Deze vertelschets gaat over Handelingen 8:26-40 en hoort bij les C1.32 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 8:26-40
Context
Na de steniging van Stefanus en de verstrooiing van de gemeente is Filippus naar Samaria gegaan. Zijn verkondiging draagt vrucht. Dit gaat ten koste van de aanhang van Simon de tovenaar. Deze voelt zich ook aangesproken, gelooft, laat zich dopen, maar het blijkt bij hem om persoonlijk gewin te gaan. Apostelen uit Jeruzalem keren na hun bezoek aan Samaria terug. Filippus is dan nog in de stad.
Kerntekst
Handelingen 8:37 Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.
Doelstellingen
- De kinderen leren dat het goed is zich door God, door de Heilige Geest, te laten leiden.
- Ze beseffen dat het belangrijk is Gods Woord te begrijpen en uitleg te krijgen.
- Ze zien dat het Evangelie in steeds meer landen verkondigd wordt.
Zingen
- Psalm 72:6; 87:3, 4; 134:3
- ZB - Roept uit aan alle stranden / Lam Gods, dat zo onschuldig / Kom tot Mij
Geloofsleer
- HC zondag 11 en 12 - Jezus Christus
- Doopformulier voor volwassenen, voor kinderen
Introductie
Laat een plaat van een boekrol zien en leg uit dat de Joden vroeger zo lazen. In de synagoge werden de boekrollen in een speciale kast bewaard. Misschien kun je van te voren een eenvoudige boekrol maken om de kinderen duidelijk te maken hoe die er uit zag.
Beginzin
‘Filippus, ga weg uit de stad en ga naar de weg die naar Gaza leidt.’
Vertelschets
- Filippus heeft al een heel poosje in de stad Samaria gepreekt. Elke dag heeft hij verteld over de Heere Jezus en veel mensen geloven nu dat de Heere Jezus de Messias is.
- Maar nu de Heere tegen hem zegt, dat hij weg moet gaan, luistert Filippus meteen. De Heere heeft er vast een bedoeling mee.
- Het is hier heel stil. Hier komen bijna geen mensen langs. Rustig loopt Filippus verder, soms rust hij even uit. Wat zal er gaan gebeuren?
- Uit de richting van Jeruzalem komt een wagen. Je ziet zo dat die van een heel rijk iemand is. Hij ziet er prachtig uit. Dat klopt: de man die er in zit, is heel belangrijk. Hij werkt voor de koningin van Ethiopië. Dat land is ver van Jeruzalem.
- Maar toch heeft de man in dat verre land over Jeruzalem gehoord. Hij hoorde dat daar een prachtige tempel staat. Maar hij hoorde nog meer: over de God van Israël. Hij is heel nieuwsgierig geworden. Hij zou zó graag meer over de God van de Joden horen.
- Elke keer weer moest hij er aan denken. En op een dag besloot hij: ‘Ik ga naar Israël, ik ga naar Jeruzalem, ik ga naar de tempel. Ik wil méér weten over God.’
- En zo is hij op reis gegaan. Hij is bij de tempel geweest. Wat een prachtig gebouw. In Jeruzalem heeft hij de Heere aanbeden. Maar toen moest hij weer terug naar huis. Voordat hij vertrok, heeft hij een boekrol gekocht.
- Nu zit hij hardop te lezen. Maar het is wel moeilijk! Het gaat over een schaap en een lam. Maar hij begrijpt wel dat het over iemand, over een man, gaat. Maar wie is dat dan? En wat betekent dit toch?
- Hij kijkt op als hij voetstappen naast de wagen hoort en houdt op met lezen. ‘Begrijpt u wat u zit te lezen?’ vraagt de vreemdeling. De kamerling haalt zijn schouders op. ‘Nee, ik heb iemand nodig die het me uitlegt. Komt u bij me in de wagen? Wilt u me vertellen over wie het gaat?’
- Nu weet Filippus waarom hij van de Heere weg moest gaan uit Samaria. ‘Ga naar deze wagen toe!’ zei de Heilige Geest tegen hem. Hij mag deze man over de Heere Jezus vertellen!
- Mag jij ook weleens iemand over de Heere Jezus vertellen?
- Filippus begint te praten: ‘Weet u over Wie het gaat in die boekrol? Over de Heere Jezus!’ En dan vertelt hij verder. Over de Heere Jezus Die geboren is en die in Israël woonde. Over de Heere Jezus die nog niet zo lang geleden is gekruisigd en opgestaan. Over de Heere Jezus Die niets terug zei tegen Kajafas en tegen Pilatus toen ze Hem beschuldigden. Weet u over Wie het gaat in die boekrol? Over de Heere Jezus!’
- ‘Ik wil graag gedoopt worden! Mag dat?’ vraagt de kamerling. Hij wijst naar het water waar ze voorbij komen.
- ‘Als u met heel uw hart gelooft, mag u gedoopt worden’, zegt Filippus. ‘Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is’, antwoordt de kamerling.
- Geloof jij dat ook?
- De kamerling laat de wagen stoppen en samen stappen ze uit. Ze gaan het water in en Filippus doopt de kamerling. Wat is de man blij! Hij gelooft dat zijn zonden vergeven zijn, hij hoort bij de Heere. Hij heeft Hem lief.
Slotzin
De Heilige Geest neemt Filippus weg van de kamerling. Maar die vindt het helemaal niet erg: hij heeft immers de Heere die dicht bij hem is. En allebei de mannen hebben de Heere lief. En jij?
Gesprek
Waar was Filippus eerst? Waarom moest hij daar weggaan? Waarom kwam de kamerling naar Jeruzalem? Wat kocht hij daar? Over Wie ging het in die boekrol? Waarom is het belangrijk om dat te weten? Wie legt aan jou de woorden van de Heere uit?
Samenvatting
Filippus krijgt van een engel van de Heere te horen dat hij op weg moet. Hij komt een Ethiopiër tegen, die in het boek Jesaja leest. Filippus vraagt hem of hij begrijpt wat hij leest. De kamerling nodigt Filippus uit in zijn wagen en vraagt hem over wie er wordt geschreven. Filippus legt de Schrift uit en verkondigt hem Jezus. Als ze op een plek komen waar water is, vraagt de kamerling of hij gedoopt mag worden. Dit mag als hij met heel zijn hart gelooft. De kamerling belijdt dit. Na de doop wordt Filippus door de Heilige Geest weggenomen en reist de kamerling blij verder.
Vragen
- Wie wordt er door de engel van de Heere geroepen?
- Wat moet hij doen?
- Wie komt hij tegen?
- Wat leest hij?
- Over wie mag Filippus vertellen? Vertel jij er ook wel eens over tegen je vrienden?