Deze vertelschets gaat over Johannes 20:1-18 en hoort bij les B4.41 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 20:1-18
Context
Nadat de Heere Jezus aan het kruis is gestorven, vraagt Jozef van Arimathéa aan Pilatus of hij het lichaam van de Heere Jezus mag begraven. Pilatus geeft toestemming en samen met Nicodemus en enkele vrouwen wikkelt hij de Heere Jezus in linnen doeken met specerijen ertussen. Dan leggen ze het lichaam in het nieuwe graf van Jozef en wentelen een zware steen voor het graf. Het Sanhedrin herinnert zich dat de Heere Jezus gezegd heeft dat Hij zal opstaan uit de doden en vraagt Pilatus om bewaking. Nadat Pilatus dit ook heeft toegestaan, wordt het graf verzegeld en streng bewaakt.
Kerntekst
Johannes 20:9 Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.
Doelstellingen
- De kinderen zien hoe lief Maria Magdalena de Heere Jezus had.
- Ze horen van het geloof van Johannes in de opstanding van Christus.
- De kinderen ontdekken dat wij door het geloof moeten leven. Ze worden opgeroepen tot dat geloof.
- Ze weten dat de Heere Jezus door Zijn opstanding laat zien dat Hij de dood heeft overwonnen.
Zingen
Psalm - 16:6; 21:4; 68:1; 118:12
UMK - De Heer’ is waarlijk opgestaan / Komt, heffen wij een lofzang aan / Maria, waarom huil je? / Wie lopen in het morgenlicht?
ZB - Christus, onze Heer’ verrees
Geloofsleer
- HC zondag 17 - Het nut van de opstanding van Christus
- NGB art. 19 - Christus is God en mens
- NGB art. 21 - Voldoening door Christus
Introductie
Petra speelt met Jan-Willem, haar kleine broertje, buiten. Op de schommel zit Jan-Willem, en Petra duwt hem. Steeds harder en harder… Jan-Willem vindt het prachtig, hij lacht van plezier! Maar dan… boem! Door een rare zwaai botst de schommel met Jan-Willem er nog op tegen de muur aan… En Jan-Willem… huilt en schreeuwt. ‘Auauau! Ikke heb zo’n zeer! Au…..’ Moeder hoort het en komt naar buiten lopen. Ze pakt Jan-Willem op en neemt hem mee naar binnen. Ze zegt tegen Petra en Jan-Willem: ‘Zullen we maar een snoepje eten voor de schrik dan?’ Petra knikt, dat is een goed idee! En Jan-Willem is zijn tranen al weer vergeten. Een snoepje lust hij wel! Met een grote lach op zijn gezicht pakt hij een snoepje uit de snoeppot. Vergeten is het verdriet.
Na de vertelling vraag ik jullie wie er ook zo verdrietig was, en hoe ze blij werd.
Beginzin
Maria Magdalena is zó verdrietig omdat haar Heere Jezus is gestorven. Zal ze nu wel weer echt blij kunnen worden?
Vertelschets
- In het donker van de vroege zondagochtend loopt Maria snel over straat. Ze heeft een aantal spullen bij zich die ze goed vasthoudt. Zo snel ze kan, wil ze weer naar het graf toe om het lichaam van de Heere Jezus te verzorgen met specerijen en zalf.
- Terwijl de zon al opkomt, loopt Maria de tuin van Jozef van Arimathéa in. Bijna, bijna is ze bij het graf!
- Dan staat ze stil. Ze kijkt recht voor zich uit. Dit, wat ze nu ziet, kan toch niet? De grote, zware steen voor het graf staat ernaast! Het graf is open en leeg!
- Verschrikt blijft Maria staan. Dit kan maar één ding betekenen: de Heere Jezus is gestolen! En dan begint ze te rennen, te rennen naar Petrus en Johannes. Zij moeten het ook weten.
- Petrus doet de deur van zijn huis open. Daar ziet hij Maria huilend staan. ‘Ze hebben de Heere Jezus weggenomen uit het graf’ zegt ze. ‘En ik weet niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’ Petrus en Johannes kijken elkaar aan. Wat? Is dat echt waar? Dat moeten ze met eigen ogen zien. En samen gaan ze op weg.
- Zo lopen ze de tuin van Jozef van Arimathéa in, als Petrus langzamer gaat lopen. Mag hij wel kijken in het graf van de Heere Jezus? Hij, die de Heere Jezus verloochend heeft? Wat voelt hij zich schuldig.
- Toch loopt Petrus Johannes achterna. Hij ziet Johannes bukken om in het graf te kijken. Vol spanning kijkt Petrus. En dan doet hij nog een stap naar voren, in het graf!
- Wat ziet hij daar? De doeken waarin ze het lichaam van de Heere Jezus hebben gewikkeld, liggen er nog! En de doek die om het hoofd van de Heere Jezus was gewikkeld, ligt er apart opgerold bij. Het graf is helemaal netjes achtergelaten!
- Dan staat Johannes naast Petrus. ‘De Heere Jezus kan niet gestolen zijn’, denkt hij. Want als er dieven zijn geweest, laten ze een graf niet zo netjes achter. En dan weet Johannes het. De Heere ligt niet meer in het graf, Hij leeft! De Heere heeft het Zelf gezegd dat Hij zou opstaan! Hij gelooft! In het donkere graf wordt het hart van Johannes blij en licht: de Heere is echt opgestaan! En met Petrus loopt hij terug naar Jeruzalem.
- Geloof jij dat ook?
- Ondertussen staat Maria ook weer in de tuin van Jozef van Arimathéa. Ze huilt. Nu is haar Heere Jezus weggenomen! Gestolen. En huilend bukt ze zich om het graf in te gaan. Want ze moet toch zien dat het echt waar is. Dan ziet ze twee engelen in witte kleren zitten. Een aan het hoofdeinde en een aan het voeteinde.
- ‘Vrouw, waarom huilt u?’ vragen de twee engelen aan Maria. ‘Omdat ze het lichaam van de Heere Jezus hebben weggenomen en ik weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.’ Voordat de engelen kunnen antwoorden, ziet Maria door haar tranen heen een man voor het graf staan.
- ‘Waarom huil je en Wie zoek je?’ vraagt de man. Het zal wel de man zijn die hier voor de tuin zorgt, denkt Maria. Misschien weet hij wel waar ze de Heere Jezus hebben gelegd. Ze loopt op de man af en zegt: ‘Heere, als u Hem weggedragen hebt, wilt u mij dan zeggen waar u Hem gelegd hebt, dan zal ik Hem wegnemen.’
- ‘Maria!’ Met een ruk draait Maria zich om. Ze herkent die stem. Ze weet Wie die Man is! Het is de Heere Jezus Zelf! ‘Rabbouni!, Meester!’ roept ze uit. En dan valt ze op de grond voor de Heere Jezus neer en grijpt Zijn voeten vast. Ze laat Hem niet meer los, ze wil nu altijd bij Hem blijven.
- ‘Je mag me niet vasthouden, Maria’, hoort ze de stem van de Heere Jezus. ‘Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader in de hemel.’ Het is niet de bedoeling dat de Heere Jezus hier op aarde blijft. Maria, en wij allemaal, moeten door het geloof leven! Dat betekent dat wij de Heere Jezus nu niet meer zien, maar we geloven dat Hij er is en dat Hij voor ons zorgt.
- ‘Ga maar naar Mijn broeders toe, Mijn discipelen’ zegt de Heere Jezus. ‘En vertel ze dat Ik zal opvaren naar de hemel, naar Mijn Vader en uw Vader en naar Mijn God en uw God.’
- Al Gods kinderen mogen, net als de Heere Jezus, leven. God zorgt voor Zijn kinderen. En eenmaal zullen ze voor Zijn troon eeuwig met de Heere Jezus samen zijn.
Slotzin
Maria weet niet hoe snel ze naar de discipelen moet gaan. Er is zo’n blijdschap in haar hart. Ze gaat alles, alles wat er gebeurd is vertellen!
Gesprek
Hoe was de steen van het graf verwijderd? Waarom gaat Petrus langzamer lopen als hij bij het graf van de Heere Jezus komt? Waarom was het niet goed van Maria om de Heere Jezus vast te houden? Wat zou jij gedaan hebben?
Wie was er eerst heel verdrietig? En hoe werd ze blij? En als jij deze geschiedenis hoort, wat voel je dan? Kun je dan ook blij zijn? Waarom?
Samenvatting
Maria Magdalena gaat bij het graf van de Heere kijken. Dan ziet ze dat het graf leeg is! Ze vertelt het aan Petrus en Johannes. Deze twee mannen gaan naar het graf toe. Johannes komt als eerste aan, maar gaat niet naar binnen. Petrus echter wel, en hij ziet de hoofddoek van de Heere opgerold op een andere plek liggen. Ook Johannes ziet het. Ze geloven dat Hij is weggenomen. Maria huilt bij het graf en kijkt naar binnen. Dan ziet ze twee mannen zitten die vragen waarom ze verdrietig is. Ze zegt dat ze haar Heere hebben weggenomen en ze niet weet waar ze Hem gelegd hebben. De Heere staat achter haar. Ze denkt dat het de tuinman is, maar dan noemt Hij haar naam en herkent ze Hem. Hij vertelt haar dat Hij zal opvaren naar Zijn Vader. Dan gaat ze het aan de andere discipelen vertellen.
Vragen
- Wie ontdekt als eerste dat het graf leeg is?
- Tegen wie vertelt ze dit?
- Wat ziet Maria in het graf?
- Wie komt er naar haar toe?