Deze vertelschets gaat over Lukas 2:40-52 en hoort bij les C1.19 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Lukas 2:40-52
Context
Na de voorstelling in de tempel worden er geen gebeurtenissen meer uit de kinderjaren van de Heere Jezus verteld. Dit is de enige geschiedenis die in de Bijbel opgenomen is over Zijn kindertijd. Wel staat er dat Hij Zich lichamelijk en geestelijk ontwikkelde, net als elk ander kind. Het grote verschil is dat Hij van Kind af door de Heilige Geest werd geleerd en geleid in heel Zijn denken, doen en laten. Zijn kinderleven is geheel gewijd aan Zijn hemelse Vader, Die Hij liefheeft en gehoorzaamt met Zijn hele hart.
Kerntekst
Lukas 2:49b Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?
Doelstellingen
- De kinderen begrijpen de overeenkomsten en het grote verschil tussen Jezus en elk ander kind. Hij is bezig met de dingen van Gods Koninkrijk en als Mens is Hij gehoorzaam.
- Ze leren dat zij ook de Heere en hun ouders moeten gehoorzamen.
Zingen
Psalm - Verzen uit het Hallel, de lofpsalm 113 – 118 / Verzen uit de liederen Hammaäloth, Psalm 120 – 134
ZB - Zoekt eerst het Koninkrijk van God
Geloofsleer
- HC, zondag 39 - Het vijfde gebod
- NGB, art. 19 - Christus, God en Mens
Introductie
Hoe was de Heere Jezus als Kind? Opgegroeid in Nazareth ontwikkelde Hij Zich als alle kinderen. Hij was klein, leerde kruipen, lopen en praten. Hij speelde met andere kinderen. En tòch was de Heere Jezus anders. Vraag de kinderen waarom de Heere Jezus anders was: Hij deed geen verkeerde/stoute dingen. Dat kwam omdat Hij de Zoon van God was. In de Bijbel staat één verhaal over de Heere Jezus als Kind.
Beginzin
‘Ga je mee? We gaan met elkaar naar Jeruzalem. Daar gaan we het paasfeest vieren!’ In alle huizen pakken de mensen hun spullen om op reis te gaan.
Vertelschets
- Hoor eens! Wat klinkt dat mooi! Er wordt gezongen. Zomaar buiten… onderweg. Kijk maar, daar lopen ze: heel veel mannen, maar ook vrouwen en jongens. Ze gaan op reis naar Jeruzalem om daar het Pascha te vieren.
- Wat zijn er veel mensen onderweg en kijk eens: daar lopen Jozef en Maria ook. En Jezus is er ook bij! Hij vindt het heerlijk dat Hij mee mag. In Jeruzalem staat de tempel. Daar gaan ze bidden tot God en een lam offeren aan de Heere. En de tempel … ja, dat is het huis van Zijn Vader!
- Hij wil dicht bij Zijn Vader zijn en met Hem praten. Praat jij ook wel eens met de Heere?
- Het is een lange reis, ze lopen wel vijf dagen. Maar dan zien ze in de verte die grote, witte tempel met het dak van goud.
- Het Pascha duurt zeven dagen. Elke dag slachten de priesters een heleboel lammetjes. Het is alsof die lammetjes zeggen: ‘Als jullie zien dat wij geslacht worden, moeten jullie eraan denken dat jullie allemaal verkeerde dingen doen. Dan moeten jullie eraan denken dat de Heere Jezus op een dag ook zal sterven voor mensen die zondige dingen doen’.
- Als het Pascha afgelopen is, gaan alle mensen de stad weer uit. Ze gaan naar huis. Jozef en Maria ook. Het is erg druk op de weg. Jezus is niet bij hen. Waar zou Hij zijn? ‘Hij loopt vast bij familie of bij onze vrienden’, zeggen ze tegen elkaar. Jozef en Maria maken zich niet ongerust. Er zijn zoveel mensen onderweg.
- Maar als het donker wordt, zien ze Jezus nog steeds niet. Loopt Hij wel mee tussen al deze mensen? Ze kijken goed rond en vragen het aan mensen. Maar niemand heeft Hem gezien. Ze worden ongerust.
- Ze vragen het aan de mensen: ‘Hebben jullie Jezus ook gezien?’ Ze vragen het aan hun familie: ‘Wij zien Jezus nergens, hebben jullie Hem gezien?’ Maar niemand heeft Hem onderweg gezien. Overal zoeken ze, maar ze vinden Hem niet. Nu zijn Jozef en Maria heel erg ongerust.
- ‘We gaan nu eerst slapen en morgen gaan we terug naar Jeruzalem’, zeggen ze tegen
- elkaar, ‘daar zoeken we verder’. Onderweg vragen ze het aan een heleboel mensen: ‘We kunnen onze Zoon nergens vinden, hebben jullie Hem misschien gezien?’ Met een bang gezicht kijken ze om zich heen. ‘Nee hoor, wij hebben Hem niet gezien’.
- Jozef en Maria zijn vreselijk ongerust als ze de stad binnenkomen. Waar moeten ze gaan zoeken? Er zijn zoveel straten, zoveel mensen, het is zo druk. In het huis waar ze hebben gelogeerd, is Jezus ook niet.
- Aan het eind van de dag hebben ze Hem nog niet gevonden. Ze zoeken een plekje om te slapen en zoeken de volgende dag verder. Na drie dagen gaan ze ook in de tempel kijken.
- Er zit een hele groep mannen bij elkaar. Het zijn de knappe Schriftgeleerden. Ze weten heel veel van de Bijbel en praten er met elkaar over. Midden in hun kring zit … Jezus. Heel rustig luistert hij naar hen en stelt hen allerlei vragen.
- De Schriftgeleerden kijken verbaasd. Wat wéét die jongen veel! Wat is Hij wijs!
- Maria begrijpt niet dat Jezus daar zó rustig kan zitten. Weet Hij dan niet hoe ze Hem hebben gezocht, hoe ongerust ze waren?
- ‘Kind, waarom heb je dit gedaan? We waren zó ongerust! We hebben overal naar Je gezocht!’ ‘Wist u dan niet dat Ik in het huis van Mijn Vader moet zijn?’ vraagt Jezus.
- Hij wil graag heel dicht bij Zijn Vader zijn en over Hem praten. Hij hoort bij Zijn Vader.
- In de kerk vertelt de dominee ook over de Heere. Luister jij daar graag naar?
- Jezus is gehoorzaam aan Zijn Vader in de hemel. Daarom bleef Hij in de tempel. Jezus is niet alleen de Zoon van Maria, Hij is vooral de Zoon van God. Daarom vindt Hij het zo fijn in de tempel. Dat is het huis van Zijn Vader.
- Maar dan staat Jezus op. Samen met Jozef en Maria gaat Hij terug naar Nazareth. Hij is gehoorzaam aan Jozef en Maria.
Slotzin
In Nazareth wordt Hij steeds ouder en ook leert Hij steeds meer. In Nazareth noemen ze Hem ‘de zoon van de timmerman’; Jozef is immers timmerman.
Gesprek
Waar gingen Jozef en Maria heen met de Heere Jezus? Wat gingen ze in Jeruzalem doen? Wat is de tempel? Wat gebeurde er toen het Pascha voorbij was? Wat deden Jozef en Maria? Waar vonden ze Jezus? Waarom was Hij in de tempel gebleven?
Wat deed Hij toen ze Hem gevonden hadden? Ben jij gehoorzaam? Aan wie moet je allemaal gehoorzaam zijn?
Samenvatting
Als de Heere Jezus twaalf jaar is, mag Hij voor het eerst mee naar Jeruzalem om het Pascha te vieren. Zonder dat Jozef en Maria het weten, blijft Jezus in Jeruzalem. Zij denken dat Hij met familie mee loopt, maar ’s avonds kunnen ze Hem niet vinden. Ongerust gaan ze terug naar Jeruzalem om Hem te zoeken. Pas drie dagen later vinden ze Hem in de tempel. Hij luistert naar de leraren en stelt veel vragen. Iedereen is verbaasd dat Hij zoveel weet. Maria vertelt dat ze Hem overal gezocht hebben. De Heere Jezus weet dat Hij de Zoon van God is. De tempel is het huis van Zijn Vader en daar wil Hij zijn. Hij gaat mee terug naar Nazareth en is gehoorzaam aan Maria en Jozef.
Vragen
- Waarom mag de Heere Jezus mee naar Jeruzalem?
- Waar blijft Hij als Jozef en Maria terug gaan?
- Waarom is Hij zo graag in de tempel?