Deze vertelschets gaat over Johannes 21 en hoort bij les B4.42 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 21
Context
Na Jezus’ verschijning aan de discipelen zónder Thomas en mét Thomas is dit waarschijnlijk de volgende verschijning.
Kerntekst
Johannes 21:17b Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb!
Doelstellingen
- De kinderen weten hoe groot Jezus’ liefde is dat Hij Petrus opzoekt en zijn zonde wil vergeven.
- Ze leren dat ze ook zelf Christus moeten lief hebben boven alles.
- Ze leren dat het volgen van Christus offers vraagt.
Zingen
Psalm - 25:5, 6; 103:2, 5; 108:1, 2; 116:1
ZB - Al waren uw zonden als scharlaken / Genade groot / Liefde was het / Neem mijn leven
Geloofsleer
- HC zondag 32 - Heilige wandel
- HC zondag 48 -Uw Koninkrijk kome
- DL 5, art. 1-2 - Geroepenen blijven zondaren
Introductie
‘Kom maar achter mij aan, dan zal ik je de weg wijzen!’ Dat kan iemand tegen je zeggen, als je zelf niet weet waar je heen moet. Wie wordt er in deze geschiedenis de weg gewezen? En hoe zal die weg gaan?
Beginzin
‘Ik ga vissen, wie gaat er mee?’ vraagt Petrus aan de andere discipelen.
Vertelschets
- De discipelen zijn naar Galilea vertrokken en wachten daar biddend af wat er gebeuren gaat.
- Voor Petrus duurt het wachten lang. Hij wil weer vissen.
- De discipelen vinden het een goed plan. Direct maken ze alles in orde.
- Misschien hebben ze tijdens het varen nog wel herinneringen opgehaald aan de tijd dat de Heere Jezus bij hen was. Wanneer zullen ze Hem weer zien?
- Het wordt donker op het water. Het wordt de hoogste tijd om de netten overboord te gooien.’s Nachts wordt de meeste vis gevangen. Maar… ze vangen de hele nacht niet een vis! Telkens weer halen de vissers hun netten op, maar…tevergeefs!
- Wat de discipelen niet weten is dat de morgen alles wonderlijk goed voor hen zal maken, want… Jezus staat op de oever van het meer. En als Hij komt, maakt Hij alles goed! Zijn macht is groot, Zijn trouw zal nooit vergaan!
- Waren de discipelen ontrouw in de hof van Gethsemané, God blijft getrouw! Hij laat Zijn kinderen nooit in de steek!
- De Heere Jezus ziet vanaf de oever het geploeter van Zijn discipelen. Hij voelt hun teleurstelling. Op dit moment zoekt de Heere Jezus de discipelen op. ‘Kinderen, hebben jullie nog wat toespijs? Hebben jullie misschien wat vis gevangen dat bij het brood gegeten kan worden?’
- De discipelen kijken naar de Vreemdeling en kort klinkt hun antwoord: ‘Nee!’
- Tot hun verbazing roept de Vreemdeling: ‘Werp het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden!’ Hoewel het bevel wat ongewoon is, gehoorzamen de vissers de Vreemdeling direct!
- ‘Hoe kan dit nu?’ Vragend kijken ze elkaar aan. Hoe ze ook trekken en sjorren aan de netten, ze kunnen de netten niet meer optrekken, zo zwaar zijn ze! De netten zitten boordevol grote vissen.
- Dan gaat Johannes een licht op! ‘Het is de Heere!’ roept hij uit! Misschien heeft hij Jezus herkend in het wonder van de visvangst op zich. Het is de Heilige Geest, Die zijn ogen opent.
- Als Petrus dit hoort, kan hij niet langer in het schip blijven. Hij trekt zijn opperkleed aan, doet het wat omhoog en knoopt het stevig vast. Dan stapt hij het water in om eerder dan de anderen aan land te kunnen gaan. Hij wil niets liever dan dicht bij Zijn Meester te zijn.
- Kun je je voorstellen waarom Petrus zo dicht bij de Heiland wil zijn? Verlang jij daar ook wel eens naar?
- Ondertussen sturen de overige discipelen het scheepje naar de kant. De zware netten worden meegesleept. Aan land zien ze een vuur met brood en vis. De Vreemdeling die om toespijs vroeg, heeft alles al klaar staan voor de maaltijd!
- Als de discipelen de vissen tellen blijken ze 153 grote vissen gevangen te hebben. Gelukkig scheurt het net niet. Wat een wonder!
-Dan houden de discipelen met die Vreemdeling het middagmaal. Ze weten nu wel Wie het is. Hun Heere en Meester! - De discipelen moeten leren dat ze zonder Jezus niets vangen, geen vissen en straks ook geen mensen. Maar Hij wil hen helpen!
- Er zit één discipel rondom het kolenvuur die het eigenlijk niet meer verdient om een apostel van Jezus Christus te zijn. Het is Petrus, die Hem verloochende. Toch wil Jezus hem vergeving schenken en hem in zijn ambt herstellen.
- Na de maaltijd vraagt Jezus: ‘Simon, Jona’s zoon, heb je Mij meer lief dan dezen?’ en Hij wijst naar de andere discipelen.
- ‘Ja Heere’, zegt Petrus, ‘U weet dat ik U liefheb!’
- ‘Weid Mijn lammeren’, antwoordt de Heere Jezus.
- Maar de Heere is nog niet klaar met Petrus. Opnieuw vraagt Hij: ‘Simon, Jona’s zoon, heb je Mij lief?’ Voor de tweede keer antwoordt Petrus: ‘Ja, Heere, U weet dat ik U liefheb!’
- ‘Hoed Mijn schapen’, zegt de Heiland nu.
- Voor de derde keer vraagt Jezus aan Petrus: ‘Simon, Jona’s zoon, heb je Mij lief?’
- Hoor je wel dat de Heere Jezus zijn oude naam Simon gebruikt? Jezus bedoelt: Petrus, durf je je nog te verheffen boven anderen en durf je nu nog te denken dat jij Mij het meeste lief hebt? Je beloofde om jouw leven voor Mij te willen geven en wat gebeurde er? Je hebt Mij tot drie keer toe verloochend!
- Petrus moet nu goed weten wat hij zegt. Als Jezus bedoelt: is dat werkelijk waar dat jij Mij echt liefhebt?, geeft Petrus vurig als antwoord: ‘Heere, U weet alle dingen, U weet, dat ik U liefheb!’
- En wat is jouw antwoord op die vraag. Kun je door genade ook zeggen: ‘Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb?’
- Nu is het weer helemaal goed tussen Petrus en de Heere God. De andere discipelen zijn er getuigen van. ‘Weid mijn schapen’, zegt Hij tegen hem.
- Petrus krijgt de opdracht om als een herder te zorgen voor de kudde schapen. Daar bedoelt de Heere Jezus Zijn kerk mee.
- De Heere Jezus heeft Petrus nog wel iets te zeggen. Als visser van mensen en herder van de schapen komt hij in dienst te staan van de Heere God. Hij moet zich zijn leven lang door God laten leiden.
- Jezus zegt: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik je: toen je jonger was, gordde je jezelf en wandelde je waarheen je wilde. Maar wanneer je oud zult worden, zul je je handen uitstrekken, en een ander zal je binden en brengen waar je niet wilt.’ In de toekomst kan Petrus niet meer zelf zijn weg kiezen, hij moet de weg gaan die Jezus hem wijst.
- •‘Volg Mij!’ zo klinkt Jezus’ stem. Petrus is bereid om het kruis op zich te nemen en Jezus te volgen.
- Maar dan ziet Petrus Johannes. Direct vraagt hij Jezus wat er in de toekomst met Johannes zal gaan gebeuren. Maar dat gaat Petrus niets aan. ‘Volg jij Mij’ zegt Jezus tegen hem.
Slotzin
‘Volg jij Mij!’ zo klinkt ook vandaag Gods stem tegen jou en mij. Hoor je Zijn roepstem? En heb je God al antwoord gegeven? Vraag of Hij jouw Leidsman wil wezen en of Hij jou wil leren hoe je wandelen moet. Zet je voetenstappen maar achter Hem aan op het smalle pad. Want dát pad voert uiteindelijk naar de Hemelstad.
Gesprek
Kom terug op de vragen uit de introductie.
Wat hebben de woorden ‘Volg Mij!’ jou te zeggen?
Waarom stelt Jezus drie keer de vraag aan Petrus?
Op welke manier kun jij ook een visser van mensen zijn?
Zing samen Psalm 25:6.
Samenvatting
De discipelen gaan vissen. De hele nacht vangen ze niets. Dan staat er een Man aan de kant. Hij zegt hen dat ze het net aan de rechter kant moeten gooien. Het hele net zit vol. Johannes zegt tegen Petrus dat het de Heere is. Petrus werpt zich in de zee. Als ze aan de kant zijn vraagt de Heere of ze wat te eten hebben. Ze tellen honderddrieënvijftig vissen. Dan vraagt de Heere drie keer aan Petrus of hij van Hem houdt. Bij de derde keer wordt Petrus verdrietig en hij zegt dat de Heere weet dat hij Hem liefheeft. De Heere vertelt dat Petrus later gebonden zal worden en geleid waarheen hij niet wil. Als Petrus vraagt wat de dood van Johannes zal zijn, antwoordt de Heere dat al Hij wil dat hij blijft leven tot Hij terugkomt, dan gaat het Petrus nog niets aan. Hij moet Hem volgen.
Vragen
- Hoeveel vissen hebben de discipelen die nacht gevangen?
- Wie herkent de Heere?
- Hoeveel vissen hebben ze als ze op de kant gekomen zijn?
- Wat vraagt de Heere aan Petrus?
- Waarom denk je dat Hij dit drie keer vraagt?