Deze vertelschets gaat over Mattheüs 26:6-16 en hoort bij les C2.35 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Mattheüs 26:6-16
Context
We bevinden ons in de laatste week van de omwandeling van de Heere Jezus op aarde. Jezus is in Bethanië in het huis van Simon de melaatse. In Jeruzalem vergaderen de overpriesters en Schriftgeleerden hoe zij Jezus kunnen doden. Ze zijn het erover eens dat het niet tijdens het Pascha moet gebeuren. Er zijn dan veel pelgrims in de stad en dit zou gemakkelijk oproer kunnen veroorzaken.
Kerntekst
Mattheüs 26:12
Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding van Mijn begrafenis.
Doelstellingen
- De kinderen horen van de grote liefde van Maria voor de Heere Jezus.
- Ze beseffen dat de Heere Jezus zal sterven en weten wat de zalving betekent.
- Ze begrijpen dat Judas huichelt.
Zingen
Psalm 23:3; 133; 139:1 en 14
ZB - Er komen stromen van zegen / Heer’, God, U loven wij / Voor Uw liefde, Heer’ Jezus
Geloofsleer
- HC vraag 91 Goede werken
- HC vraag 103 Het vierde gebod
- HC vraag 110 Het achtste gebod
- NGB art. 13 De voorzienigheid
- NGB art. 24 Heiligmaking en goede werken
Introductie
‘Vroem, vroem!’ Marc rijdt met zijn kraanwagen door de kamer. Zo, nou de bocht nog om en dan kan hij parkeren. Ineens hoort hij een geluidje. Hij kijkt naar de bank. Daar zit mama met een verdrietig gezicht. Hij weet wel waarom dat is: oma is heel erg ziek. Hij hoopt maar dat ze snel beter wordt, dan is mama niet meer verdrietig. Ineens kijkt hij naar het doosje rozijntjes dat hij vanmorgen kreeg. Zal hij …? Ja! Hij staat op en loopt naar mama toe. ‘Hier mama, die mag u allemaal hebben.’
Beginzin
‘Wil jij deze schaal even binnen brengen?’ Een van de meisjes geeft een schaal vol eten aan Martha. Ze pakt hem met allebei haar handen aan en loopt de grote zaal in.
Vertelschets
- Kijk eens hoeveel mensen er zijn. Ze vindt het fijn, ze is altijd blij als de Heere Jezus met Zijn discipelen er is.
- In de zaal staan lage tafels. Op de tafels staan schalen met eten en kannen met drinken. Langs de tafels staan banken, waarop de mannen liggen. Ze praten met elkaar en eten wat. Af en toe nemen ze een slok drinken.
- De Heere Jezus weet dat het de laatste keer is dat Hij hier zal eten. Nog maar een paar dagen, dan zullen de soldaten komen en Hem gevangen nemen.
- Hij weet dat de overpriesters bij elkaar zijn gekomen. Ze zullen afspreken om de Heere Jezus gevangen te nemen. Ze willen dat Hij sterft.
- Hij kijkt de tafel rond: daar zijn alle discipelen. Over een paar dagen zal Hij van hen weggaan.
- Niemand let op als de deur weer opengaat. Telkens komt er iemand binnen om nog wat op tafel te zetten. Er wordt goed voor hen gezorgd.
- Maar deze vrouw zet niks op tafel. Ze loopt naar de plaats waar de Heere Jezus op de lage bank ligt. Als ze bij Hem staat, pakt ze een klein flesje in haar handen. Voorzichtig houdt ze het prachtige lichtgele flesje vast. Het is doorzichtig, er zit olie in.
- Met allebei haar handen pakt Maria dan de hals van het flesje en breekt die af. ‘Oh’, zegt iemand geschrokken. Maria houdt het flesje scheef en schenkt het leeg over het hoofd van de Heere Jezus. Het begint heerlijk te ruiken in de zaal.
- Eerst is het even stil, maar kijk eens naar Judas: hij is woedend. ‘Wat is dit? Waarom hebt u dat gedaan! U weet toch wel hoe duur zo’n flesje is! Waarom hebt u het niet verkocht? Dan had u er veel geld voor gekregen en dat geld had u dan mooi aan arme mensen kunnen geven.’
- ‘Ja’, zeggen de andere discipelen, ‘arme mensen zouden het goed kunnen gebruiken!’ Ze praten nu allemaal door elkaar heen. Ze zijn verontwaardigd.
- Maria durft niets meer te zeggen. Ze is erg geschrokken van de discipelen. Ze bedoelde het zo goed. Ze houdt zo ontzettend veel van de Heere Jezus en dat wilde ze laten zien.
- Als je veel van iemand houdt, wil je toch goed voor hem zorgen?
- ‘Waarom doen jullie zo boos tegen haar?’ vraagt de Heere Jezus. ‘Het is goed, wat ze heeft gedaan.’ Verbaasd kijken de discipelen Hem aan. Goed? Maar Jezus praat al door: ‘Jazeker! Arme mensen zullen jullie altijd tegenkomen. Morgen en volgende week en volgend jaar. Dan kun je voor hen zorgen.’
- Als wij arme mensen tegenkomen, mogen we ook voor hen zorgen.
- ‘Maar Ik ben er niet altijd. Ik zal jullie al heel snel verlaten. Dan zal ik sterven.’
- De Heere Jezus weet hoeveel Maria van Hem houdt. Hij kent haar hart. Daarom zegt Hij dat de discipelen niet boos op haar mogen zijn. Hij zegt er nog wat bij: ‘Als later overal op de wereld uit de Bijbel wordt verteld, zullen de mensen over Maria horen.’ Dan zullen ze weten hoeveel zij van de Heere Jezus heeft gehouden.
- Maar Judas is woedend. Hij vindt het weggegooid geld, hij had het liever zelf gehad. Nee, hij wil niet meer bij Jezus blijven. Eerst leek het allemaal zo mooi en fijn te zijn. Maar Jezus wordt helemaal geen koning!
- Er komt een plan in zijn hart. Hij kijkt naar de Heere Jezus met een boze blik. Dan draait hij zich om en gaat weg. Ja, dat zal hij doen! Snel loopt hij door Jeruzalem naar de overpriesters. Hij trekt de deur open. Daar zitten ze, ze kijken vragend naar hem. Wat komt die man hier doen? Misschien herkennen ze hem wel: ‘He, dat is een discipel van Jezus!’
- ‘Wat wilt u aan mij geven als ik zorg dat jullie de Heere Jezus gevangen kunnen nemen?’ Met een blij gezicht kijken de overpriesters hem aan. Horen ze dat goed? Wil deze discipel hen helpen?
- Ja, maar is Judas wel een echte discipel?
- ‘We vinden het fijn dat je ons wilt helpen. Als we Hem kunnen vangen, krijg je dertig zilveren geldstukken van ons.’
- Judas gaat weg. Hij is vast van plan om goed op te letten. Als het kan, zal hij zorgen dat de Heere Jezus gevangen genomen wordt.
Slotzin
Dat is wel een groot verschil tussen Maria en Judas. De ene hield zo veel van de Heere Jezus dat ze die hele dure olie aan Hem wilde geven. De ander had zo’n hekel aan Hem gekregen dat hij de Heere Jezus ging verraden. Wat een verschil! Wat zou jij doen?
Gesprek
Waar waren de Heere Jezus en Zijn discipelen? Waarom kwam Maria naar binnen? Wat deed ze? Waarom deed ze dat? Wat doe jij als je arme mensen ziet, of over hen hoort? Waarom waren de discipelen boos op Maria? Was Judas een echte discipel? Wat vind je van Judas?
Samenvatting
Een paar dagen voor het Paasfeest zijn Jezus en Zijn discipelen in Bethanië. Ze eten bij Simon. Er komt een vrouw binnen met een prachtig flesje in haar handen. Er zit heel dure olie in die heerlijk ruikt. Als ze bij Jezus is, breekt ze zomaar het bovenste stuk van de fles af en giet alle olie over het hoofd en de voeten van de Heere Jezus. Dat doet ze, omdat ze weet dat de Heere Jezus gaat sterven. Ze wil Hem op deze manier laten weten hoeveel ze van Hem houdt. Bovendien geeft ze Hem zo al van te voren de eer van de zalving die naar Joods gebruik bij een begrafenis hoort.
Vragen
1. Wie wonen er nog meer in Bethanië?
2. Hoe heet deze vrouw?
3. Wat zeggen de discipelen als de vrouw die dure olie over de Heere Jezus heen giet?
4. Wat vindt de Heere Jezus ervan?
5. Begrijpen de discipelen wat de vrouw doet?