Deze vertelschets gaat over Genesis 31:3,17,18 en Genesis 32 en hoort bij les C2.5 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Genesis 31:3,17,18 en Genesis 32
Context
In Haran werkt Jakob veertien jaren voor zijn beide vrouwen, Lea en Rachel. Rachel benijdt Lea omdat zij wel kinderen krijgt en eist van Jakob ook kinderen. De dienstmeisjes van de vrouwen baren Jakob kinderen. Na verloop van jaren verhoort de Heere Rachels gebed en zij ontvangt Jozef. Jakob vraagt Laban om loon; de kudden werpen de dieren die hij vraagt. Jakob wordt steeds rijker.
Kerntekst
Genesis 31:3 En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn.
Doelstellingen
• De kinderen begrijpen dat de Heere Jakob opdracht geeft terug te keren naar Kanaän.
• Ze horen hoe de reis verloopt.
• Ze beseffen dat Jakob de Heere ontmoet bij de Jabbok en leren dat de Heere Zijn Woord waar maakt.
Zingen
Psalm 6:9; 46:6; 48:6; 97:7; 146:3
UAM - Als God, mijn God, maar voor mij is
UMK - O Heer’ Die daar des hemels tente spreidt
ZB - God is getrouw / Zoekt eerst het Koninkrijk van God
Geloofsleer
HC vraag 95 - Afgoderij
HC vraag 117 - Het gebed
NGB art. 1- Eén God
Introductie
Ben jij wel eens verhuisd? Waarom ging je verhuizen? Hoe vond je dat? Laat de kinderen hier wat over vertellen.
Beginzin
‘Jakob, het is tijd om terug te gaan naar je eigen land! Ik zal voor je zorgen.’ Het is de stem van de Heere. Jakob woont al zo lang bij zijn oom Laban. Nu zegt de Heere dat hij terug mag gaan. Jakob is dankbaar.
Vertelschets
- Hij is nu al twintig jaren bij zijn oom Laban. Hij heeft grote kudden vee en heel veel knechten werken voor hem. Hij is rijk. De Heere heeft hem gezegend.
- Maar de Heere heeft ook beloofd dat Jakob in het land Kanaän zal wonen. Dát is het land dat de Heere aan Abraham, aan Izak, aan zijn familie heeft beloofd. Wat de Heere beloofd heeft, zal gebeuren.
- ‘Ga jij mijn vrouwen eens halen’, zegt hij tegen een knecht. Hij is aan het werk op het land en wil even rustig met Rachel en Lea praten. ‘Lea, Rachel, luister eens! De Heere heeft gezegd dat we terug moeten gaan naar Kanaän.’ Hij vertelt alles wat de Heere gezegd heeft aan zijn familie.
- Kijk eens: wat lopen daar veel koeien en schapen. De herders zijn er bij en zorgen dat de dieren bij elkaar blijven. Er lopen kamelen bij, die dragen de tenten en een heleboel andere dingen. De vrouwen rijden ook op kamelen. Kinderen lopen en rennen achter de stoet aan.
- Jakob en zijn familie zijn al een heleboel dagen op reis. Ze gaan terug naar Kanaän. Hoe zal het daar zijn? Hoe zal het met Ezau zijn? Zou hij nog boos op Jakob zijn?
- ‘Gaan jullie alvast vooruit. Ik wil dat jullie Ezau opzoeken en hem vertellen dat wij er aan komen.’ Zo stuurt Jakob een paar knechten weg.
- Als ze terug komen, schrikt hij. Wat?! Komt Ezau hem tegemoet met 400 mannen? Zouden dat soldaten zijn om met hem te vechten? Dan moet hij iets bedenken. Snel maakt Jakob een plan. Hij vraagt niet eerst aan de Heere wat hij moet doen. Nee, hij maakt eerst twee groepen van zijn schapen en koeien en van de mensen die er bij zijn.
- Dan gaat hij pas bidden. ‘U hebt gezegd dat ik terug moet gaan naar mijn land. En nu ben ik bang voor Ezau en zijn mannen. Helpt U mij.’
- Het is nacht geworden. Maar Jakob slaapt niet. Hij heeft het druk. Hij roept een knecht en zegt: ‘Je moet 200 geiten en 20 bokken meenemen en naar Ezau gaan. Zeg hem dat dit een cadeau is van zijn knecht Jakob.’ Na een poosje moet een andere knecht naar Ezau gaan met een kudde schapen. Hij moet hetzelfde zeggen. Nog meer knechten stuurt hij op pad.
- Als ze weg zijn, gaat Jakob nog niet slapen. Nu roept hij zijn vrouwen en kinderen en zegt: ‘Lea, Rachel, ik wil dat jullie deze rivier oversteken.’ Ruben, Dan, Nafthali, Juda, alle jongens gaan mee over de rivier. Dan blijft hij alleen achter. Maar hij gaat nog niet slapen.
- Midden in de nacht, als het helemaal donker is, komt er een Man bij hem. De Man vecht met Jakob. Ze zijn allebei heel sterk, geen van tweeën kan winnen. Heel lang blijven ze vechten en als de Man merkt dat Hij het niet wint van Jakob, raakt hij Jakobs heup aan. Jakob voelt meteen dat hij niet meer goed kan lopen.
- Jakob wist het eerst niet, maar nu wel: dit is geen gewone man, dit is de Engel van de Heere! ‘Laat Me gaan!’ zegt de Engel. ‘Nee, ik wil dat U mij eerst zegent’, zegt Jakob.
- ‘Hoe heet u?’ vraagt de Engel dan. ‘Jakob.’ ‘U krijgt een andere naam. Voortaan heet u ‘Israël’’, zegt de Engel dan. Dat is een mooie naam. Die betekent dat Jakob zich als een koning heeft gedragen. Israël: zijn kleinkinderen zijn de Israëlieten, de kinderen van Israël.
- De Engel zegent Jakob en gaat dan weg. Jakob denkt nog na over deze nacht. Hij zegt: ‘Deze plaats noem ik Pniël, want het betekent dat ik hier de Heere heb gezien. De Heere heeft mij gered.’
Slotzin
Wat was het moeilijk voor Jakob om te leren dat hij op de Heere moest vertrouwen. De Heere had toch tegen hem gezegd: ‘Ik zorg voor u!’ En wat de Heere belooft, doet Hij altijd. Zo wil de Heere ook dat jij op Hem vertrouwt. Dat je altijd aan Hem vraagt wat je moet doen.
Gesprek
- Wat zei de Heere op een dag tegen Jakob?
- Waarom was Jakob zo blij? Later was hij bang. Waarom?Waarom zou hij cadeaus naar Ezau sturen?
- Wat gebeurde er in de nacht? Wie was die Engel? Welke naam kreeg Jakob?
Samenvatting
De kudde van Jakob wordt steeds groter. Daar zorgt de Heere voor. Laban is nu niet vriendelijk meer. De Heere zegt tegen Jakob dat hij terug moet gaan naar Kanaän. Een lange stoet van mensen en dieren trekt weg. Eindelijk zijn ze er. Maar Jakobs broer Ezau komt er aan. Jakob is bang en hij stuurt Ezau een groot cadeau. Ook bidt hij tot God! Die nacht worstelt Jakob bij de beek met een man. Het is de Heere. Als de nacht voorbij is, zegt de Heere: 'Laat Mij gaan!' Maar Jakob zegt: 'Ik laat U niet gaan. Wilt U mij eerst zegenen?' De Heere zegent hem en Jakob heet voortaan Israël. Ezau komt en ze slaan hun armen om elkaar heen. Zo verhoort de Heere Jakobs gebed.
Vragen
- Waarom is Laban niet vriendelijk meer tegen Jakob?
- Wat gaat Jakob doen?
- Waarom is Jakob zo bang voor Ezau?
- Wat doet hij dan?
- Welke andere naam krijgt Jakob?
- Wat doe jij als je wel eens bang bent?