Deze vertelschets gaat over Jozua 7 en hoort bij les C3.4 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Jozua 7
Context
Het volk heeft met hulp van de Heere Jericho ingenomen, de stad is verbrand. Tegen Gods gebod in heeft Achan een aantal voorwerpen meegenomen en in zijn tent verborgen.
Kerntekst
Jozua 7:13 Sta op, heilig het volk, en zeg: Heiligt u tegen morgen; want alzo zegt de Heere, de God van Israël: Israël! Gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht van uw vijanden, totdat gij de ban wegdoet uit het midden van u.
Doelstellingen
- De kinderen zien dat God de zonde ernstig neemt en straft.
- Ze beseffen dat de Heere heilig en rechtvaardig is.
- Ze zien dat God ook van ons gehoorzaamheid vraagt aan Zijn geboden.
Zingen
- Psalm 6:2; 32:1; 81:11; 99:7,8; 139:14, TG:9
- ZB - Neem mijn leven / Welzalig de man
Geloofsleer
- HC zondag 4 - God is barmhartig en rechtvaardig
- HC zondag 42 - Over het achtste gebod
- HC zondag 44 - Over het tiende gebod
Introductie
Weet jij wat er in de wet van de Heere staat? Wie kan een paar geboden noemen? Waarom leest de dominee iedere zondag de tien geboden voor? Ik ga een verhaal vertellen over iemand die niet goed luisterde naar het gebod van God. Straks ga ik vragen of je weet tegen welk gebod (of welke geboden) deze man zondigde.
Beginzin
Het volk Israël is blij. De Heere heeft hen na een lange reis in het beloofde land gebracht. Hij zorgde ervoor dat de sterke muren van de stad Jericho zijn ingestort. God is goed voor hen!
Vertelschets
- Nu moeten ze op weg om de volgende stad in te nemen, de stad Ai. Jozua stuurt twee spionnen vooruit. Zij moeten stiekem rondkijken in Ai om te zien of het een sterke stad is en of er veel soldaten zijn.
- Snel komen de spionnen terug, ze vertellen opgelucht tegen Jozua: ‘Het is maar een kleine stad. Het is vast niet moeilijk om Ai in te nemen, we hebben maar een klein legertje van soldaten nodig.’
- Hebben ze ook de Heere nodig? Bidden ze of Hij hen wil helpen bij het vechten? We lezen er niets over in de Bijbel... Denken de soldaten dat ze het zelf wel even kunnen?
- Heb jij de hulp van de Heere nodig? Bid jij of God je elke dag wil helpen?
- Vol goede moed trekken de soldaten erop uit om de stad Ai in te nemen.
- Vlakbij de stad gebeurt er iets vreselijks... De mannen van Ai beginnen te vechten met de soldaten van Israël. Ze zijn zo sterk dat de soldaten van schrik wégvluchten. Maar de mannen rennen achter hen aan, er worden wel 36 soldaten van Israël gedood...
- Verdrietig komt het leger terug bij Jozua. Ze dachten dat ze altijd wel zouden winnen, omdat God bij hen was. Nu zijn ze verslagen. Is Hij dan nog wel bij hen?
- Jozua valt op de grond. Hij scheurt zijn kleren en gooit stof op zijn hoofd en ook de oudsten van het volk doen dat. Zo laten ze hun verdriet zien. Jozua bidt: ’Waarom hebt U ons in dit land gebracht? Wat zullen de mensen in Kanaän ervan zeggen als ze dit horen? Misschien spotten ze nu met Uw grote Naam.’
- De Heere zegt: ‘Jozua, sta op, want het volk van Israël heeft gezondigd. Ik had toch gezegd dat niemand iets uit Jericho mee mocht nemen? En toch is er iemand die iets gestolen heeft. Hij heeft spullen meegenomen en verstopt. Daarom kan ik Israël niet meer helpen, totdat de dief gestraft zal zijn’.
- ‘Roep het volk bij elkaar’, zegt de Heere, ‘morgen zal Ik aanwijzen wie er gestolen heeft. Zeg tegen alle mensen dat ze zich erop voorbereiden.’
- Jozua geeft de woorden van God aan het volk door, en nu luisteren ze wel. De volgende morgen vroeg komen de mensen uit hun tent. Ze lopen allemaal naar dezelfde plek. Wat zal er gaan gebeuren? Wie zou de dief zijn? Wie is ongehoorzaam geweest aan het gebod van de Heere? Wie zal de Heere aanwijzen? Iedereen komt, niemand blijft achter in zijn tent.
- Het duurt een hele poos. Eerst wijst de Heere aan in welke stam de dief hoort. De mensen kijken: is het de stam van Benjamin…, van Ruben…, van Nathalie? Tenslotte wijst de Heere de stam van Juda aan. Dan gaat het verder: welke familie? Welk gezin? Dan weet iedereen het: het is Achan. Daar staat hij tussen de mensen van zijn familie. Iedereen wordt stil als Jozua naar hem toeloopt en begint te praten.
- ‘Geef God de eer, vertel wat je gedaan hebt.’ Achan kan niet langer zwijgen en bekent eerlijk dat hij gestolen heeft. ‘Ik heb gezondigd tegen de God van Israël. Toen ik in Jericho was, zag ik zo'n mooie jas en veel zilver en goud. Ik wilde het zó graag hebben. Toen niemand het zag, heb ik het snel weggepakt en verstopt bij mijn tent.’
- Achan dacht dat niemand het zag, maar God zag het wel. Hij ziet toch alle dingen?
- Snel stuurt Jozua mannen naar Achans tent. Daar vinden ze de spullen zoals Achan het gezegd heeft.
- De mooie jas, het zilver en goud leggen ze voor Jozua. Iedereen kan het zien. Ook God ziet dat de gestolen spullen terug zijn.
- Achan wilde rijk worden en dacht niet meer aan de woorden van God. Hij was ongehoorzaam en deed God verdriet. Nu wordt hij gestraft. Achan, zijn familie en al zijn spullen worden in het dal gebracht. Daar gooien de mensen met stenen naar hem. Hij moet sterven. Alles wordt verbrand. Wat een erge straf. Maar de Heere had het gezegd: ‘Als je zondigt, wordt je gestraft.’ Omdat Achan had gestolen, verloren de soldaten bij de stad Ai.
- In het dal gooien de mensen een grote steenhoop over het dode lichaam van Achan. Het heet nu 'dal van Achor'. Wie de stenen ziet, moet er aan denken wat met Achan gebeurde. ‘Luister goed naar de woorden van God, want Hij is een heilige God’, zeggen die stenen eigenlijk.
- Dan is de Heere niet langer boos is op het volk. Hij wil weer hun God zijn en hen helpen. Hij zal hen helpen om in het beloofde land te gaan wonen. Als ze moeten vechten, als er moeilijke dingen zijn. Je mag de Heere altijd vragen of Hij je wil helpen.
Slotzin
Tegen jou zegt de Heere het ook: als je zonde doet, krijg je straf. Maar Hij zegt ook: ‘Vertel al je zonden maar aan Mij. Ik wil ze vergeven. Als je in Mij gelooft, ben je Mijn kind!’
Gesprek
Tegen welke geboden van de Heere had Achan gezondigd? Wat deed hij, waarvan de Heere gezegd had dat het niet mocht? Vind je het eerlijk dat je straf krijgt als je iets verkeerds doet? Waarom? Wanneer was de Heere niet meer boos? Ben jij weleens ongehoorzaam? Wat moet je dan doen?
Samenvatting
Op advies van enkele spionnen stuurt Jozua slechts een klein leger naar Ai om die stad in te nemen. Omdat Achan in Jericho verschillende voorwerpen gestolen heeft, lijden de Israëlieten een nederlaag. Jozua en de oudsten vernederen zich voor de Heere en vernemen van Hem dat Israël gezondigd heeft. De volgende morgen roept Jozua alle stammen bij elkaar: de Heere zal Zelf de schuldige die een vloek over het volk bracht, aanwijzen. Achan wordt als schuldige aangewezen en Jozua laat de voorwerpen uit de aarde in zijn tent opgraven. Ze brengen Achan naar het dal Achor en stenigen hem met zijn gezin en alle bezittingen, waarna ze alles met vuur verbranden.
Vragen
- Wat gebeurt er in Ai?
- Wat vertelt de Heere aan Jozua?
- Hoe vinden ze de schuldige?
- Wat is de straf?