Deze vertelschets gaat over Markus 8:1-9 en hoort bij les C2.32 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Markus 8:1-9
Context
Na het wandelen op zee is de Heere Jezus met Zijn discipelen aan land gegaan. Er komen van alle kanten mensen naar Hem toe om van hun ziekten genezen te worden. Steeds meer mensen verzamelen zich om Jezus heen.
Kerntekst
Markus 8:8
En zij hebben gegeten en zijn verzadigd geworden, en zij namen het overschot der brokken op, zeven manden.
Doelstellingen
- De kinderen weten dat al ons voedsel van God komt.
- Ze zien dat de Heere Jezus ons het bidden voor ons dagelijks voedsel leert.
- Ze beseffen opnieuw dat Hij de Zoon van God is.
-
Zingen
- Psalm 9:1; 81:12; 136:1
- ZB - Dank U voor deze nieuwe morgen / Onze Vader / Zegen ons algoede
- OMK - Voor al Uw goede gaven, Heer / De Heere zorgt voor ons / Vouwen wij de handen / Dank, trouwe Heer
Geloofsleer
- HC zondag 10 Van de voorzienigheid Gods
- HC zondag 50 De vierde bede
- NGB art. 35 Van het Heilig Avondmaal
Introductie
Laat een plaatje zien uit een tijdschrift of krant waar je een rij mensen uit een ontwikkelingsland ziet met een kom, of gebruik de bijgevoegde afbeelding. Ze staan in de rij om eten te krijgen. Aan de hand van dit plaatje kun je een kort gesprek houden over eten en honger. Heb jij ook wel eens honger? Wat voel je dan? Wat doe je dan? En als de kast nu leeg is? Wat kunnen wij doen voor mensen die honger lijden? Aan hen denken? Voor hen bidden?
Beginzin
‘Kom, kom eens hier.’ Met Zijn hand wenkt Jezus de discipelen. Hij wil even met ze praten. Tussen de grote groep met mensen door komen ze naar Hem toe.
Vertelschets
Vertelling
- Wat een drukte. Er zijn zoveel mensen, wel een paar duizend! De discipelen kunnen niet eens zo heel makkelijk bij Jezus komen. Maar eindelijk lukt het om tussen de mensen door te wringen. Even later staan ze allemaal om Hem heen.
- ‘Luister’, zegt Jezus, ‘Ik vind het zo erg voor al die mensen, Ik heb medelijden met hen. Ze hebben nog niets gegeten. Ze zijn nu al drie dagen bij ons. Kijk eens naar ze. Al die vaders en moeders en kinderen. En er zijn ook nog oude mensen bij. Ze moeten straks nog een heel eind lopen. Ze hebben nu erge honger, want alles wat ze misschien bij zich hadden, is nu op. Als ze nu naar huis gaan zonder te eten, zullen ze misschien wel ziek worden van de honger. Dan kunnen ze niet meer verder lopen.’
- Tja, de discipelen kijken elkaar aan. Het is waar. Dan zegt een discipel: ‘Maar kijk eens hoeveel mensen er zijn. Waar moeten wij zoveel brood vandaan halen? We zijn in de woestijn. Er woont niemand en er zijn ook geen bakkerswinkels. Dat kan toch niet? Wij kunnen hen toch niet helpen?’
- Dan vraagt de Heere Jezus: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ De discipelen tellen snel de broden die ze bij zich hebben. ‘Het zijn er zeven’, zegt Andreas zachtjes. De discipelen worden stil. Zeven, dat is veel te weinig voor al die mensen. Ze kijken nog eens naar de mensen. Het zijn er zoveel! Tien, twintig, honderd, nog veel en veel meer, nog wel meer dan duizend! Hoe moet dat nu? Ze zien wel dat de Heere Jezus medelijden met al die mensen heeft, maar wat zouden zij moeten doen? Zo weinig eten en zo veel mensen, dat is echt een groot probleem.
- Daarna draait de Heere Jezus Zich weer om naar de mensen. Intussen is het stil geworden. Iedereen kijkt naar Hem. Ja, de mensen hebben wel gezien dat de Heere Jezus daar met Zijn discipelen stond te praten.
- Al die tijd dat ze naar Jezus luisterden, dachten ze niet aan eten. Maar nu voelen verschillende mensen dat ze honger gekregen hebben. Vooral de kinderen krijgen trek. Een jongetje vraagt zijn vader om brood en een meisje rent naar haar moeder toe om te vragen of moeder nog wat bij zich heeft om te eten.
- Jezus kijkt de mensen aan. Hij vertelt ze dat ze allemaal moeten gaan zitten. Dan neemt Hij de zeven broden in Zijn hand en begint te danken. Te danken voor het eten dat ze hebben, ook al zijn het maar een paar broden.
- Wat een zegen dat er eten is. Wij danken ook altijd voor ons eten. De Heere zorgt er immers voor dat we genoeg te eten hebben!
- Als ze klaar zijn met danken, breekt de Heere Jezus het brood en geeft het aan de discipelen. Zij mogen het uitdelen aan de mensen. Ze lopen tussen de mensen door en geven iedereen wat van het brood. Echt iedereen krijgt eten. Ze slaan niemand over. Maar hoe kan dat nou? Van zeven broden kunnen toch maar een paar mensen genoeg eten?! De Heere Jezus doet een heel groot wonder. Terwijl Hij het brood breekt, vermenigvuldigt het zich in Zijn handen. Het brood raakt maar niet op. Hij kan net zo lang brood blijven breken tot iedereen heeft gegeten en dan blijft er zelfs nog over!
- Ook zijn er nog een paar visjes. Opnieuw dankt de Heere voor het eten dat ze krijgen. Ook nu mogen de discipelen de visjes aan de mensen geven. En al die mensen krijgen een stukje van die paar visjes. Wat een wonder is dat. Er is niet te weinig. Wat is de Heere Jezus toch machtig. Hij kan grote wonderen doen.
- Na het eten halen de discipelen op wat nog over is van het voedsel. Zeven manden vol met stukjes brood en vis halen ze op. Dat bewaren ze.
- Je moet altijd goed omgaan met het eten wat je van de Heere krijgt en het niet weggooien.
- Dan zegt de Heere Jezus: ‘Gaan jullie nu maar naar huis.’
Slotzin
Hoor je hoe goed de Heere Jezus voor de mensen is? Zo goed is Hij ook voor jou en voor mij. Elke dag krijgen we van de Heere eten en drinken en nog veel meer. Dank jij de Heere daar ook elke dag voor?
Gesprek
Waarom roept de Heere Jezus Zijn discipelen? Hoeveel broden zijn er? Wat doet de Heere Jezus voordat ze gaan eten? Doe jij dat ook? Wat krijgen wij elke dag van de Heere?
Kunnen alle mensen genoeg eten? Hoe kan dat dan? Wat doen ze met het brood wat over is? Wat krijg je nog meer van de Heere? Kunnen wij ook zorgen voor mensen die honger hebben? Hoe?
De Heere Jezus heeft gezegd: ‘Ik ben het Brood der wereld.’ Wat betekent dat? Wanneer zie je in de kerk brood en wijn? Hoe heet dat? Wat betekent dat?
Samenvatting
De Heere Jezus is met Zijn discipelen in de woestijn. Van alle kanten komen mensen naar Hem toe met hun blinden, kreupelen en zieken. Drie dagen zijn de mensen al bij de Heere Jezus. Dan is hun eten op. Jezus wil ze niet zonder eten naar huis laten gaan, omdat ze misschien van honger en moeheid niet verder zouden kunnen. Maar hoe moeten ze hier genoeg eten vinden? De discipelen zeggen dat er zeven broden en een paar visjes zijn. Dat is veel te weinig. Maar vierduizend mensen eten er van tot ze genoeg hebben. Zeven manden met stukken brood en vis blijven over.
Vragen
- Waarom komen er zoveel mensen bij Jezus?
- Hoeveel dagen zijn de mensen al bij de Heere Jezus?
- Welk wonder doet Hij?
- Hoeveel blijft er over?
- Wat zou jij doen als de Heere Jezus in Nederland was?
- Kun je nu toch naar Hem toe gaan?