipelen in Jeruzalem ontmoeten.
- Ze vertrouwen hem niet! Wat een teleurstelling voor Saulus. Hij heeft de discipelen gevonden maar ze willen niet geloven dat hij een discipel is. Ze weten nog heel goed hoe Saulus weggegaan is uit Jeruzalem. De grote vervolger. En is hij nu een discipel? Een volgeling van Christus? De deur blijft dicht. Saulus komt er niet in.
- Totdat de deur toch opengaat. Saulus kijkt op. Hij ziet een man, Bárnabas, naar zich toe komen. Hij praat met Saulus. En Saulus vertelt wat er is gebeurd. ‘Ik heb de Heere Jezus gezien toen ik naar Damascus ging. Hij sprak tot mij. En later mocht ik in Damascus in de Naam van Jezus spreken.’
- Bárnabas kijkt naar Saulus. Er komt blijdschap op zijn gezicht. Hij weet het: Saulus spreekt de waarheid. Er is een wonder gebeurd! ‘Kom maar,’ zegt hij, ‘ik neem je mee naar de andere discipelen. Dan kunnen we ze vertellen wat er is gebeurd.’
- Saulus spreekt in Jeruzalem waar hij maar kan over de Naam van de Heere Jezus. Door de straten van de stad loopt hij naar de synagoge van de Joden die Grieks spreken. Dat had Stéfanus jaren geleden ook gedaan. Toen was Stéfanus gestenigd. Nu ziet Saulus dezelfde haat op hun gezichten. Ze willen proberen ook hem te doden.
- De christenen in Jeruzalem krijgen dit te horen. Saulus moet weg uit Jeruzalem. Ze hebben Saulus lief gekregen. Snel brengen ze Saulus naar Cesaréa. In de havenstad brengen ze hem naar een schip. Het schip vaart naar Tarsen, de geboorteplaats van Saulus.
- Als Paulus jaren later weer in Jeruzalem is, vertelt hij zelf over zijn vlucht uit Jeruzalem. ‘Ik was lang geleden in Jeruzalem’, vertelt Paulus. ‘Ik was toen in de tempel aan het bidden. Terwijl ik dat deed, zag ik de Heere Jezus. 'Vlug! Ga zo snel u kunt uit Jeruzalem, zei Jezus tot mij.’
- ‘Ik zei: ‘Heere, ze weten dat ik mensen in de gevangenis wierp en mensen pijn deed die in u geloofden. En toen Stéfanus gedood werd, stond ik er ook bij en ik paste op de kleding van de mannen die Stéfanus doodden. Ik moet toch eerst de mensen in Jeruzalem van U vertellen?’
- Maar opnieuw klonk de stem van de Heere Jezus: ‘Ga uit Jeruzalem, want Ik zal u tot de heidenen zenden.’
- Paulus gehoorzaamt. Als de Heere Jezus het van hem vraagt, dan moet hij luisteren.
Slotzin
‘Opnieuw worden de Joodse mensen boos. Zo boos, dat ze Paulus willen doden. Hij moet weg van deze aarde. Iemand die naar de heidenen gaat om daar te preken, mag niet meer bestaan. Het grote wonder is dat de Heere doorgaat met Zijn werk. Zelfs de heidense mensen mogen horen wie de Heere Jezus is. En jij hoort het vandaag ook!’
Gespreksvragen
- Waardoor vertrouwden de mensen in Jeruzalem Saulus niet gelijk?
- Hoe komt het dat er iedere keer mensen boos worden op Saulus?
- Hoe merk je dat de Heere Saulus keer op keer helpt?
- Saulus wilde graag vertellen over Jezus. En jij? Kun je een voorbeeld noemen?
- Saulus wordt een zendeling. Wat is dat? Ken jij zendelingen? Wat weet je over hen?
Samenvatting
Saulus blijft enkele dagen bij de Joodse volgelingen van Jezus in Damaskus. In de synagogen vertelt hij dat Jezus de Messias is. De Joden begrijpen het niet. Saulus gaat naar Arabië en keert na drie jaar terug. De Joden daar besluiten hem te doden. Saulus houdt zich schuil en kan de stad niet uit. Zijn broeders laten hem s'nachts ontsnappen over de muur. Hij gaat naar Jeruzalem, maar de mensen wantrouwen hem. Barnabas gelooft Saulus en brengt hem in contact met Petrus en Jakobus. Saulus spreekt ook met de Grieks sprekende Joden over Jezus. Als deze hem willen doden, is het beter dat hij vlucht. Als Saulus bidt in de tempel, verschijnt de Heere Jezus hem en zegt dat hij Jeruzalem met spoed moet verlaten.
Vragen
- Wat is de reactie van de Joden in de synagoge van Damaskus op de prediking van Saulus?
- Hoe ontsnapt Paulus uit Damaskus?
- Waarom lukt het Paulus niet om zich aan te sluiten bij de discipelen in Jeruzalem?
- Hoe kun jij anderen iets vertellen over de Heere Jezus?