Deze vertelschets gaat over Genesis 40 en hoort bij les C2.8 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Genesis 40
Context
Zijn broers hebben Jozef verkocht aan Midianieten die met hun karavaan onderweg waren naar Egypte. Het feit dat hij de lievelingszoon van hun vader Jakob is én zijn gedrag tegenover hen, maakten hen jaloers. Ook zijn dromen waren oorzaak van hun nijd. In Egypte is hij als slaaf in het huis van Potifar gekomen. Potifar merkt dat de Heere deze slaaf zegent en geeft hem het toezicht op zijn huis.
Kerntekst
Genesis 40:8b – En Jozef zeide tot hen: Zijn de uitleggingen niet van God? Vertelt ze mij toch.
Doelstellingen
- De kinderen weten de dromen van de schenker en de bakker en de uitleg ervan.
- De kinderen zien dat God het is die de uitleg aan Jozef bekend maakt. God is zo machtig. Hij weet alle dingen.
- Ze weten dat Jozef de schenker vraagt of hij aan hem wil denken na zijn vrijlating maar dat de schenker hem vergeet.
Zingen
Psalm 75:1; 25:2; 116:1; 130:3; 146:3
ZB Als g’in nood gezeten / Blijf bij mij Heer’ / Hij die rustig en stil / ‘k Stel mijn vertrouwen
Geloofsleer
HC zondag 9 - Van God de Vader en onze schepping
HC zondag 10 - Gods voorzienigheid
Introductie
Neem een tros druiven mee en knijp een paar druiven uit in een glas. Leg uit dat wijn van druiven gemaakt wordt. Je kunt er even over doorpraten. Laat de kinderen over een bakker vertellen. Misschien is iemand weleens in een bakkerij geweest. Misschien bakt een moeder thuis brood. Hoe gaat dat?
Beginzin
‘Wegwezen jullie. Ik wil jullie niet meer zien. Knecht, breng ze snel naar de gevangenis.’ Boos kijkt de koning de twee mannen aan.
Vertelschets
- Oei, wat is de Farao, de koning, kwaad. Snel luistert de knecht, hij roept nog een paar knechten en samen pakken ze de twee mannen stevig vast. Ze brengen hen naar de gevangenis.
- Daar zitten ze dan, de twee mannen. Eén man is de bakker van de koning. Hij bakt altijd brood voor de koning. En lekkere taart. De andere man is de schenker van de koning. Hij zorgt ervoor dat de koning altijd lekkere wijn kan drinken. Maar nu is de koning boos op hen. Nu moeten ze van de koning allebei in de gevangenis. Ze hebben vast iets heel verkeerds gedaan.
- In de gevangenis is het niet leuk. Nu kan de bakker helemaal geen brood meer bakken en de schenker kan er niet voor zorgen dat de Farao wijn krijgt. Als het avond wordt in de gevangenis, gaan ze slapen.
- Als ze de volgende morgen wakker worden, voelen ze zich helemaal niet blij. Nee, ze kijken heel geschrokken: ze hebben allebei gedroomd, maar ze snappen er niets van. Dan komt er iemand naar hen toe. Het is Jozef. Hij komt eten brengen. Maar als hij de schenker en de bakker ziet, vraagt hij: ‘Wat is er aan de hand?’ Hij ziet dat ze ergens van geschrokken zijn.
- ‘Wij hebben allebei gedroomd, en die droom wil ons iets vertellen. Maar wij weten niet wat. En er is niemand die het ons kan vertellen.’ Jozef zegt: ‘Maar de Heere weet het wel. Vertel het maar aan mij.’
- De Heere weet alle dingen, altijd, van iedereen.
- De schenker begint: ‘In mijn droom zag ik druiven. Ze groeiden aan takken. Drie takken helemaal vol met lekkere druiven. Ik pakte de druiven, het sap haalde ik eruit en zo maakte ik drinken. Heerlijke wijn. De wijn deed ik in de beker van de koning. En dat gaf ik aan de koning.’
- ‘Luister’, zegt Jozef, ‘over drie dagen mag u weer uit de gevangenis. Dan mag u weer de knecht van de koning zijn. Dan mag u weer voor de wijn van de koning zorgen.’
- Hoe kan Jozef dat nu weten? Heeft de koning dat dan tegen Jozef gezegd? Nee, de koning niet, maar de Heere wel. De Heere heeft tegen Jozef gezegd wat de droom van de schenker wil vertellen. Wat is de Heere machtig. De Heere weet alle dingen.
- Wat is de schenker blij. Hij mag bijna weer uit de gevangenis! Hoor, Jozef zegt nog iets. ‘Ik wil ook graag uit de gevangenis. Ik heb niets gedaan. Wilt u aan de koning vragen of ik ook uit de gevangenis mag?’ ‘Natuurlijk’, zegt de schenker, ‘dat zal ik vragen, hoor.’
- Wat is de bakker blij voor de schenker. Ja, nu zal hij ook zijn droom vertellen. Hij zegt: ‘Ik had op mijn hoofd drie manden. De bovenste mand zat vol met brood en taart. Toen kwamen de vogels. De vogels pikten alles op. Er was niets meer over!’
- Jozef kijkt verdrietig. Hij zegt: ‘Over drie dagen mag u ook uit de gevangenis. Maar u mag niet meer de knecht van de koning zijn. U zult sterven, ze zullen u doden.’
- Wat erg voor de bakker. Maar het gebeurt toch. De bakker wordt gedood en de schenker mag weer de knecht van de koning zijn.
- En Jozef? Hij wacht en wacht… Ja, de schenker zal hem vast helpen. Hij zal het vast aan de koning vragen. En dan mag hij misschien ook uit de gevangenis. Dat zou fijn zijn. Elke dag kijkt Jozef of er al iemand komt om hem te halen. Maar nee…, er komt niemand. Wat is Jozef verdrietig. Hoe kan dat nu? De schenker zou het toch vragen? Is hij Jozef vergeten?
- Nee… het gebeurt echt niet. Wat erg. Nu moet Jozef toch nog in de gevangenis blijven. En hij had zo gehoopt dat de schenker met Farao over hem zou praten en dat hij uit de gevangenis zou mogen. De schenker zou hem toch helpen? Ja, hij had het wel gezegd. Maar de schenker is het helemaal vergeten.
Slotzin
Jozef vroeg aan schenker: ‘Denk aan mij!’ De schenker vergat hem. Maar de Heere vergeet Jozef niet. Hij is altijd dicht bij hem. Ook in de gevangenis. Hij zorgt altijd voor hem. Als jij aan de Heere vraagt of Hij aan jou wil denken, vergeet de Heere je zeker niet! Hij luistert altijd naar mensen die Hem zoeken.
Gesprek
- Wie kwamen er in de gevangenis? Wat was hun werk?
- Waarom keken ze zo geschrokken en verdrietig toen Jozef bij hen kwam?
- Wat had de schenker gedroomd? Wat vertelt Jozef? Hoe weet Jozef dat?
- En wat had de bakker gedroomd? Wat vertelt Jozef aan hem?
- Wat vraagt Jozef aan de schenker? Doet de schenker dat?
- Voelt Jozef zich nu altijd alleen?
- Beloof jij wel eens iets aan je vriendje of aan mama? Doe je het dan? Hoe voel je je als je vriendje niet doet wat hij jou beloofd heeft?
Samenvatting
Jozef zit in de gevangenis. Maar de Heere zorgt ook hier voor hem. De cipier stelt Jozef aan als zijn helper. Elke dag is hij aan het werk in de gevangenis. Op een dag komt Jozef bij de schenker en de bakker van de koning. Ze hebben gedroomd en Jozef vertelt hun de betekenis van hun droom. Over drie dagen wordt de schenker vrijgelaten. Hij heeft niets kwaads gedaan. De bakker wordt over drie dagen gedood. Jozef vraagt aan de schenker of hij aan de koning wil vertellen dat hij onschuldig in de gevangenis zit. Dat belooft de schenker maar hij vergeet het.
Vragen
- Wat is het werk van de schenker?
- Wat heeft de schenker gedroomd?
- En de bakker?
- Hoe kan Jozef weten wat de dromen betekenen?
- De schenker vergeet Jozef. Op Wie moet Jozef vertrouwen?
- Beloof jij weleens iets? Wat doe je dan?