Deze vertelschets gaat over Johannes 13:1-20 en hoort bij les A2.23 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 13:1-20
Context
Johannes vertelt nauwkeurig dat deze geschiedenis plaats vindt op de avond van de paasmaaltijd. Het is de laatste avond die de Heere Jezus met Zijn discipelen doorbrengt, waarin Hij hen voorbereidt op Zijn sterven. ’s Middags heeft iedereen zich nog gewassen. Ze horen immers schoon en rein aan de paasmaaltijd deel te nemen. Judas is er bij deze maaltijd ook nog bij, maar heeft zijn besluit om Jezus te verraden al genomen.
Kerntekst
Johannes 13:14 Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig elkaars voeten te wassen.
Doelstellingen
- De kinderen zien de dienende liefde van de Heere Jezus.
- Ze worden opgeroepen deze opdracht te vertalen naar hun eigen leven.
- Ze begrijpen dat het nodig is dat zij zich door Hem laten dienen.
Zingen
- Psalm 51:1,4,5; 103:3,6
- UMK - Heer’, wat wilt Gij dat ik doe? / Jezus, ga ons voor
- UAM - Jezus, leven van mijn leven / Bewaar ons, Heere, bij Uw Woord
Geloofsleer
- HC zondag 26 - De doop
- DL 1, 7 - De uitverkiezing
Introductie
Waarom moet je je handen wassen voor je gaat eten? Waarom vinden ouders het belangrijk dat je op tijd bent voor het eten en ga je niet zomaar van tafel? Ook Jezus vindt het belangrijk om samen met Zijn discipelen te eten. Welk werk hoorde bij een slaaf voordat een maaltijd begon?
Beginzin
Het is rustig in Jeruzalem. Bijna is de dag voorbij. Bijna begint de grote dag van het feest. Langzaam verschijnen de eerste sterren in de schemering. Het zal niet lang meer duren…
Vertelschets
- Jezus verschijnt met Zijn tien discipelen bij het huis in Jeruzalem, waar Petrus en Johannes de paasmaaltijd hebben klaargemaakt.
- Jezus gaat, zoals het hoort, als eerste de opperzaal binnen. ‘Er zit niet eens een slaaf om onze voeten te wassen’, fluisteren de discipelen twijfelend tegen elkaar voor ze de zaal binnengaan. Ze kijken naar de watervaten.
- De discipelen kijken naar elkaar, maar niet één van hen bukt zich. ‘Ík ga niet de voeten van een ander wassen, dat is veel te min!’ Ze lopen allemaal door en zoeken een plaatsje aan tafel, het liefst allemaal zo dicht mogelijk bij de Heere Jezus.
- Jezus kijkt toe en zucht. Wat zijn Zijn discipelen trots. Wat hebben ze nog weinig geleerd wat het betekent nederig te zijn.
- Na de maaltijd staat Jezus op. Hij doet Zijn opperkleed af en loopt naar de watervaten toe. Daar giet Hij water in een schaal. Hij doet ook een linnen doek om Zijn middel en loopt terug naar de tafel.
- Petrus denkt: ‘Wat gaat onze Meester nu doen? Gaat Hij onze voeten wassen? Het werk wat een slaaf normaal doet?’
- ‘Kijk nou, Hij doet het écht! Hij bukt bij het voeteneind van de ligbanken en is begonnen met de voeten van Johannes, toen van Jakobus, van Mattheüs, van Thomas, van Judas…’ Petrus en de anderen schamen zich diep en worden hier stil van.
- ‘Nu komt Hij straks mijn voeten wassen,’ denkt Petrus, ‘maar dát wil ik niet. Moet Jezus als een slaaf voor hem zijn?’ Snel trekt hij zijn voeten terug. ‘Heere, gaat U mijn voeten wassen?’
- Jezus antwoordt: ‘Wat Ik doe, begrijp je nu niet. Maar later zul je het wel begrijpen.’
- Hardnekkig houdt Petrus vol: ‘U zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid!’ ‘Petrus’, antwoordt Jezus, ‘als Ik je voeten niet mag wassen, heb je geen deel aan Mij. Dan ben je geen ware discipel en zul je niet met Mij het eeuwige leven krijgen!’
- ‘Heere, wast U me dan helemaal. Niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd. Dan moet ik helemaal door U gewassen worden.’
- Jezus begint met uitleggen: ‘Wie zich voor deze maaltijd heeft gewassen, hoeft alleen maar de voeten te wassen. Verder is hij helemaal rein. Jullie zijn dus rein, maar niet allemaal…’ Jezus doelt hier op Judas, die Hem verraden zal.
- Jezus doet Zijn opperkleed weer aan en kijkt de discipelen een voor een aan: ‘Begrijpen jullie nu wat Ik gedaan heb?’ Niemand durft te antwoorden.
- ‘Jullie noemen me Meester en Heere, en dat is ook zo. Nu heb Ik jullie voeten gewassen, zo moeten jullie ook elkaars voeten wassen, als teken dat je elkaar wilt dienen. Ik heb jullie dit voorbeeld gegeven met de bedoeling dat jullie hetzelfde zullen gaan doen.’
- ‘Een slaaf is niet belangrijker dan zijn heer, een gezant is niet meer dan degene die hem gezonden heeft en jullie zijn niet meer en niet belangrijker dan Ik ben. Doe dan hetzelfde als Ik. Nu je deze dingen weet, ben je zalig als je ze ook doet.’
- Zalig ben je dus alleen als je een volgeling bent van de Heere Jezus. Als je Hem als je Voorbeeld hebt. Als je van Hem leert om nederig te zijn en anderen te dienen. Probeer jij dat?
- Het is stil geworden aan tafel. De discipelen schamen zich. Hun Meester moest hun les geven in nederigheid. Zwijgend kijken ze toe hoe Jezus de maaltijd voortzet.
Slotzin
Zacht praat Jezus verder: ‘Ik zeg niet van jullie allemaal dat je zalig bent. Ik weet wie Ik uitverkoren heb voor de zaligheid. Een van jullie, die nu met Mij eet, is Mijn vijand geworden. Ik zeg het jullie nu voordat het gebeurt. Zodat jullie in Mij geloven zullen, wanneer het gebeurd is.’
Gespreksvragen
- Wat leerde de Heere Jezus aan Zijn discipelen? Wat leren wij hier van?
- Hoe kun jij dienend handelen?
- Hoe voelden de discipelen zich, denk je? Wat wilde Petrus? Waarom was dat niet nodig?
- Judas was geen echte discipel. Hoe zou Judas zich gevoeld hebben? Probeer eens een vergelijking te maken met de gelijkenis van het zaad; waar viel het zaad en wat betekende dat?
Samenvatting
Op de laatste avond voor Zijn lijden houdt Jezus met Zijn discipelen de paasmaaltijd. Vooraf heeft Hij de voeten van Zijn discipelen gewassen en hen geleerd wat het betekent de minste te zijn. Petrus reageert het meest heftig. Tijdens de maaltijd wijst Jezus Judas aan als Zijn verrader. Deze verlaat de maaltijd om zijn werk te doen. Op Petrus' vaste verzekering dat hij zijn Meester trouw zal blijven, voorzegt de Heere Jezus dat Petrus Hem drie keer zal verloochenen eer de haan gekraaid zal hebben.
Vragen
- Wat was de gewoonte bij de ontvangst van gasten?
- Welke les leert de Heere Jezus de discipelen?
- Hoe reageert Petrus? En jij?
- Wat vind je van de reactie van Judas?
- Kent Petrus zichzelf goed? Waarom denk je dat?