Deze vertelschets gaat over Johannes 6:1-15 en hoort bij les A2.20 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 6:1-15
Context
Het voorafgaande hoofdstuk speelt zich af in Jeruzalem, maar in het begin van dit zesde hoofdstuk bevindt Jezus zich weer in Galilea. De uitdrukking ‘na dezen’ waar dit tekstgedeelte mee begint, betekent dan ook niet ‘meteen hierna’, maar biedt eventueel ruimte voor een tussenpoos.
Kerntekst
Johannes 6:11: En Jezus nam de broden, en gedankt hebbende, deelde Hij ze de discipelen, en de discipelen dengenen, die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden.
Doelstellingen
- De kinderen leren dat God de gever is van het dagelijks brood, waarvoor ze bidden en danken.
- Zoals God voor brood zorgt, zo onderhoudt hij ook het geestelijk leven.
- In Gods Koninkrijk zal geen honger meer zijn.
- Ze beseffen dat Jezus hier laat zien dat Hij de Messias is.
Zingen
- Psalm 34:5; 67:3; 78:12,13; 104:14; 145:5
- UMK - Twee vissen en vijf broden / Voor al Uw goede gaven, Heer’
- ZB - Heer’ ik hoor van rijke zegen / O, alle dorstigen, komt
Geloofsleer
- HC zondag 50 - Geef ons heden ons dagelijks brood
- NGB art.35 - Heilig Avondmaal
Introductie
‘Waar is de rest van het geld, Jan?’ vraagt moeder. Jan krijgt een kleur. Hij begint er van te hakkelen. ‘Ik had zo’n zin in die lekkere lolly’, zegt hij zachtjes. ‘Jan, Jan, ik dacht dat ik je kon vertrouwen en nu koop je zomaar, zonder te vragen, van mijn geld een lolly.’ Jan zegt huilend tegen zijn moeder: ‘Ik zal het heus nooit meer doen’. Een paar dagen later denkt zijn moeder: ‘Ik zal hem op de proef stellen.’ Ze geeft hem geld en stuurt hem om brood en ja hoor, deze keer gaat het goed.
In het volgende verhaal stelt de Heere Jezus ook iemand op de proef.
Beginzin
Langs de oever van het meer van Galilea is het druk. Vele mensen drommen er samen. Ze wijzen en kijken en dan zet de massa mensen zich in beweging.
Vertelschets
- ‘Daar, zie je het? Hij is in de boot gegaan.’ ‘Waar zouden ze heen varen?’ Ze houden de boot die op het meer vaart in de gaten. Waar zouden de mannen aan land gaan?
- Daar willen ze bij zijn! Aan boord is immers de Heere Jezus, de Rabbi uit Nazareth. De Rabbi die niet alleen de mensen leert, maar die ook zo veel wonderen doet. Veel mensen zijn trouwens het meest geïnteresseerd in die wonderen. Zijn prediking leggen velen naast zich neer.
- Wat doe jij met de prediking, met het Woord van God?
- Ondertussen vaart Jezus met Zijn discipelen naar de andere oever. Hij is vermoeid van alle drukte, Hij wil een rustige plek opzoeken met Zijn discipelen en een poosje alleen zijn.
- De groep mensen wordt groter en groter, want voorbijgangers vragen: ‘Wat doen jullie hier allemaal? Waar kijken jullie naar?’ En de mensen wijzen en zeggen: ‘Kijk daar vaart Hij, de grote profeet, Jezus van Nazareth! We volgen Hem. Hij doet veel wonderen en hij preekt zo wonderlijk, heel anders dan de rabbi’s.’
- Jezus en Zijn discipelen zijn in de buurt van Bethsaïda, aan land gegaan. Ze rusten uit op een berg. Maar die rust is van korte duur. In de verte komt een grote groep mensen aan. Jezus wordt met medelijden vervuld. Hij weet wat de mensen nodig hebben en begint opnieuw tot hen te spreken.
- Het wordt later en later; de mensen blijven bij Hem. ‘Filippus, waar moeten we brood kopen voor deze mensen, zodat ze eten kunnen?’ vraagt Jezus. De discipelen denken: ‘Natuurlijk vraagt hij dit aan Filippus. Hij heeft in deze buurt gewoond.’
- Maar Jezus heeft er een bedoeling mee. Hij wil Filippus beproeven. Zou Filippus, wanneer hij voor een onverwacht probleem wordt gesteld, ook weten bij Wie hij de oplossing moet zoeken?
- Filippus verwacht echter helemaal geen wonder, hij antwoordt: ‘Al zouden we voor 200 penningen broden kopen, dan zouden we nog niet genoeg hebben’. Hij zegt eigenlijk: ‘Heere dat kan helemaal niet. We hebben te weinig geld en er zijn veel te veel mensen’. Als iemand de hele dag werkte, verdiende hij één penning. Filippus noemt dus een groot bedrag, iemand moest meer dan een half jaar werken om 200 penningen te verdienen.
- ‘Hier is een jongetje met vijf gerstebroden en twee visjes’, zegt Andreas, ‘maar wat heb je daaraan met zoveel mensen?’ Hij is dan wel met deze jongen bij Jezus gekomen, maar hij weet ook wel dat dat voor zo ontzettend veel mensen veel te weinig is. Dan geeft Jezus een wonderlijk antwoord.
- ‘Laat alle mensen gaan zitten.’ De discipelen verspreiden zich onder de menigte en na een poosje zit iedereen in het gras. Er zitten alleen al 5000 mannen en dan zijn er ook nog de vrouwen en kinderen!
- Iedereen kijkt naar Jezus. Hij slaat zijn ogen naar de hemel en dankt Zijn Vader. Daarna neemt Hij een stuk van het brood en breekt het in stukken. Die geeft Hij aan Zijn discipelen, die ze aan de mensen moeten uitdelen. De mensen zitten met stijgende verbazing te kijken. Want hoe lang Jezus het brood ook breekt, het wordt niet minder! Hij blijft maar doorgaan en de discipelen blijven uitdelen. En zo gaat het ook met die twee visjes. Net zolang tot iedereen genoeg gegeten heeft.
- ‘Haal alles op wat over is, zodat niets verloren gaat’, zegt Jezus tegen Zijn discipelen. De mannen lopen met manden tussen de mensen door. Overal rapen ze stukjes brood en vis op. Als ze alles verzameld hebben en de korven bij elkaar zetten, zijn er twaalf volle korven over!
- ‘Hij is de Messias!’ fluistert iemand. ‘Ja, Hij is de Profeet die komen zou’, zegt een ander. Mozes schreef al dat een Profeet zou komen. De mensen zijn diep onder de indruk van dit wonder. Ze willen Jezus koning maken, maar dan wel koning over Israël. Ze willen een koning die de Romeinen uit hun land verjaagt.
- Jezus weet wat ze denken en voordat ze Hem kunnen dwingen koning te worden, vertrekt Hij. Alleen gaat Hij de berg op.
Slotzin
Ja, Hij is de Messias, dat heeft Hij met dit wonder laten zien, maar Hij is gekomen om Zijn Koninkrijk in de hemelen te vestigen. Hij is gekomen om zondaren zalig te maken en Koning in hun leven te zijn. Koning wil Hij ook zijn in jouw leven.
Gesprek
- Wat kun je er van leren dat de Heere Jezus dankte voor het brood? En van het feit dat de discipelen alle resten verzamelden?
- Verderop in dit hoofdstuk noemt Jezus Zich ‘het Brood des levens’. Wat betekent dat? Wat wil Jezus met dit wonder zeggen?
- Waar kun je nog meer ‘honger’ naar hebben behalve naar voedsel? Wie kan die honger verzadigen? Hoe?
Samenvatting
Als Jezus, nadat Hij gehoord heeft dat Herodes Johannes heeft laten doden, naar een eenzame plaats gaat om te rusten, volgt een menigte Hem. De discipelen zeggen dat ze te weinig geld hebben om eten voor de mensen te kopen. Een jongen geeft echter het weinige voedsel dat hij heeft. Jezus dankt hiervoor en laat de discipelen het brood en de vis uitdelen aan de mensen die in groepen in het gras zitten. Als iedereen voldoende gegeten heeft, blijft er nog over.
Vragen
- Welke namen ken je voor het Meer van Galilea?
- Waarom volgen de mensen de Heere Jezus?
- Waarom vraagt Hij Filippus eten te kopen?
- Wat vind je van het antwoord dat Filippus geeft?
- Wat willen de mensen doen na dit wonder en hoe reageert Jezus?