Deze vertelschets gaat over 1 Koningen 18 en hoort bij les A1.8 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: 1 Koningen 18
Context
Al drieënhalf jaar is er geen regen gevallen in het land Israël. De profeet Elia heeft in Gods Naam deze droogte voorzegd. Koning Achab wilde echter niet luisteren en bleef de afgoden dienen. Na al die tijd stuurt de Heere Elia opnieuw naar Achab toe.
Kerntekst
1 Koningen 18:21 Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volg hem na!
Doelstellingen
- De kinderen begrijpen de inhoud van het tweede gebod.
- Ze geloven dat alleen de Heere God is en daarom waard om gediend te worden.
- Ze gaan na welke (verkeerde) beelden wij van God (kunnen) hebben.
Zingen
- Psalm 69:13; 81:13-15; 97:4,6; 115:1-5
- Gezang 1:1,3
- ZB - Gij zijt waardig / Looft de Heere, alle gij volken / ‘k Stel mijn vertrouwen
Geloofsleer
- HC zondag 35 - Het tweede gebod
- NGB art. 36 - De overheid moet alle afgoderij uitroeien
Introductie
Neem een beeldje mee van een mens of dier. Laat het zien en vraag de kinderen wat ze zien. Is deze mens of dit dier hier nu ook echt aanwezig? Wat is dan de bedoeling van het beeld? Het is als een afbeelding, het laat zien hoe een mens of dier eruit ziet. Om ergens een beeld van te kunnen maken, moet je dus weten hoe iets eruit ziet. Weten we hoe de Heere God eruit ziet? Kunnen we Hem dan afbeelden? Maar… welk beeld heb jij van de Heere in je gedachten? Hoe denk jij over God?
Beginzin
Daar gaat Elia, terug naar koning Achab. Levensgevaarlijk, maar de Heere stuurt hem en daarom gaat hij.
Vertelschets
- Drieënhalf jaar lang is koning Achab op zoek geweest naar Elia, die ‘onheilsprofeet’. Al die tijd heeft het niet geregend in Israël, precies zoals Elia in Gods Naam voorzegd had. En nu is er honger in heel het land. De Heere heeft koning Achab en het volk gestraft, omdat ze Hem ongehoorzaam zijn geweest. Afgoden vereren ze, in plaats van de Heere te dienen.
- Dan ontmoet Elia Obadja, de hofmeester van de koning. Obadja diende de Heere nog wel, hij had zelfs 100 profeten verstopt voor koning Achab en zijn vrouw Izebel. Elia geeft Obadja de opdracht om Achab te vertellen dat hij hem wil spreken. Obadja schrikt, stel je voor dat koning Achab meekomt en dat Elia dan weg is… Dan zal de koning hem wel kunnen doden. Maar Elia verzekert hem ervan dat hij echt vandaag de koning zal spreken.
- En zo gebeurt het ook. Koning Achab is boos op Elia. Hij noemt hem beroerder van Israël. Maar Elia zegt: ‘U bent die beroerder! U hebt immers de Heere verlaten en andere goden gediend.’
- Namens de Heere geeft Elia de koning de opdracht om naar de berg Karmel te komen, samen met alle profeten van de Baäl en de andere afgoden. Ook het volk moet erbij zijn.
- Daar staat Elia dan, boven op de berg Karmel. Naast hem staan 850 profeten, en tegenover hem het volk Israël. Aan het volk vraagt hij: ‘Hoe lang blijven jullie op twee gedachten hinken? Als de Heere God is, volg Hem dan. Maar als de Baäl god is, moeten jullie die navolgen.’ En wat zegt het volk? Niks! Ze durven geen antwoord te geven.
- Wie is jouw God? Geloof jij dat de Heere God is? Kom er maar voor uit!
- Elia stelt voor dat eerst de profeten van Baäl een offer brengen aan hun god en vervolgens hij aan zijn God. Er zijn offerdieren, stenen, takken, maar er is geen vuur. ‘De God die door vuur zal antwoorden, díe zal God zijn.’ Iedereen is het met het voorstel van Elia eens.
- De Baälsprofeten slachten het offerdier, leggen het op het altaar neer en roepen tot Baäl om vuur. De hele morgen roepen en schreeuwen ze: ‘O Baäl, antwoord ons!’ Maar er komt geen antwoord. Elia spot ermee: ‘Roep wat harder, misschien is hij in gedachten of op reis, of hij slaapt.’ De profeten schreeuwen nog harder, ze snijden zichzelf om hun god met bloed tevreden te stellen, ze dansen en springen om het altaar. Maar er gebeurt niets…
- Dan is Elia aan de beurt. Hij maakt van twaalf stenen een altaar voor de Heere, met een geul erom heen. Op het altaar komt het hout met het offerdier. Dan geeft hij de opdracht om vier volle kruiken water leeg te gooien over het altaar. En nog eens, en nog een keer. Drijfnat is het altaar, zelfs de geul staat vol water. Kan dat offer ooit nog gaan branden?
- Elia loopt naar voren, hij bidt. ‘Heere, God van Abraham, Izak en Israël, laat vandaag bekend worden dat U God in Israël bent, en ik Uw knecht. Antwoord mij Heere, antwoord mij.’ Op dat moment komt er vuur van de hemel dat het hele offer, het hout en de stenen verteert. De Heere heeft geantwoord!
- Het volk ziet het en valt op de knieën: ‘De Heere is God, de Heere is God!’ Nu weten ze wie God is, niet de afgod Baäl, maar de Heere!
- Elia laat de profeten van Baäl doden. Zij zijn het volk Israël voorgegaan in de dienst aan de afgoden. Dat moeten ze nu met de dood bekopen.
- De Heere wil dat we alleen Hem dienen. Geen andere goden, geen beelden waarvoor wij onze knieën buigen. Heel ons hart moet voor de Heere zijn.
- Elia heeft nog een boodschap voor Achab: ‘Ga snel naar huis, want de Heere geeft veel regen.’ Achab vertrekt naar zijn paleis, maar Elia klimt de berg weer op. Weer bidt hij, nu om regen. Als hij gebeden heeft, stuurt hij zijn knecht naar de zee: ‘Kijk eens of er regen komt.’ Er is niets te zien. Weer bidt Elia en weer ziet de knecht helemaal niets. Tot zes keer toe komt hij terug zonder iets gezien te hebben. Maar dan, de zevende keer, komt hij met de boodschap: ‘Ik zie een wolkje, zo groot als een hand.’ En Elia gelooft het: dit is de regen die de Heere stuurt. En de Heere geeft regen, niet maar een kleine bui, maar een stortregen. De Heere geeft wat Hij belooft, in ruime mate!
Slotzin
De Heere strafte het volk omdat ze de afgoden dienden. Nu het volk weer beleden heeft dat de Heere hun God is, geeft Hij hun Zijn zegen. Belijd jij ook dat de Heere jouw God is? Dan zal Hij je Zijn zegen schenken!
Gesprek
- Denk eens terug aan het beeldje. Wat heeft dit met de geschiedenis van Elia op de Karmel te maken?
- Wat zijn afgoden? Hoe kun je een verkeerd beeld van God maken, in gedachten bijvoorbeeld? Geef eens voorbeelden.
- Waarom wil de Heere heel jouw hart hebben, en niet maar de helft? Hoe kun jij op twee gedachten hinken?
- Belijd je met het volk Israël mee dat de Heere God is? Is het moeilijk om dit te (blijven) belijden en geloven? Welke zegen zal de Heere je geven als je in Hem gelooft?
- Zoek vraag 96 van de Heidelbergse Catechismus op en lees dit met elkaar. Leg eens in je eigen woorden uit wat hier staat.
Samenvatting
Mozes is al langere tijd op de berg Sinai. Het volk wordt ongeduldig. Men vraagt aan Aäron om een zichtbare god te maken. Aäron stemt daar mee in en laat het volk gouden sieraden verzamelen. Van al dit goud wordt een gouden kalf gemaakt. Het kalf wordt door het volk aanbeden. Mozes wordt door de Heere naar beneden gestuurd. Het kalf wordt verbrand. Wat is de Heere geduldig met Zijn volk.
Vragen
- Waarom wilde het volk een afgod?
- Wat kunnen afgoden zijn in onze tijd?
- Wat betekent het dat Mozes het kalf laat verbranden?
- Waaruit blijkt het geduld van de Heere?
- Op wie lijkt Mozes hier?